ECLI:NL:RBMNE:2020:5288

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
19/5383
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft eiseres, die als pedagogisch medewerker heeft gewerkt, zich op 3 juli 2017 ziekgemeld. Na het verstrijken van de wachttijd op 1 juli 2019 heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV heeft op 24 mei 2019 besloten dat zij geen recht heeft op deze uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Dit besluit werd in een beslissing op bezwaar van 14 november 2019 gehandhaafd, waarna eiseres beroep heeft ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak op 19 oktober 2020 behandeld. Eiseres was aanwezig met haar gemachtigde, terwijl de gemachtigde van het UWV via Skype deelnam. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is uitgevoerd en dat de medische beoordeling niet onjuist is. Eiseres voerde aan dat haar beperkingen, waaronder fibromyalgie, onvoldoende zijn meegenomen in de beoordeling. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts voldoende rekening heeft gehouden met de klachten van eiseres en dat de rapporten aan de vereisten voldoen.

De rechtbank concludeert dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functies die aan eiseres zijn geduid, correct heeft beoordeeld en dat de belasting in deze functies de belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. Eiseres is door de arbeidsdeskundige als 29,55% arbeidsongeschikt beoordeeld, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R. in ’t Veld en zal openbaar worden gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5383

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.H. Hoyer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1. Eiseres heeft gewerkt als pedagogisch medewerker. Op 3 juli 2017 heeft zij zich ziekgemeld. Eiseres heeft per einde van de wachttijd (1 juli 2019) een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
2. Op 24 mei 2019 heeft het UWV besloten dat eiseres met ingang van 1 juli 2019 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. In een beslissing op bezwaar van 14 november 2019 heeft het UWV dat besluit gehandhaafd en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen die beslissing op bezwaar.
3. Het beroep is behandeld op de zitting van 19 oktober 2020. Eiseres was bij de zitting aanwezig, samen met haar gemachtigde. De gemachtigde van verweerder was via een Skypeverbinding aanwezig bij de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

4. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is, of dat haar medisch oordeel onjuist is. Ook is niet gebleken dat de functies die de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geduid de belastbaarheid van eiseres overschrijden. De motivering van het besluit is ten slotte ook niet onbegrijpelijk.
5. Het beroep van eiseres is ongegrond. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot die conclusie is gekomen.
De medische beoordeling
6. Eiseres voert aan dat haar beperkingen zijn onderschat. De diagnose fibromyalgie is onvoldoende meegenomen in de beoordeling. Door continue pijnklachten wordt zij beperkt in haar functioneren. Ook een psychologisch onderzoek van 22 juli 2019 is volgens eiseres onvoldoende meegewogen. Gezien haar psychische gesteldheid kan zij helemaal niet belast worden. Eiseres wijst op een eerder deskundigenoordeel van het UWV, waarbij een situatie van Geen Benutbare Mogelijkheden is aangenomen. Sindsdien zijn haar klachten niet verbeterd. Eiseres vindt dat er extra beperkingen aangenomen moeten worden op huidcontact, contact met gas, stoffen en dampen, minutieus werk met de handen, traplopen, hurken en bukken. Eiseres heeft als onderbouwing informatie ingediend van [naam onderneming] , waar zij vanaf februari 2020 een behandeling heeft gevolgd.
7. In haar reactie van 6 maart 2020 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat het intelligentieonderzoek van 22 juli 2019 niet tot extra beperkingen heeft geleid, omdat eiseres in het verleden zelfstandig heeft gewerkt en intrinsieke motivatie heeft getoond. Voor de fibromyalgie zijn voldoende beperkingen aangenomen. De pijnklachten zijn al betrokken bij de vastgestelde beperkingen. Er zijn geen functiebeperkingen van het bewegingsapparaat. Hierbij is van belang dat de reumatoloog eiseres juist adviseert om in beweging te blijven. Op dermatologisch gebied zijn geen afwijkingen vastgesteld. Belasting met stof, gassen en dampen is bij de geduide functies niet aan de orde. De eerder tijdelijk aangenomen situatie van Geen Benutbare Mogelijkheden is voorbij. De informatie van [naam onderneming] is van na de datum in geding (1 juli 2019); de intake was pas op 13 december 2019. Bovendien is het deels een beschrijving van de pijnklachten zoals eiseres die voelt en dus subjectief.
8. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
9. De rechtbank is van oordeel dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de drie voorwaarden voldoet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres zelf gezien. Zij heeft informatie van de behandelaars van eiseres bij haar beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gereageerd op de beroepsgronden en de door eiseres ingediende medische informatie en gemotiveerd waarom er geen aanleiding is voor een wijziging van haar medische standpunt. De rapporten zijn ook voldoende begrijpelijk en bevatten geen tegenstrijdigheden.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uitgelegd waarom het intelligentieonderzoek en de diagnose fibromyalgie niet tot extra beperkingen leiden. De rechtbank kan die redenering volgen. De door eiseres ingebrachte informatie van [naam onderneming] gaat niet over de datum 1 juli 2019 en is deels subjectief en daarom terecht door verweerder als niet bruikbaar gezien. De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidskundige beoordeling
11. Eiseres voert aan dat zij de functies die door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn geduid niet kan uitoefenen. Zij wijst erop dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep enkele functies heeft laten vervallen vanwege productiepieken. Uit de functieomschrijvingen van de functies Receptionist en Monteur reparatie smartphones en/of tablet leidt eiseres af dat ook daar sprake is van productiepieken, en daarom zijn die functies ook niet geschikt. Bij de functie Medior soldering operator kan de blootstelling aan soldeerdampen haar longklachten verergeren. Bovendien kan zij geen minutieus werk doen in gebogen houding.
12. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 27 maart 2020 gereageerd op de beroepsgronden. Hij geeft aan dat het werk bij de functies Receptionist en Monteur reparatie smartphones en/of tablet routinematig is en laagcomplex. Als er piekmomenten ontstaan is eiseres daar volgens de Functionele Mogelijkhedenlijst toe in staat. Voor de blootstelling aan soldeerdampen bij de functie Medior soldering operator verwijst hij naar een toelichting van de arbeidskundig analist van 15 september 2017: de blootstelling aan soldeerrook is zeer gering, er zijn minimale hoeveelheden rook en die worden gericht en adequaat afgezogen bij de bron. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft hierover overlegd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep en concludeert dat deze belasting voor eiseres is toegestaan.
13. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de belasting in de geduide functies de belastbaarheid van eiseres overschrijdt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft bij het duiden van de functies de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst als uitgangspunt genomen. Die belastbaarheid heeft hij gelegd naast de specifieke functiebelasting, zoals die door een arbeidskundig analist is vastgesteld. Het is vaste rechtspraak dat in beginsel moet worden uitgegaan van de juistheid van die gegevens (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3520). Dat geldt ook voor de vastgestelde belasting op het punt van productiepieken in de functies Receptionist en Monteur reparatie smartphones en/of tablet. Als daar geen kenmerkende belasting is aangegeven, dan mag ervan uitgegaan worden dat daar ook geen sprake van is. Met betrekking tot de functie Medior soldering operator heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep afdoende onderbouwd dat de eventuele zeer geringe blootstelling aan soldeerrook de functie niet ongeschikt maakt voor eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
14. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat eiseres 29,55% arbeidsongeschikt is. Op basis daarvan heeft het UWV terecht besloten dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering per 1 juli 2019, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in ’t Veld, rechter, in aanwezigheid van M. van der Knijff, griffier. De beslissing is uitgesproken op 30 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.