Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 oktober 2020, genummerd PL0900-2020328148-15, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [aangever] , inclusief fotobijlage, doorgenummerde pagina’s 43 en 44;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN MAATREGEL
Om diezelfde reden zal de rechtbank de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van die maatregel.
9.BENADEELDE PARTIJ
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde] heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze niet ontvankelijk moet worden verklaard. De schade aan de auto is door de diefstal veroorzaakt en niet door de heling.
De raadsvrouw heeft daarnaast verzocht [verbalisant 1] en [verbalisant 2] niet ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, dan wel deze sterk te matigen. Het in stand houden van het systeem, dat er door de politie standaard verzoeken tot schadevergoeding worden gedaan, is onwenselijk.
10.VORDERING TENUITVOERLEGGING 16/018456-19
11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
12.BESLISSING
Bewezenverklaring
Strafbaarheid
Oplegging maatregel
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
- wijst de vordering van [aangever] toe tot een bedrag van € 2.500,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [aangever] ten aanzien van de materiële schade voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- wijst de vordering van [aangever] voor wat betreft de immateriële schade af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 100,00;
- verklaart [aangever] ten aanzien van de proceskosten voor het overig deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever] aan de Staat € 2.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of (een van) zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 1.574,72, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering van [benadeelde] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 1.574,72 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of (een van) zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- wijst de vordering van [verbalisant 1] toe tot een bedrag van € 100,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2020 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [verbalisant 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 1] aan de Staat € 100,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 2 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- wijst de vordering van [verbalisant 2] toe tot een bedrag van € 75,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2020 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 2] aan de Staat € 75,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als