In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de CAK Afdeling Bezwaar & Beroep. Eiser had een verzoek ingediend om toekenning van een dwangsom, welke door verweerder op 22 mei 2019 werd afgewezen. Eiser stelde dat het bestreden besluit, dat het bezwaar tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek om uitstel van betaling niet-ontvankelijk verklaarde, onterecht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet bevoegd was om te beslissen op het bezwaar, omdat er al beroep was ingesteld bij de rechtbank over het niet tijdig beslissen op het verzoek om uitstel van betaling. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestellingen van eiser geen doel troffen, omdat er al op zijn bezwaren was beslist. Eiser voerde aan dat hij ten onrechte niet was gehoord, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder de hoorplicht niet had geschonden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.