ECLI:NL:RBMNE:2020:5622

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
UTR - 19 _ 4606
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van geheimhouding van vaststellingsovereenkomst tussen KNSF en gemeente Gooise Meren

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de geheimhouding van delen van een vaststellingsovereenkomst tussen KNSF Vastgoed II B.V. en de gemeente Gooise Meren. De zaak is ontstaan naar aanleiding van een verzoek van RTV Noord-Holland om openbaarmaking van geheime delen van deze overeenkomst, die betrekking heeft op de ontwikkeling van het gebied ‘De Krijgsman’. De gemeenteraad had eerder besloten om geheimhouding op te leggen op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), omdat er sprake zou zijn van vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens en economische belangen. Eiser, KNSF, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de gemeenteraad om de geheimhouding te handhaven, maar de rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang had bij zijn beroep, aangezien hij het eens was met de uitkomst van het bestreden besluit. De rechtbank verklaarde het beroep dan ook niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt de noodzaak van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de rol van geheimhouding in de context van openbaarmaking van informatie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4606

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2020 in de zaak tussen

KNSF Vastgoed II B.V., te Muiden,
Koninklijke Nederlandsche Springstoffenfabrieken N.V., te Muiden,
Exploitatiemaatschappij de Krijgsman C.V., te Muiden,
gezamenlijk te noemen KNSF, eiser,
(gemachtigde: mr. P.R. Dijkink),
en
de gemeenteraad van de gemeente Gooise Meren, verweerder
(gemachtigde: mr. A.A. Kleinhout).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
RTV Noord-Holland, te Amsterdam, gemachtigde: mr. M.I. Robichon-Lindenkamp.

Procesverloop

Bij besluit van 10 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van derde-partij RTV Noord-Holland op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om openbaarmaking van de geheime delen van de vaststellingsovereenkomst tussen verweerder en KNSF onder verwijzing naar artikel 25 van de Gemeentewet afgewezen.
Bij besluit van 18 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van RTV Noord-Holland, met aanpassing van de juridische grondslag van het besluit, ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. RTV Noord-Holland heeft ook tegen
het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep staat geregistreerd onder zaaknummer
UTR 19/4840.
Eiser, verweerder en de derde-partij hebben allen nog een schriftelijke reactie ingediend.
Op verzoek van de partijen heeft er geen zitting plaatsgevonden en heeft de rechtbank het onderzoek op 2 december 2020 gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Deze zaak gaat over een verzoek tot opheffing van de geheimhouding van delen van de vaststellingsovereenkomst tussen KNSF en de gemeente Gooise Meren (voormalig gemeente Muiden).
Deze vaststellingsovereenkomst is op 7 maart 2014 opgemaakt als gevolg van een geschil tussen de gemeente en KNSF omdat de gemeente bepaalde afspraken jegens het KNSF niet was nagekomen. Dit laatste is ook vastgesteld in een civiele procedure bij de rechtbank Amsterdam. [1] De afspraken hadden betrekking op de ontwikkeling van het gebied ‘De Krijgsman’, en gingen onder meer over de ontmanteling van de op dat gebied aanwezige springstoffenfabriek en over het realiseren van een planologisch regime voor woningbouw op dat gebied. Naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank Amsterdam hebben er tussen de gemeente en KNSF schikkingsonderhandelingen plaatsgevonden. Het resultaat hiervan is vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst. In deze overeenkomst hebben de gemeente en KNSF jegens elkaar verplichtingen op zich genomen. Op 6 februari 2014 heeft de gemeenteraad van de gemeente Muiden naar aanleiding van het voorstel van het college van burgemeester en wethouders (het college) voor delen van de vaststellingsovereenkomst geheimhouding opgelegd op grond van artikel 25, derde lid, van de Gemeentewet. Op 10 februari 2016 heeft de gemeenteraad van de gemeente Gooise Meren (de opvolger van gemeente Muiden) dit besluit bekrachtigd.
Op 3 april 2015 heeft RTV Noord-Holland een verzoek gedaan op basis van de Wob. Zij heeft hierbij onder andere verzocht om openbaarmaking van de geheime delen van de vaststellingsovereenkomst. Het college heeft het verzoek op dit onderdeel op 13 juni 2015 afgewezen. Uiteindelijk heeft dit afwijzende besluit geleid tot een beroep bij de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de rechtbank Midden-Nederland meerdere uitspraken heeft gedaan. In haar tussenuitspraak van 3 juli 2018 heeft de rechtbank geoordeeld dat het Wob-verzoek ten onrechte niet mede is opgevat als een verzoek om opheffing van de geheimhouding. [2] Naar aanleiding van deze tussenuitspraak heeft het college op 18 september 2018 aan de gemeenteraad voorgesteld het verzoek om opheffing van de geheimhouding af te wijzen. Op 10 oktober 2018 heeft de gemeenteraad conform dat voorstel besloten. RTV Noord-Holland is hiertegen in bezwaar gegaan. Op 18 september 2019 heeft de gemeenteraad dit bezwaar ongegrond verklaard.
Standpunt van verweerder
2. Het eerdere besluit tot geheimhouding van 6 februari 2014 heeft de gemeenteraad genomen omdat sprake zou zijn van bedrijfs- en fabricagegegevens die door rechtspersonen vertrouwelijk aan de gemeente waren medegedeeld (artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob), economische of financiële belangen van de gemeente (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob) en onevenredige benadeling van bij de aangelegenheid betrokken rechtspersonen als de gegevens openbaar zouden zijn (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob).
Voordat het primaire besluit op het verzoek om opheffing van de geheimhouding is genomen heeft de gemeenteraad KNSF verzocht om toestemming om de vertrouwelijkheid op te heffen. KNSF heeft aangegeven hier geen medewerking aan te verlenen. Op basis daarvan en de eerder gemaakte afspraken over geheimhouding in de vaststellingsovereenkomst, heeft de gemeenteraad geen aanleiding gezien de geheimhouding op te heffen. Vervolgens is RTV Noord-Holland hiertegen in bezwaar gegaan en heeft er in deze bezwaarprocedure een hoorzitting plaatsgevonden. In deze hoorzitting hebben KNSF en de gemeenteraad het standpunt ingenomen dat de drie weigeringsgronden die bij de oplegging van geheimhouding zijn genoemd het niet opheffen van de geheimhouding nog steeds rechtvaardigen. De commissie voor de bezwaarschriften van de gemeente heeft in het advies gesteld dat geheimhouding van de stukken gerechtvaardigd is, maar slechts op de grond dat onevenredige benadeling van KNSF moet worden voorkomen. De andere weigeringsgronden zijn volgens de commissie niet van toepassing. De gemeenteraad heeft in het bestreden besluit conform dit advies besloten. Wel heeft de gemeenteraad hierbij opgemerkt dat de motivering van de juridische grondslag van het besluit wordt aangepast, omdat de gemeenteraad wel vindt dat ook de financiële en economische belangen van de gemeente en bedrijfs- en fabricagegegevens van KNSF in het geding (kunnen) zijn.
Oordeel van de rechtbank
3. Eiser vindt dat de geheimhouding niet moet worden opgeheven, en is het dan ook eens met de uitkomst van het bestreden besluit. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of eiser wel procesbelang heeft bij zijn beroep.
4. Eiser heeft hierover naar voren gebracht dat hij zich wel kan vinden in het bestreden besluit, voor zover dat strekt tot handhaving van de geheimhouding op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob (onevenredige benadeling), maar dat de geheimhouding ook dient te worden gebaseerd op artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob (bedrijfs- en fabricagegegevens). Eiser leidt uit het feit dat verweerder het advies heeft overgenomen af dat deze laatste weigeringsgrond niet aan het besluit ten grondslag ligt. Eiser stelt dus alleen tegen dat deel van het besluit beroep in. Beroep instellen was nodig voor het geval dat RTV Noord-Holland ook beroep zou instellen tegen het bestreden besluit. Indien het beroep van RTV Noord-Holland immers wordt gehonoreerd, dan heeft de KNSF nog belang bij een inhoudelijk oordeel over de vraag of deze andere weigeringsgrond in de weg staat aan opheffing van de geheimhouding.
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij zijn beroep. Eiser kan zich immers vinden in de uitkomst van het bestreden besluit, namelijk de handhaving van de geheimhouding van delen van de vaststellingsovereenkomst. Het beroep kan geen redelijk doel dienen, omdat bij een geslaagd beroep de uitkomst hetzelfde zal zijn. De omstandigheid dat RTV Noord-Holland beroep kan instellen tegen het bestreden besluit wat bij een gegrond beroep gevolgen heeft voor eiser, maakt niet dat er wel procesbelang is. Eiser kan immers als derde-partij deelnemen aan deze procedure van RTV Noord-Holland en kan daar zijn argumenten over deze weigeringsgrond naar voren brengen.
6. Omdat eiser geen procesbelang heeft bij het beroep, zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 11 augustus 2010 (ECLI:NL:RBAMS:2010BO1740).
2.Rechtbank Midden-Nederland 3 juli 2018 (ECLI:NL:RBMNE:2018:3100).