ECLI:NL:RBMNE:2020:5521

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
UTR 17 / 5135
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing proceskostenverzoek in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 december 2020 uitspraak gedaan in een proceskostenverzoek van een maatschap tegen het college van gedeputeerde staten van Utrecht. De maatschap had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het oprichten van een bouwwerk en het wijzigen van vergunningsvoorschriften. Na een nieuw besluit van de verweerder op 15 juli 2020, waarbij de aanvraag werd toegewezen, trok de verzoekster haar beroep tegen het eerdere besluit in, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, maar de verweerder ging niet akkoord met de veroordeling in de proceskosten, omdat hij meende dat er niet tegemoet was gekomen aan de beroepsgronden van de verzoekster.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens de rechtbank is er geen sprake van tegemoetkomen, omdat het nieuwe besluit niet is genomen op gronden die een erkenning van de onrechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit impliceren, maar op basis van nieuwe feiten. De rechtbank concludeert dat de verzoekster niet geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen en wijst het proceskostenverzoek af. De uitspraak is gedaan door rechter E.M. van der Linde, in aanwezigheid van griffier T.E.G. van Heukelom.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 17/5135

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2020 in de zaak tussen

[maatschap] ,gevestigd te [vestigingsplaats] , verzoekster
(gemachtigde: mr. P.J.G. Poels)
en

het college van gedeputeerde staten van Utrecht, verweerder.(gemachtigde: mr. M.J.C. Schouten)

Inleiding

Verzoekster heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting. Verweerder heeft de gevraagde omgevingsvergunning slechts gedeeltelijk verleend. Voor zover de aanvraag ziet op het opslaan van onder meer karton en papier in de open lucht heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Het bezwaar dat verzoekster hiertegen heeft ingediend heeft verweerder bij besluit van 3 november 2017 (
het bestreden besluit) ongegrond verklaard. Verzoekster heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingesteld. De rechtbank heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) om advies gevraagd. De StAB heeft naar aanleiding van het verzoek van de rechtbank een rapport uitgebracht waarin het standpunt van verweerder wordt bevestigd.
De zaak is bij de rechtbank op zitting behandeld waarbij alle partijen zijn verschenen. Tijdens de zitting zijn er afspraken gemaakt die in een verkort proces-verbaal zijn vastgelegd. Partijen hebben afgesproken dat verzoekster een nieuwe gewijzigde aanvraag zal indienen en de rechtbank op de hoogte zal stellen van de uitkomst van deze aanvraag. Zoals afgesproken heeft verzoekster een nieuwe gewijzigde aanvraag ingediend. De aanvraag wijkt op een aantal punten af van de eerdere aanvraag en ziet onder meer op het overdekt opslaan van karton en papier.
3. Bij besluit van 15 juli 2020 (
het nieuwe besluit) heeft verweerder de nieuwe aanvraag toegewezen. Met dit nieuwe besluit heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een bouwwerk, het veranderen van de werking van een inrichting en het wijzigen van een aantal vergunningsvoorschriften uit het bestreden besluit. Verweerder heeft onder andere het overdekt opslaan van onder meer karton en papier vergund. Naar aanleiding van het nieuwe besluit heeft verzoekster haar beroep tegen het bestreden besluit ingetrokken onder het gelijktijdige verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten die verzoekster in beroep heeft gemaakt.
4. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken op het proceskostenverzoek te reageren. Bij brief van 23 oktober 2020 heeft verweerder laten weten niet akkoord te gaan met een veroordeling in de proceskosten van verzoekster, omdat er volgens verweerder met het nieuwe besluit niet tegemoet is gekomen aan de beroepsgronden van verzoekster tegen het bestreden besluit.
Beoordeling van het proceskostenverzoek
5. De rechtbank doet uitspraak op het proceskostenverzoek zonder het verzoek op een zitting te behandelen. De rechtbank kan verweerder veroordelen in de proceskosten van de verzoekster (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)), als verweerder tegemoet is gekomen aan het beroepsschrift van verzoekster. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er sprake is van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a Awb.
6. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraken van 18 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1816 en 8 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1487) is er sprake van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a Awb indien het bestuursorgaan een binnen de grenzen van het geding in het bestreden besluit ingenomen standpunt heeft herzien en het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit alsnog heeft genomen op gronden die een erkenning van de onrechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit impliceren. Er is alleen sprake van tegemoetkoming als verweerder het nieuwe besluit neemt op basis van de beroepsgronden zoals die door verzoekster zijn ingediend tegen het bestreden besluit. Er is geen sprake van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a Awb als er sprake is van een intrekking of wijziging van het bestreden besluit op basis van nieuwe feiten of nieuwe informatie.
7. De nieuwe aanvraag van verzoekster ziet, anders dan de oorspronkelijke aanvraag van 4 november 2016, onder meer op het overdekt opslaan van onder meer karton en papier en op het wijzigen van een aantal voorschriften uit de omgevingsvergunning uit het bestreden besluit. Het nieuwe besluit is dus niet genomen op gronden die een erkenning van de onrechtmatigheid van het bestreden besluit impliceren, maar op basis van nieuwe feiten uit de nieuwe aanvraag van verzoekster. Er is dus geen sprake van tegemoetkomen zoals bedoeld in artikel 8:75a Awb.
8 Omdat verweerder met het nieuwe besluit niet geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepsschrift is tegemoetgekomen, wijst de rechtbank het proceskostenverzoek van verzoekster af.

Beslissing

De rechtbank wijst het proceskostenverzoek af
.
Deze uitspraak is op 15 december 2020 gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom griffier
.De beslissing zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.