ECLI:NL:RBMNE:2020:5289

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
UTR 20/1658
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewetuitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiseres, die een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet, en het UWV, dat haar Ziektewetuitkering heeft beëindigd. Eiseres meldde zich ziek op 4 september 2018 en ontving vanaf 3 december 2018 een Ziektewetuitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering per 7 oktober 2019, omdat eiseres meer dan 65% van haar maatmanloon zou kunnen verdienen. Eiseres ging in bezwaar, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 oktober 2020, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De gemachtigde van het UWV was via Skype aanwezig. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig was en dat zijn medisch oordeel niet onjuist was. Eiseres voerde aan dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat en dat er meer rekening gehouden moest worden met informatie van haar psycholoog. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met de informatie van de behandelaars en dat er geen reden was om aan zijn oordeel te twijfelen.

De rechtbank concludeerde dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden en dat de door het UWV geduide functie van telefonisch verkoper geschikt was voor eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het UWV terecht de Ziektewetuitkering had beëindigd. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat een zwaardere urenbeperking noodzakelijk was. De uitspraak werd gedaan door rechter R. in ’t Veld en griffier M. van der Knijff op 30 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1658

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. E.W.J.M. Janssens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1. Eiseres ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Op 4 september 2018 heeft zij zich ziekgemeld en vanaf 3 december 2018 ontvangt zij een uitkering op grond van de Ziektewet.
2. Naar aanleiding van een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft het UWV in een besluit van 6 september 2019 de Ziektewetuitkering van eiseres vanaf 7 oktober 2019 beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% van haar maatmanloon kan verdienen. In een beslissing op bezwaar van 16 maart 2020 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen die beslissing op bezwaar.
3. Het beroep is behandeld op de zitting van 10 oktober 2020. Eiseres was daarbij aanwezig, samen met haar gemachtigde. De gemachtigde van het UWV was via een Skypeverbinding aanwezig bij de zitting.

De beoordeling door de rechtbank

4. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is, of dat zijn medisch oordeel onjuist is. Ook is niet gebleken dat de functies die de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geduid de belastbaarheid van eiseres overschrijden. De rechtbank ziet geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige aan te stellen. De motivering van het besluit is ten slotte ook niet onbegrijpelijk.
5. Het beroep van eiseres is ongegrond. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot die conclusie is gekomen.
De medische beoordeling
6. Eiseres voert aan dat haar beperkingen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onderschat zijn. Volgens haar had meer rekening gehouden moeten worden met de informatie van de psycholoog van 24 februari 2020. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat er ten onrechte van uit dat het psychiatrische ziektebeeld na de datum in geding is verslechterd, daar heeft hij geen onderbouwing voor. Uit de informatie van de psychosomatisch fysiotherapeut van 4 september 2019 blijkt volgens eiseres dat er toen al sterk verhoogde depressieve klachten waren. Zij is toen ook doorverwezen voor een EMDR-behandeling. De praktijkondersteuner GGZ heeft eiseres ook doorverwezen naar specialistische GGZ. Volgens eiseres moeten er extra beperkingen worden aangenomen op het gebied van vasthouden en verdelen van aandacht, handelingstempo, hanteren van emotionele problemen van anderen en eigen gevoelens uiten. Vanwege de gele sticker medicatie die zij gebruikt zou naast de beperking op verhoogd persoonlijk risico ook een beperking op beroepsmatig besturen van voertuigen nodig zijn. Op de zitting stelde eiseres dat zij onder meer tramadol gebruikte en daar veel last van had. Eiseres vindt dat er ook een urenbeperking van maximaal 4 uur per dag en 20 uur per week aangenomen moet worden, vanwege energieverlies door de psychische klachten in combinatie met haar pijnklachten, en voor haar behoefte aan recuperatie.
7. In zijn reactie op de beroepsgronden van 15 juni 2020 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat hij wel rekening heeft gehouden met het rapport van de psycholoog, maar dat hij daarbij onderscheid maakt tussen wat eiseres zelf aan de psycholoog heeft verteld en het eigen professioneel oordeel van de psycholoog. Hij heeft naar aanleiding van de diagnoses van de psycholoog extra beperkingen aangenomen. Uit de beschikbare informatie blijkt niet dat sprake is van ernstig disfunctioneren. Er blijkt ook niet uit dat er problemen zijn met het vasthouden en verdelen van aandacht, het hanteren van emotionele problemen van anderen en het hanteren van eigen gevoelens. De gele sticker medicatie is al vermeld bij verhoogd persoonlijk risico, daarom zullen er geen functies geduid worden waarbij professioneel gechauffeerd moet worden. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is een zwaardere urenbeperking dan maximaal 8 uur per dag niet nodig: uit het dagverhaal blijkt geen substantiële recuperatiebehoefte, en dat is ook in lijn met de ernst van de aandoeningen.
8. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
9. De rechtbank is van oordeel dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de drie voorwaarden voldoet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres zelf gezien. Hij heeft informatie van de behandelaars van eiseres bij zijn beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook gereageerd op de beroepsgronden. De rapporten zijn ook voldoende begrijpelijk en bevatten geen tegenstrijdigheden.
10. De rechtbank ziet geen reden voor twijfel aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Naar aanleiding van de informatie die in bezwaar is ingediend heeft hij al extra beperkingen aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beschikbare informatie van de behandelaars onvoldoende serieus heeft genomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep steunt bij zijn beoordeling ook op de waarnemingen van de primaire verzekeringsarts. De rechtbank kan de redenering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep met betrekking tot de gele sticker medicatie volgen. Uit de rapporten van de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt bovendien dat eiseres morfine en diazepam (zo nodig en in een lage dosering) gebruikte, en (nog) geen tramadol. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat een zwaardere urenbeperking noodzakelijk is. De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidskundige beoordeling
11. Eiseres voert aan dat de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functie van telefonisch verkoper niet geschikt is. Zij wijst op de omschrijving van de functie. Daarin wordt zowel telefonisch als direct contact genoemd, terwijl zij in de Functionele Mogelijkhedenlijst beperkt is geacht op rechtstreeks contact met klanten. Bovendien moeten er teamresultaten behaald worden, terwijl er een beperking op werk met deadlines is aangenomen.
12. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 30 juni 2020 op deze beroepsgrond gereageerd. Hij vindt de functie wel passend. Hij geeft aan dat direct klantencontact in de geduide functie van telefonisch verkoper niet voorkomt. De gesprekken worden uitsluitend telefonisch uitgevoerd. De arbeidskundig analist heeft bij het opstellen van de functiebelasting geen kenmerkende belasting opgenomen op het punt van direct klantencontact. Conflicthantering komt ook niet als kenmerkende belasting voor, en dat geldt ook voor productiepieken of het frequent halen van deadlines.
13. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de belasting in de geduide functie van telefonisch verkoper de belastbaarheid van eiseres overschrijdt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft bij het duiden van de functie de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst als uitgangspunt genomen. Die belastbaarheid heeft hij gelegd naast de specifieke functiebelasting, zoals die door een arbeidskundig analist is vastgesteld. Het is vaste rechtspraak dat in beginsel moet worden uitgegaan van de juistheid van die gegevens (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3520). Dat geldt ook voor de vastgestelde belasting op het punt van direct klantencontact en deadlines. Als daar geen kenmerkende belasting is aangegeven, dan mag ervan uitgegaan worden dat daar ook geen sprake van is. Bij de omschrijving van de functie is er bovendien onderscheid tussen het meer overkoepelende kopje ‘Werksoort’ en de meer specifieke omschrijving van de werkzaamheden in de functie onder het kopje ‘Inhoud’. Bij de beschrijving van de specifieke werkzaamheden in deze functie wordt enkel gesproken over telefonisch contact. De beroepsgrond slaagt niet.
Verzoek om een deskundige
14. Eiseres verzoekt de rechtbank om een onafhankelijke deskundige in te schakelen. De voorkeur van eiseres gaat daarbij uit naar een medisch expertisebureau dat kan adviseren over de aard, ernst en omvang van de klachten en beperkingen en over de geschiktheid van de functie telefonisch verkoper.
15. Zoals de rechtbank hiervoor heeft aangegeven, ziet zij geen reden voor twijfel aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de geschiktheid van de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige in te schakelen.
Conclusie
16. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 12 maart 2020 berekend dat eiseres een verdienvermogen van 79,48% heeft. Volgens de rechtbank is sprake van een kennelijke (afrondings)fout en moet dit 79,47% zijn. Eiseres kan dus meer dan 65% van haar maatmanloon verdienen. Het UWV heeft daarom terecht de Ziektewetuitkering van eiseres beëindigd.
17. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in ’t Veld, rechter, in aanwezigheid van M. van der Knijff, griffier. De beslissing is uitgesproken op 30 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.