ECLI:NL:RBMNE:2020:5270
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van de ouderbijdrage voor studiefinanciering
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eiser, die studiefinanciering aanvraagt, is het niet eens met de vastgestelde ouderbijdrage door de Minister. De ouderbijdrage is vastgesteld op € 251,29 per maand voor de periode van maart tot en met juli 2020 en € 351,46 per maand voor augustus tot en met december 2020. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar is door de Minister ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 18 november 2020, die via Skype plaatsvond, heeft eiser zijn standpunt toegelicht. Hij betoogde dat de Minister ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het besteedbaar inkomen van zijn ouders, wat volgens hem zou moeten leiden tot recht op een aanvullende beurs. Eiser heeft aangegeven dat zijn moeder een uitkering ontvangt en dat het inkomen van zijn vader, na aftrek van vaste lasten, onvoldoende is om zijn studie te bekostigen. Eiser heeft ook aangevoerd dat de Minister het inkomen van zijn vader over 2019 moet beschouwen, omdat dit inkomen lager is dan dat van 2018.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de berekening van de ouderbijdrage is gebaseerd op het toetsingsinkomen van de ouders, zoals vastgelegd in de wet. De rechtbank oordeelt dat de Minister de ouderbijdrage op de juiste wijze heeft vastgesteld en dat de argumenten van eiser geen aanleiding geven om de wet buiten toepassing te laten. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen zes weken worden aangevochten bij de Centrale Raad van Beroep.