ECLI:NL:RBMNE:2018:3100

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
UTR 16/2278-T2 en UTR 16/5898-T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake openbaarmaking documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) met betrekking tot de Vaststellingsovereenkomst en geheimhouding

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 3 juli 2018, wordt de openbaarmaking van documenten op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) behandeld. De zaak betreft een verzoek van Stichting RTV NH en KNSF Vastgoed II B.V. om openbaarmaking van informatie over de ontwikkeling van het gebied De Krijgsman in de voormalige gemeente Muiden. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren heeft in eerdere besluiten documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt, maar ook een groot aantal documenten geweigerd op grond van geheimhouding volgens de Gemeentewet. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geconstateerd dat de weigering om documenten openbaar te maken onvoldoende gemotiveerd was. In deze uitspraak wordt de rechtbank geconfronteerd met de vraag of de geheimhouding rechtsgeldig is opgelegd en of de weigering om documenten openbaar te maken op de juiste gronden is gebaseerd. De rechtbank oordeelt dat de geheimhouding op de geheime delen van de Vaststellingsovereenkomst en de bijlagen op correcte wijze is opgelegd. De rechtbank stelt vast dat de geheimhouding is bekrachtigd in de eerstvolgende raadsvergadering en dat er geen reden is om te twijfelen aan de mededeling van verweerder dat de documenten voor 10 januari 2014 nog niet afgerond waren. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om de geconstateerde gebreken in de motivering van de weigering te herstellen en de documenten opnieuw te beoordelen. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 16/2278-T2 en UTR 16/5898-T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2018 in de zaken tussen

Stichting RTV NH, te Amsterdam, eiseres 1

(gemachtigde: mr. M.I. Robichon-Lindenkamp),

KNSF Vastgoed II B.V., te Muiden, eiseres 2

(gemachtigde: M.S. Wieringa),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, verweerder
(gemachtigde: mr. A.A. Kleinhout en A. Zeegers).

Procesverloop

Bij besluit van 23 juni 2015 (het primaire besluit) heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Muiden (één van de rechtsvoorgangers van verweerder) het verzoek van eiseres 1 om openbaarmaking van informatie in documenten over de ontwikkeling van het gebied De Krijgsman in de voormalige gemeente Muiden op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedeeltelijk toegewezen en gedeeltelijk afgewezen.
Bij besluit van 23 maart 2016 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het primaire besluit herroepen en het bezwaar van eisers 1 ongegrond verklaard.
Eisers 1 hebben tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld (zaaknummer UTR 16/2278).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2017. Eisers 1 zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Bij tussenuitspraak van 13 oktober 2016 heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld het in het bestreden besluit 1 geconstateerde gebrek te herstellen.
Met het besluit van 20 december 2016 (het bestreden besluit 2), onder intrekking van het bestreden besluit 1, heeft verweerder een nieuw besluit genomen op het bezwaar van eiseres 1, het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en besloten tot gedeeltelijke openbaarmaking van documenten waar om is verzocht.
Eiseres 2 heeft tegen het bestreden besluit 2 beroep ingesteld (zaaknummer UTR 16/5898).
Eiseres 1 en eiseres 2 (eiseressen) hebben een zienswijze ingediend.
Op 12 mei 2017 heeft een tweede onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Eiseres 1 is verschenen, vertegenwoordigd door [A] , bijgestaan door de gemachtigde. Eiseres 2 heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Op de zitting hebben partijen een aantal afspraken gemaakt die door de rechtbank zijn vastgelegd in een verkort proces-verbaal. Zo hebben partijen onder meer de rechtbank toestemming gegeven om kennis te nemen van de door verweerder met toepassing van artikel 8:29 van de algemene wet bestuursrecht (Awb) aan de rechtbank toegezonden stukken. Vervolgens heeft de rechtbank ter zitting het onderzoek geschorst.
Op 26 mei 2017 heeft verweerder een aanvullend standpunt over de besluitvorming, een inventarislijst met weigeringsgronden en de overeengekomen afspraak over welke documenten voorwerp van geschil zijn, aan de rechtbank doen toekomen.
Bij brief van 13 juni 2017 heeft eiseres 1 een reactie gegeven op de door verweerder aan de rechtbank toegezonden brief en de nadere stukken van 26 mei 2017.
Bij besluit van 12 juli 2017 (het bestreden besluit 3) heeft verweerder het Wob-verzoek van eiseres 1 opnieuw beoordeeld en zijn eerdere besluitvorming gewijzigd.
Met de brief van 14 juli 2017 heeft verweerder de rechtbank met een beroep op artikel 8:29 van de Awb de onderliggende stukken van het bestreden besluit 3 toegestuurd.
Partijen hebben de rechtbank toestemming verleend kennis te nemen van de stukken die verweerder met een beroep op artikel 8:29 van de Awb aan de rechtbank heeft toegestuurd.
De rechtbank heeft vervolgens, met toestemming van partijen, het onderzoek gesloten. Partijen hebben tevens toestemming gegeven dat de uitspraak door een andere rechter zal worden gedaan dan de rechter die het onderzoek ter zitting heeft geleid.

Overwegingen

Algemeen
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. [1]
2. De rechtbank overweegt ambtshalve dat wat eiseres 1 betreft het door haar ingestelde beroep, dat zich richt tegen het bestreden besluit 1, op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking heeft op het bestreden besluit 2 en het bestreden besluit 3, aangezien eiseres 1 daar voldoende belang bij heeft. De rechtbank stelt vast dat verweerder het bestreden besluit 1 heeft ingetrokken. Gelet hierop heeft eiseres geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit 1. Het beroep van eiseres 1 voor zover gericht tegen het bestreden besluit 1 ligt voor niet-ontvankelijkverklaring gereed.
Wat eiseres 2 betreft geldt dat het door haar ingestelde beroep, dat zich richt tegen het bestreden besluit 2, ook van rechtswege mede betrekking heeft op het bestreden besluit 3.
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat zij niet in staat is te beoordelen of het bestreden besluit 1 op enige feitelijke grondslag berust, aangezien verweerder heeft geweigerd de onderliggende stukken van het Wob-verzoek aan de rechtbank te sturen. De rechtbank is daarom tot de conclusie gekomen dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke grondslag berust. De rechtbank heeft aanleiding gezien verweerder in de gelegenheid te stellen het geconstateerde gebrek te herstellen door het bestreden besluit 1 alsnog van een deugdelijke grondslag te voorzien. Verweerder kan dit bewerkstelligen door in ieder geval te voldoen aan de verplichting van artikel 8:42, eerste lid, van de Awb en, indien verweerder van mening is dat er gewichtige redenen zijn, de procedure van artikel 8:29 van de Awb te doorlopen. Zo nodig kan verweerder tevens een aanvullende motivering op het bestreden besluit geven.
4. Verweerder heeft inmiddels voldaan aan de verplichting van artikel 8:42 van de Awb. Verweerder heeft immers tezamen met het bestreden besluit 2 de onderliggende stukken van het Wob-verzoek aan de rechtbank gestuurd. Daarmee is de rechtbank in zoverre in staat te beoordelen of het bestreden besluit 2 en het bestreden besluit 3 op een deugdelijke grondslag berust. De rechtbank komt daarom toe aan de verdere inhoudelijke beoordeling van die besluiten aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden.

Geheimhouding op grond van de Gemeentewet

5. Eiseres 1 voert aan dat verweerder openbaarmaking van de niet-openbare delen van de Vaststellingsovereenkomst (hierna ook: VOK) en de bijlagen van de Vaststellingsovereenkomst ten onrechte heeft geweigerd omdat sprake zou zijn van geheimhouding op grond van de Gemeentewet. Eiseres 1 verwijst in dit verband naar artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet op grond waarvan geldt dat de geheimhouding alleen geldt voor de stukken, die aan de gemeenteraad zijn overgelegd en ten aanzien waarvan de geheimhouding is opgelegd. Er ontbreekt echter een geheimhoudingsbesluit op grond van artikel 55 van de Gemeentewet. Vervolgens moet de geheimhouding in de eerstvolgende raadsvergadering rechtsgeldig worden bekrachtigd. Volgens eiseres 1 heeft het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Muiden echter geen geheimhouding opgelegd, althans is dat besluit niet beschikbaar. Voor zover eiseres 1 kan nagaan is al op 8 januari 2014 informatie over de inhoud van de Vaststellingsovereenkomst met de raad gedeeld, terwijl er op dat moment geen geheimhoudingsbesluit was. Ook zijn er naar de inschatting van eiseres 1 al voor die datum documenten gedeeld waarvoor evenmin geheimhouding gold. Voor zover er wel een geheimhoudingsbesluit zou zijn geweest gedateerd 10 januari 2014, dan is de geheimhouding volgens eiseres 1 niet rechtsgeldig tot stand gekomen. Eiseres 1 verwijst in dit kader naar de uitspraak van deze rechtbank van 15 augustus 2016. [2] Zo is het geheimhoudingsbesluit van 10 januari 2014 niet in de eerstvolgende raadsvergadering bekrachtigd. Dat 6 februari 2014, zoals verweerder stelt, de eerstvolgende raadsvergadering was vindt eiseres 1 niet aannemelijk. Het is onwaarschijnlijk dat er geen raadsvergadering heeft plaatsgevonden in januari, gelet ook op het feit dat er in januari op verschillende momenten stukken zijn gedeeld. Het besluit van 6 februari 2014 kan daarom niet als het noodzakelijke bekrachtigingsbesluit worden aangemerkt. Verder merkt eiseres 1 op dat het besluit van 6 februari 2014 niet met het noodzakelijke aantal aanwezige leden, namelijk de helft, is genomen. Dat de gemeente Gooise Meren vervolgens de geheimhouding heeft bekrachtigd volgt eiseres 1 evenmin. Het betreffende raadsbesluit van 10 februari 2016 is niet ondertekend en lijkt volgens eiseres 1 slechts een concept. Tot slot merkt eiseres 1 op dat grote delen van de Vaststellingsovereenkomst al openbaar zijn gemaakt, waaruit volgens haar kan worden afgeleid dat de geheimhouding kennelijk is opgeheven.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er wel degelijk rechtsgeldig geheimhouding is opgelegd op delen van de Vaststellingsovereenkomst en de bijbehorende bijlagen en dat die geheimhouding niet is opgeheven. Een apart geheimhoudingsbesluit op grond van artikel 55 van de Gemeentewet was hier niet aan de orde. Verweerder verwijst daarvoor naar de in beroep overgelegde besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Muiden van 10 en 17 januari 2014 en het bekrachtigingsbesluit van de raad 6 februari 2014. Verder verwijst verweerder naar het bekrachtigingsbesluit van de raad van de gemeente Gooise Meren van 10 februari 2016, waarvan verweerder een ondertekend exemplaar heeft overgelegd. Over de stelling van eiseres 1 dat er voor 10 januari 2014 documenten zijn gedeeld merkt verweerder op dat er op 8 januari 2014 een informele besloten informatieavond voor raads- en commissieleden heeft plaatsgevonden. Voor zover verweerder heeft kunnen nagaan zijn er van die informele bijeenkomst geen notulen of andere verslagen en zijn er geen documenten gedeeld. De Vaststellingsovereenkomst was op dat moment bovendien nog niet gereed.
7. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat de geheimhouding van de geheime delen van de Vaststellingsovereenkomst en de bijlagen op correcte wijze heeft plaatsgevonden. Uit de door verweerder overgelegde stukken blijkt, anders dan eiseres 1 stelt, dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Muiden in haar vergadering van 10 januari 2014 een besluit in de zin van artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet heeft genomen, namelijk een besluit tot oplegging van geheimhouding over de inhoud van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. Vervolgens heeft de in het derde lid van dat artikel voorgeschreven bekrachtiging plaatsgevonden in de eerstvolgende vergadering, namelijk de vergadering van 6 februari 2014. Aangezien daarbij de voltallige raad aanwezig was is eiseres 1 niet te volgen in haar betoog dat niet wordt voldaan aan het vereiste aantal aanwezige leden. De rechtbank ziet verder geen aanknopingspunten voor de stelling van eiseres 1 dat de vergadering van 6 februari 2014 niet de eerstvolgende vergadering betrof. Dat eiseres 1 het onwaarschijnlijk vindt dat die vergadering de eerstvolgende was, vindt de rechtbank onvoldoende concreet om aan de mededeling van verweerder hierover te twijfelen. Verder zijn er evenmin aanknopingspunten voor de conclusie dat de geheime delen van de Vaststellingsovereenkomst en de bijbehorende bijlagen al voor 10 januari 2014, zonder oplegging en bekrachtiging van geheimhouding, door het college met de raad of leden van de raad is gedeeld. Ook op dit punt ziet de rechtbank onvoldoende grond om te twijfelen aan de mededeling van verweerder dat de betreffende documenten voor 10 januari 2014 nog niet afgerond waren en dat op 8 januari 2014 slechts een informatieavond heeft plaatsgevonden waar deze documenten niet zijn gedeeld. Wat de bekrachtiging door de gemeente Gooise Meren betreft merkt de rechtbank op dat zij al op grond van rechtsopvolging gebonden was aan de oplegging van de geheimhouding. De rechtbank ziet verder geen reden om te concluderen dat het bekrachtigingsbesluit, een zelfstandig besluit in de zin van artikel 25, derde lid, van de Gemeentewet, onrechtmatig is. Overigens was een besluit van het college op grond van artikel 55 van de Gemeentewet in dit geval niet noodzakelijk, omdat de geheimhouding in dit geval voortvloeit uit artikel 25 van de Gemeentewet. Tot slot doet openbaarmaking van delen van de Vaststellingsovereenkomst, anders dan eiseres 1 meent, niet af aan de geheimhouding die is opgelegd op de andere delen van de Vaststellingsovereenkomst. De rechtbank volgt eiseres 1 verder niet in haar betoog dat een groot deel van de documenten is geweigerd onder verwijzing naar de geheimhouding op grond van de Gemeentewet. Verweerder heeft immers wat de geheimhouding op grond van de Gemeentewet betreft slechts verwezen naar delen van de Vaststellingsovereenkomst en de bijlagen.
8. Eiseres 1 voert verder aan dat voor zover er geheimhouding op delen van de Vaststellingsovereenkomst en de bijlagen is opgelegd op grond van de Gemeentewet, verweerder het Wob-verzoek ten onrechte niet heeft opgevat als een verzoek tot opheffing van die geheimhouding. Eiseres 1 verwijst in dit verband naar de uitspraak van de ABRvS van 23 november 2016. [3]
9. De rechtbank volgt eiseres 1 in haar betoog dat verweerder haar Wob-verzoek ten onrechte niet heeft opgevat als verzoek om opheffing van de geheimhouding die op grond van de Gemeentewet is opgelegd wat de geheime delen van de Vaststellingsovereenkomst en de bijlagen betreft. Eiseres 1 heeft in dit verband terecht verwezen naar de uitspraak van de ABRvS van 23 november 2016. Dat verweerder evenmin aanleiding ziet de stukken op grond van de Wob openbaar te maken staat de zelfstandige beoordeling om opheffing van de geheimhouding die op grond van de Gemeentewet is opgelegd niet in de weg.
10. Gezien het voorgaande is het beroep van eiseres 1 tegen het bestreden besluit 2 en het bestreden besluit 3 gegrond. Het bestreden besluit 2 en het bestreden besluit 3 dienen in zoverre te worden vernietigd. Verweerder zal het verzoek om opheffing van de geheimhouding die rust op delen van de Vaststellingsovereenkomst en de bijlagen in behandeling moeten nemen en zo nodig ter beoordeling moeten doorsturen aan de raad.
De openbaarmaking van documenten en de weigering documenten openbaar te maken op grond van de Wob
11. Eiseres 1 voert verder aan dat verweerder openbaarmaking van een groot aantal documenten ten onrechte heeft geweigerd onder verwijzing naar de weigeringsgronden in de Wob. Eiseres 1 vindt dat verweerder per document of per passage had moeten motiveren waarom sprake is van een weigeringsgrond en waarom niet kon worden volstaan met het verstrekken van de betreffende documenten in niet tot personen herleidbare vorm. Eiseres 1 bestrijdt verder dat met de openbaarmaking van de gevraagde informatie sprake zou zijn van onevenredige benadeling in de zin van artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob. Ook meent eiseres 1 dat verweerder de documenten die als processtukken zijn gecategoriseerd openbaar dient te maken. De procedures worden niet onder geheimhouding gevoerd en de processtukken worden daarom ter zitting openbaar behandeld. Daarnaast is het bestemmingsplan inmiddels definitief, zodat er geen sprake meer is van lopende procedures.
12. Eiseres 2 voert aan dat verweerder ten onrechte geconcludeerd heeft dat er informatie openbaar moet worden gemaakt op grond van de Wob. De betreffende documenten zijn bedrijfsgebonden en daaruit valt bedrijfsinformatie op te maken. Verder dient openbaarmaking van financiële bepalingen uit de VOK te worden geweigerd omdat eiseres 2 hierdoor onevenredig financieel zou worden benadeeld.
13. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de weigering documenten openbaar te maken op grond van de Wob afdoende is gemotiveerd. Verweerder verwijst daarvoor naar de met het bestreden besluit 3 overgelegde inventarislijst (de inventarislijst). Volgens verweerder zijn de documenten veelal bestemd voor intern beraad, met daarin persoonlijke beleidsopvattingen vervat (artikel 11 van de Wob). Er is geen sprake van documenten van feitelijke of technische aard. Met betrekking tot de stukken in de map processtukken merkt verweerder op dat deze stukken communicatie bevatten van verweerder met een advocaat waarin opvattingen van zowel de advocaat als de gemeente staan over de juridische positie en strategie. Onder verwijzing naar de uitspraak van de ABRvS van 14 mei 2014 [4] vallen juridische adviezen volgens verweerder onder intern beraad. Daarnaast geldt volgens verweerder dat sprake is van documenten over juridische procedures die nog niet formeel (definitief) zijn afgerond. Het inzage geven in stukken uit procedures kan de financiële en economische belangen van de overheid raken en leiden tot een onevenredige benadeling in de (proces)positie van verweerder. Daartegen weegt het algemeen belang van openbaarmaking niet op, aldus verweerder. Met betrekking tot de map “VOK” en de documenten in de map “Comm intern en KNSF” merkt verweerder dat het gaat om documenten waaruit de geheime delen van de financiële afspraken kunnen worden afgeleid, dan wel anderszins de financiële positie of insteek van de gemeente wordt besproken. Dit raakt daarom het financiële belang van de gemeente, dan wel leidt dit tot onevenredige benadeling indien de stukken openbaar zouden worden gemaakt. Bij een beperkt deel van de stukken is sprake van vertrouwelijkheid vanwege vertrouwelijk medegedeelde bedrijfs- en fabricagegegevens, c.q. onevenredige benadeling. Verweerder verwijst in dit verband naar de map “CV-akte”.
Beoordelingskader
14. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen in geschil is of verweerder al dan niet gehouden is tot openbaarmaking over te gaan op grond van de Wob van de documenten genoemd in de inventarislijsten. Daartoe is van belang of verweerder in voldoende mate heeft gemotiveerd dat er een weigeringsrond van toepassing is op de verschillende documenten.
15. Daarnaast is van belang of verweerder gehouden is van openbaarmaking van documenten af te zien omdat daarin bedrijfs- en fabricagegegevens staan die door eiseres 2 vertrouwelijk aan verweerder zouden zijn medegedeeld. Dit houdt een weigeringsgrond in van artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob. Volgens vaste rechtspraak van de ABRvS dient dit artikelonderdeel naar zijn aard restrictief te worden uitgelegd. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van de ABRvS van 17 juli 2002. [5] Van bedrijfs- en fabricagegegevens is slechts sprake indien en voor zover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden gelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers.
16. De rechtbank heeft ter beoordeling van de toegepaste weigeringsgronden en de beoordeling van de stukken die verweerder openbaar wil maken alle stukken gezien en ter beoordeling een steekproef gedaan
aan de hand van de bij de mappen met geheime stukken geleverde inventarislijsten. De rechtbank merkt daarbij op dat na controle is gebleken dat deze inventarislijsten niet op alle onderdelen identiek zijn aan de (ook aan partijen toegezonden) inventarisatielijsten die verweerder bij brief van 12 juli 2017 heeft overgelegd. De inventarisatielijsten bevatten dezelfde documenten, maar verschillen hier en daar wat de nummering betreft (er is bijvoorbeeld een omgekeerde volgorde aangehouden). De rechtbank gaat er vanuit dat verweerder eiseressen alsnog de correcte – en zo nodig geanonimiseerde – inventarislijsten verschaft, dus de inventarislijsten zoals meegeleverd met de mappen met geheime stukken, zodat voor eiseressen is na te gaan welke documenten de rechtbank in haar steekproef heeft betrokken. De rechtbank heeft een steekproef gedaan omdat het gaat om een zeer groot aantal documenten. Een deel van deze stukken weigert verweerder integraal met toepassing van een weigeringsgrond. Een ander deel wil verweerder integraal openbaar maken. De steekproef die de rechtbank heeft gedaan betreft een aselecte representatieve steekproef waarbij per categorie van documenten ongeveer 10% willekeurig geselecteerde [6] documenten is beoordeeld. Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat er stukken genoemd op de met de mappen geleverde inventarislijsten, dan wel door het ontbreken van een toereikende nummering onvindbaar zijn. De rechtbank heeft de van belang zijnde stukken op de inventarislijsten daarom beoordeeld per map aan de hand van de door verweerder aangeleverde beveiligde USB-stick.
17. In het hierna volgende gaat de rechtbank per map in op de door verweerder openbaar te maken documenten en de documenten waarvan verweerder openbaarmaking met toepassing van een weigeringsgrond heeft geweigerd. In zijn algemeenheid merkt de rechtbank daarover op dat verweerder de documenten integraal geweigerd heeft. Zoals de rechtbank in de tussenuitspraak heeft overwogen zal integrale weigering in beginsel niet houdbaar zijn, tenzij daar een goede motivering voor bestaat. Verweerder heeft die motivering gegeven en die motivering vindt de rechtbank, na het zien van de stukken, veelal houdbaar. Uit de steekproef komt echter ook naar voren dat die motivering niet in alle gevallen houdbaar is. De gevallen die de rechtbank heeft beoordeeld en waarvan de integrale weigering zonder nadere motivering niet houdbaar is heeft de rechtbank ook in onderstaande overwegingen benoemd.
De map “Processtukken”
18. De rechtbank heeft van de inventarislijst behorend bij de map “Processtukken” de stukken 1, 8, 21, 23, 37, 51, 62, 75, 84, 91, 115, 127, 138, 150, 167, 177, 194, 200, 203 en 206 beoordeeld. De rechtbank is op basis hiervan van oordeel dat verweerder wat de van belang zijnde documenten in de map “Processtukken” betreft voldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van documenten die opgesteld zijn ten behoeve van intern beraad met daarin persoonlijke beleidsopvattingen opgenomen. Dat verweerder de stukken heeft gecategoriseerd als processtukken betekent nog niet dat sprake is van processtukken van procedures die niet onder geheimhouding zijn gevoerd. De rechtbank heeft geconstateerd dat het veelal gaat om communicatie (e-mailverkeer) tussen verweerder en zijn advocaat. Dergelijke communicatie valt in de regel wel onder de noemer persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad. Verweerder heeft dat ook hier zo mogen categoriseren. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van de ABRvS van 16 augustus 2017. [7]
19. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom openbaarmaking is geweigerd met toepassing van artikel 10, tweede lid, onder b, van de Wob (economische of financiële belangen van de gemeente). De rechtbank heeft namelijk in de steekproef geconstateerd dat deze weigeringsgrond ten onrechte is tegengeworpen, althans onvoldoende is gemotiveerd, ten aanzien van de documenten 23 en 115. Onduidelijk is in hoeverre het financiële belang van de gemeente door openbaarmaking van deze documenten geraakt wordt.
De map “Ander dossier”
20. De rechtbank heeft van de inventarislijst behorend bij de map “Ander dossier” de stukken 1, 10, 20, 30 en 40 beoordeeld. Met betrekking tot document 1 merkt de rechtbank op dat dit document onvindbaar is op de USB-stick. Verder heeft verweerder de openbaarmaking van de document 1 en 40 geweigerd met toepassing van artikel 11 van de Wob, maar tegelijkertijd aangegeven dat deze documenten
nietals vertrouwelijk zijn aan te merken. Aldus is sprake van een tegenstrijdige motivering. Met betrekking tot de documenten 10, 20 en 30 is de rechtbank van oordeel dat verweerder in voldoende mate heeft gemotiveerd dat de documenten persoonlijke beleidsopvattingen bevatten opgesteld ten behoeve van intern beraad. Voor zover verweerder door plaatsing van de documenten in de map “Ander dossier” heeft willen stellen dat de documenten niet onder de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten dit nader te motiveren.
De map “CV-akte”
21. De rechtbank heeft de volledige map “CV-akte” beoordeeld. Met betrekking tot document 1 en 2, 3 en 4 overweegt de rechtbank dat het e-mails betreffen met een bijlage. Met betrekking tot de inhoud van de e-mails kan de rechtbank verweerder niet volgen in zijn betoog dat sprake is van vertrouwelijke bedrijfsgegevens. Behoudens het navolgende volgt de rechtbank verweerder met betrekking tot de bijlagen van de documenten 1, 2, 3 en 4 wel in zijn standpunt dat sprake is van bedrijfsvertrouwelijke gegevens en dat openbaarmaking tot onevenredige benadeling kan leiden. Over document 4 merkt de rechtbank op dat één van de bijlagen een uittreksel uit het Handelsregister van Kamer van Koophandel betreft, zodat verweerder ten aanzien daarvan niet te volgen is in zijn betoog dat sprake is van bedrijfsvertrouwelijke gegevens.
De map “Communicatie intern en knsf”
22. De rechtbank heeft van de inventarislijst behorend bij de map “Communicatie intern en knsf” de stukken 5, 6, 8, 11, 31, 46, 71, 72, 80, 83, 88, 91, 161, 162, 168, 193, 194, 198, 212, 241, 246, 251, 253, 283, 289, 295, 296, 312, 313, 314, 317, 325, 330, 331, 332, 335, 337, 338, 367, 392, 399, 402, 427, 429, 450, 464 en 465 beoordeeld. Van deze stukken heeft verweerder een tegenstrijdige motivering gegeven voor de stukken 5, 6, 31, 80, 83, 88, 193, 194, 198, 212, 241, 246, 253, 283, 295, 296, 312, 313, 314, 330, 332, 337, 367, 427 en 429. Verweerder heeft deze documenten namelijk geweigerd met toepassing van artikel 11 van de Wob, maar tegelijkertijd aangegeven dat de documenten
nietals vertrouwelijk zijn aan te merken. Verder heeft verweerder met betrekking tot document 251 onvoldoende gemotiveerd waarom alle bijlagen in integrale vorm zijn geweigerd. De bijlagen betreffen onder meer een vonnis, satellietbeelden en een raadsvoorstel, zodat niet zonder meer valt in te zien waarom deze documenten integraal geweigerd zouden moeten worden. Wat document 331 betreft heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd op grond waarvan de weigeringsgrond van artikel 11 van de Wob is toegepast. Het document lijkt immers opgesteld te zijn ten behoeve van een openbare perspresentatie. Met betrekking tot de documenten 402 en 464 heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de documenten, met inbegrip van een eventuele bijlage, (integraal) zijn geweigerd met een beroep op artikel 11 en artikel 10, tweede lid, onder b, van de Wob. De openbaarmaking van de overige documenten heeft verweerder mogen weigeren met toepassing van de genoemde weigeringsgrond.
De map “3oo”
23. De rechtbank heeft van de inventarislijst behorend bij de map “3oo” de stukken 1, 2, 18, 30, 31, 62, 73, 74 en 81 beoordeeld. Met betrekking tot document 1 en 73 merkt de rechtbank op dat verweerder deze documenten heeft geweigerd zonder een weigeringsgrond toe te passen hetgeen dus in zoverre een ontoereikende motivering oplevert. Met betrekking tot document 18 is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom sprake is van persoonlijke beleidsopvattingen opgesteld ten behoeve van intern beraad. Ook heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat het belang van openbaarmaking van dit document niet opweegt tegen de financiële belangen van verweerder.
De map “VOK”
24. De rechtbank heeft van de inventarislijst behorend bij de map “VOK” de documenten 1, 20, 33, 35, 41, 44, 51 en 70 beoordeeld. Met betrekking tot de documenten 20, 41 en 44 is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van persoonlijke beleidsopvattingen opgesteld ten behoeve van intern beraad. Verweerder heeft over deze documenten echter ook gesteld dat het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen de financiële belangen van verweerder. De rechtbank kan verweerder daarin volgen, zodat de weigering van verweerder op de genoemde documenten openbaar te maken door de beugel kan.
De map “Vaststellingovereenkomst met bijlagen Muiden”
25. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met betrekking tot de stukken in de map “Vaststellingovereenkomst met bijlagen Muiden” voldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van persoonlijke beleidsopvattingen opgesteld ten behoeve van intern beraad en dat openbaarmaking niet opweegt tegen de financiële belangen van verweerder. De map bevat onder meer concepten van de geheime delen van de Vastellingsovereenkomst en communicatie daarover met de advocaat van verweerder.
D
26. De rechtbank heeft de map “openbaar” wat betreft de stelling van eiseres 2 dat niet alle informatie onder de reikwijdte van het Wob-verzoek valt in zijn geheel beoordeeld. Op basis van deze beoordeling volgt de rechtbank verweerder – behoudens de documenten 12, 18, 51, 55, 75, 76, 127, 128, 131, 137, 139, 141, 142, 160, 170, 177, 178, 179, 180, 186, 203 - in het standpunt dat, anders dan eiseres 2 meent, verweerder de informatie in deze map terecht onder de reikwijdte van het Wob-verzoek heeft geschaard.
27. Over de documenten 12, 75, 131, 137 merkt de rechtbank op dat verweerder heeft aangegeven dat deze documenten buiten de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen en daarnaast vertrouwelijk zijn. Over de documenten 18, 51, 55, 76, 127, 128, 139, 141, 142, 160, 170, 177, 178, 179, 180, 186, en 203 merkt de rechtbank op dat verweerder heeft aangegeven dat deze documenten vertrouwelijk zijn. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom openbaarmaking niet wordt geweigerd. Het beroep van eiseres 2 is hierom gegrond.
28. De rechtbank constateert verder dat verweerder met het bestreden besluit 3 heeft overwogen dat bij feitelijke verstrekking van de openbaar te maken documenten namen zullen worden weggelakt. De rechtbank beschikt echter wat de met het bestreden besluit 3 aanvullend openbaar te maken stukken betreft slechts over ongelakte stukken en niet over de gelakte stukken. De rechtbank is daarom niet in staat om te beoordelen of de voorgenomen weglakking van namen door de beugel kan. Het bestreden besluit 2 en het bestreden besluit 3 zijn in zoverre onvoldoende gemotiveerd. Ook hierom zijn de beroepen van eiseres 1 en eiseres 2 gegrond.
29. Daarnaast heeft de rechtbank de documenten 21, 28, 33, 42, 52, 66, 71, 76, 96, 113, 123, 134, 137, 140, 142, 154, 170, 198, 201, 226, 229, 234, 236, 238 beoordeeld om te bezien of sprake is van bedrijfstechnische informatie over eiseres 2. De rechtbank merkt op dat document 113 niet is aangetroffen in de door verweerder aan de rechtbank verstrekte stukken. De rechtbank is daardoor niet in staat te beoordelen of dit document bedrijfstechnische informatie over eiseres 2 bevat. Het bestreden besluit 2 en het bestreden besluit 3 zijn daarom in zoverre onvoldoende gemotiveerd.
Bij de wel aangetroffen documenten gaat het onder meer om een persbericht en om documenten die zonder geheimhouding aan het college zijn gestuurd. Van bedrijfstechnische informatie die eiseres 2 vertrouwelijk aan verweerder heeft meegedeeld is geen sprake. Dit geldt ook voor de door eiseres 2 in haar brief van 22 februari 2017 expliciet benoemde documenten 52, 54, 82, 88, 103, 110, 118 en 145 en waarvan eiseres 2 enkel stelt dat hier sprake is van vertrouwelijke bedrijfsinformatie. Het betoog van eiseres 2 slaagt dus niet.
Conclusie over de openbaarmaking van documenten en de weigering documenten openbaar te maken op grond van de Wob
30. De rechtbank komt samenvattend tot de volgende conclusie over de toegepaste weigeringsgronden. Met betrekking tot een groot aantal documenten uit de steekproef heeft de rechtbank gebreken geconstateerd in de motivering van de (integrale) weigering van het betreffende document. De rechtbank vindt het aannemelijk dat verweerder een vergelijkbare motivering van de weigeringsgronden heeft toegepast op de nu niet door de rechtbank beoordeelde documenten. De rechtbank komt daarom nu tot de conclusie dat verweerder de weigering om documenten openbaar te maken, behoudens ten aanzien van de documenten die de rechtbank heeft beoordeeld en akkoord heeft bevonden, onvoldoende heeft gemotiveerd. Wat de integrale weigering betreft merkt de rechtbank verder op dat zij verweerder veelal kan volgen dat bepaalde documenten, vanwege de onlosmakelijkheid van de in de documenten opgenomen informatie, integraal zijn geweigerd. Dat zal dus ook zo zijn ten aanzien van documenten die de rechtbank nu niet heeft beoordeeld. Echter, uit de steekproef komt naar voren dat er ook documenten zijn waarbij de rechtbank haar twijfels heeft of integrale weigering op zijn plaats is.
31. Wat de openbaarmaking van documenten uit de map “openbaar” betreft ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat verweerder ten onrechte tot openbaarmaking van de documenten heeft besloten. Zoals hiervoor overwogen onder overweging 26 heeft verweerder de documenten terecht onder de reikwijdte van het Wob-verzoek geschaard en is er geen sprake van bedrijfstechnische informatie die eiseres 2 vertrouwelijk aan verweerder heeft meegedeeld.
De bestuurlijke lus
32. De rechtbank ziet opnieuw aanleiding om verweerder op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid te stellen de geconstateerde gebreken te herstellen. Verweerder dient
allegeweigerde documenten opnieuw te beoordelen, behoudens de documenten die de rechtbank in de voorgaande overwegingen akkoord heeft bevonden. Als verweerder na herbeoordeling tot de conclusie komt dat openbaarmaking (gedeeltelijk) moet worden geweigerd met toepassing van een weigeringsgrond, dient verweerder dat per document te motiveren. Indien verweerder overgaat tot integrale weigering, dient verweerder dit ook per document te motiveren. Verder dient verweerder het verzoek van eiseres 1 om opheffing van de geheimhouding die rust op delen van de Vaststellingsovereenkomst en de bijlagen in behandeling te nemen en zo nodig ter beoordeling door te sturen aan de raad.
33. De rechtbank geeft aan verweerder het volgende mee. De beoordeling van de bestreden besluiten is door de aanvankelijke weigering om stukken te overleggen en vervolgens door de onvoldoende gestructureerde wijze van aanleveren van Wob-stukken en de vele tegenstrijdigheden die zich in de motivering van de weigeringsgronden bevinden – als gevolg waarvan nu nog geen eindoordeel kan worden gegeven – onnodig vertraagd. Indien verweerder van de gelegenheid gebruik maakt om de geconstateerde gebreken te herstellen zal de rechtbank opnieuw een aselecte representatieve steekproef doen van de geweigerde documenten. Deze steekproef zal aanvullend zijn op de documenten waarbij de rechtbank in deze tussenuitspraak een gebrek heeft geconstateerd – die zal de rechtbank in elk geval opnieuw beoordelen. Indien verweerder na herbeoordeling tot de conclusie komt dat van de geweigerde documenten alsnog documenten of delen van documenten openbaar worden gemaakt, dient verweerder met zijn aanvullende motivering zowel de gelakte als de ongelakte documenten opnieuw aan de rechtbank aan te leveren – bij voorkeur digitaal en in elk geval voorzien van een accurate inventarislijst én per document genummerd. Indien verweerder na herbeoordeling vasthoudt aan zijn integrale weigering van de documenten, dan dient verweerder bij zijn aanvullende motivering in ieder geval de nog in de mappen ontbrekende documenten aan te leveren. Ten overvloede verwijst de rechtbank naar overweging 16 en 28. In beide gevallen dienen eiseressen van verweerder de – zo nodig geanonimiseerde – inventarislijsten te ontvangen zoals de rechtbank heeft aangetroffen in de mappen met geheime documenten.
34. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen op zes weken na verzending van deze uitspraak. Deze termijn wordt in beginsel niet verlengd.
35. Verweerder deelt de rechtbank, op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om onnodige vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak, mede of hij overgaat tot herstel van de gebreken.
36. Indien verweerder wel gebruik maakt van de gelegenheid tot herstel van de gebreken, zal de rechtbank eiseressen in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren. In beide gevallen en ook indien verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder derde zitting uitspraak doen op het beroep.
37. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dit laatste betekent dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P.A. ter Schure, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2018.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak en de eerste tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).
6.Selectie heeft plaatsgevonden met behulp van een geautomatiseerd proces op de website www.random.org.