ECLI:NL:RBMNE:2020:5252

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
16/705175-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor flessentrekkerij, medeplegen van verduistering, het doen van een valse aangifte en medeplegen van oplichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij, medeplegen van verduistering, het doen van een valse aangifte en medeplegen van oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2013 tot en met 13 maart 2017 samen met anderen goederen heeft gekocht met de intentie om deze niet te betalen. Dit betreft onder andere fitnessapparatuur, verwarmingsketels en televisies. De verdachte heeft ook een valse aangifte gedaan van inbraak waarbij hij beweerde dat fitnessapparatuur was gestolen, terwijl hij wist dat dit niet waar was. Daarnaast heeft hij samen met een medeverdachte een leasemaatschappij opgelicht door een auto te leasen onder valse voorwendselen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De rechtbank heeft geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd, omdat de benadeelde een rechtspersoon is. De uitspraak is gedaan in Lelystad, waar de rechtbank de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig heeft gewogen, inclusief de rol van de verdachte en de medeverdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/705175-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 september 2017, 20 en 21 december 2017, 13 juni 2018, 5 december 2018, 17 juni 2019, 14 en 15 oktober 2019, 20 en 21 oktober 2020 en 18 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Lousberg en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. H.A. Rispens, advocaat te Hilversum, op voornoemde terechtzittingen naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
1
(ten laste gelegd als flessentrekkerij)
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 13 maart 2017 samen met een ander of anderen of alleen een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het doel om zonder (volledige) betaling de beschikking over die goederen te verkrijgen, in die zin dat is gekocht:
  • op 27 januari 2015 in Lelystad: fitnessapparatuur, geleverd door [bedrijf 1] (subfeit 1);
  • op 12 september 2016 in Almere: fitnessapparatuur, geleverd door [bedrijf 1] (subfeit 2);
  • op 27 januari 2017 in Dronten: fitnessapparatuur, geleverd door [bedrijf 1] (subfeit 3);
  • in de periode van 12 oktober tot en met 14 november 2016 in Zwolle, Almere en/of Lelystad: verwarmingsketels, kleurentelevisies en/of gereedschap, geleverd door [bedrijf 2] (subfeit 4);
  • in de periode van 18 tot en met 26 januari 2017 in Lelystad: trainingspakken, geleverd door [bedrijf 3] (subfeit 5);
  • in de periode van 10 januari tot en met 22 februari 2017 in Roosendaal en/of Lelystad: fietsen, een club fauteuil en/of een stoel, geleverd door [bedrijf 4] B.V. (subfeit 6);
en/of
(ten laste gelegd als verduistering)
in de periode van 20 januari 2014 tot en met 13 maart 2017 in Lelystad samen met een ander of anderen of alleen fitnessapparatuur van [bedrijf 1] , welke apparatuur verdachte als lease-contractant onder zich had, zich heeft toegeëigend;
2
op 21 februari 2017 in Dronten bij politie Midden-Nederland aangifte heeft gedaan van een inbraak in het bedrijfspand aan [adres] in [vestigingsplaats] waarbij fitnessapparatuur zou zijn gestolen, terwijl hij wist dat de aangifte vals was;
3
in de periode van 1 december 2016 tot en met 3 januari 2017 in Lelystad samen met een ander of anderen of alleen [bedrijf 5] en/of [benadeelde] heeft opgelicht door hen onder valse voorwendselen te bewegen tot afgifte van een auto.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de onder 1 als flessentrekkerij ten laste gelegde subfeiten 1 en 2 en subfeit 4 voor zover dit betrekking heeft op de in dit subfeit genoemde verwarmingsketels. De officier van justitie acht het onder 1 als flessentrekkerij meer of anders ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Hij heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 (cumulatief/alternatief) ten laste gelegde verduistering.
Ten slotte acht de officier van justitie het onder 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 als flessentrekkerij ten laste gelegde subfeiten 1 en 2.
Van het onder 1 als flessentrekkerij ten laste gelegde subfeit 3 dient vrijspraak te volgen om reden dat deze gedragingen niet kunnen worden gekwalificeerd als flessentrekkerij. Voor zover deze gedragingen ten laste zijn gelegd als verduistering, dient (eveneens) vrijspraak te volgen. Daartoe is gesteld dat sprake is ‘pseudo-verkoop’ waarbij niet is voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP0199), de aanwijzing opsporingsbevoegdheden en (voor zover van toepassing) artikel 126ij van het Wetboek van Strafvordering. Vanwege het ontbreken van een overeenkomst tussen de officier van justitie en [bedrijf 1] . is sprake van een onherstelbaar vormverzuim; belangrijke strafvorderlijke beginselen zijn in aanzienlijke mate geschonden, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
Voorts is vrijspraak bepleit van het onder 1 als flessentrekkerij ten laste gelegde subfeit 4 voor zover dit betrekking heeft op de verwarmingsketels. Subfeit 4 kan bewezen worden verklaard voor zover dit betrekking heeft op de kleurentelevisies en het gereedschap.
De onder 1 als flessentrekkerij ten laste gelegde subfeiten 5 en 6 kunnen bewezen worden verklaard.
Van het onder 2 ten laste gelegde dient eveneens vrijspraak te volgen wegens bewijsuitsluiting op grond van hetgeen met betrekking tot ‘pseudo-verkoop’ is aangevoerd.
De raadsman heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Flessentrekkerij, subfeiten 1 en 2
Vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde subfeiten 1 en 2 niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard en dat verdachte van deze subfeiten dient te worden vrijgesproken.
Flessentrekkerij, subfeit 3, en/of (cumulatief/alternatief ten laste gelegd) verduistering
Verweer pseudo-verkoop
De raadsman heeft betoogd dat sprake is van pseudo-verkoop en dat vanwege het ontbreken van een overeenkomst tussen de officier van justitie en [bedrijf 1] sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, hetgeen dient te leiden tot (het rechtsgevolg) bewijsuitsluiting.
Het verweer van de raadsman betreft een verweer als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
De rechtbank overweegt het navolgende.
Pseudo-verkoop is een vorm van infiltratie gericht op de verkoop of poging daartoe van een goed, teneinde strafvorderlijk te kunnen optreden tegen de koper(s) en anderen die met betrekking tot dat goed een strafbaar feit hebben gepleegd of gaan plegen (pagina 229 rapport ‘Enquête Opsporingsmethoden’ van enquêtecommissie Van Traa). Pseudo-verkoop is, anders dan de tegenhanger pseudo-koop, niet in de wet geregeld. Vast staat dat in artikel 126ij van het Wetboek van Strafvordering slechts expliciet wordt gesproken over koop en dienstverlening en niet over verkoop. Uit de tekst van de Memorie van Toelichting bij de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden blijkt dat de wettekst geen bevoegdheid omvat tot pseudo-verkoop omdat daarbij veelal niet of slechts moeizaam zal kunnen worden aangetoond dat is voldaan aan het Tallon-criterium (het verbod tot uitlokking).
Blijkens de wetsgeschiedenis van de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (Stb. 1999, 245) ligt aan het Wetboek van Strafvordering de gedachte ten grondslag dat opsporingsmethoden die zeer risicovol zijn voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing, dan wel die een inbreuk maken op grondrechten en vrijheden van burgers een voldoende specifieke wettelijke basis behoeven. De wetgever heeft zich echter gerealiseerd dat de regeling van opsporingsmethoden geen limitatief karakter kan hebben. Het is niet de bedoeling geweest van de wetgever om het opsporingsonderzoek systematisch te beschrijven, maar om bevoegdheden te creëren ten behoeve van de strafrechtelijke afdoening van delicten. Leidend daarbij is geweest dat bevoegdheden die ingrijpen op de vrijheid of op andere grondrechten van burgers, een specifieke regeling behoeven.
Op grond van bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad moet de rechter, indien sprake is van een onherstelbaar vormverzuim (zoals thans door de raadsman is gesteld) en de rechtsgevolgen daarvan niet uit de wet blijken, beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de in het tweede lid van artikel 359a Sv genoemde factoren, te weten het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Het rechtsgevolg zal immers door deze factoren moeten worden gerechtvaardigd (ECLI:NL:HR:2004:AM2533).
In de onderhavige zaak is bij de opsporing gebruik gemaakt van de bijstand van [bedrijf 1] . Daartoe is een overeenkomst opgesteld tussen politie Eenheid Midden-Nederland en [bedrijf 1] . (dossier pagina 3802). [bedrijf 1] . heeft fitnessapparatuur, goederen die in het gewone handelsverkeer legaal voorhanden kunnen worden gehouden en kunnen worden overgedragen, geleverd aan een afnemer (verdachte) die verdacht werd van de misdrijven flessentrekkerij en/of oplichting. Voor een dergelijke wijze van bijstand aan de opsporing, uitgevoerd door een persoon of bedrijf zonder opsporingsbevoegdheid, bestaat geen specifieke wettelijke grondslag.
Gelet op het bovenstaande moet voor een niet specifiek in de wet geregelde wijze van opsporing als in deze zaak aan de orde, worden aangenomen dat de opsporingsautoriteiten alleen bevoegd zijn haar in te zetten indien zij geen disproportionele inbreuk maakt op grondrechten van burgers en de levering van goederen niet zeer risicovol is voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing. De daarmee te dienen belangen zijn onder meer gelegen in het niet (mogen) schenden van het zogenoemde Tallon-criterium en het doorzichtig en toetsbaar maken van het opsporingshandelen (ECLI:NL:HR:2011:BP0199).
De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak geen sprake is van de opsporingsmethode pseudo-verkoop, maar van een gecontroleerde (af)levering van een partij goederen, welke levering op zichzelf rechtmatig is geweest en goederen betrof die in het gewone handelsverkeer legaal kunnen worden overgedragen. Deze levering heeft plaatsgevonden ter uitvoering van een (civielrechtelijke) leaseovereenkomst.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat door het optreden van de politie en de levering van de fitnessapparatuur verdachte is gebracht tot een ander wilsbesluit dan waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht. Het zogenoemde Tallon-criterium is derhalve niet geschonden. Bovendien is met de in het dossier aanwezige schriftelijke overeenkomst tussen de politie en [bedrijf 1] . de toegepaste wijze van opsporing doorzichtig gemaakt en toetsbaar. Dat deze overeenkomst is gesloten door de politie en niet door de officier van justitie, doet daaraan niet af.
Gelet op het hiervoor overwogene is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een vormverzuim en is ook overigens niet gebleken van een inbreuk op verdachtes recht op een eerlijk proces, noch van enig rechtens te respecteren nadeel dat verdachte door dit handelen zou hebben ondervonden.
Het verweer wordt verworpen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het zich wederrechtelijk toe-eigenen van fitnessapparatuur van [bedrijf 1] , welke apparatuur verdachte als lease-contractant onder zich had. Verdachte heeft dit feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak bepleit van dit feit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever van 29 mei 2017, genummerd 20170529.1300.10125, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, District Flevoland, houdende een verklaring van aangever [aangever 1] namens [bedrijf 1] te [vestigingsplaats] (pagina’s 1782 en 1786 tot en met 1788), alsmede de bij dit proces-verbaal gevoegde bijlagen ‘Foto 2.’ en ‘Foto 3.’ (pagina’s 1790 en 1791);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige van 24 maart 2017, genummerd 20170323.1633.5112, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, District Flevoland, houdende een verklaring van getuige [getuige 1] (pagina’s 2030 tot en met 2033), alsmede de bij dit proces-verbaal gevoegde bijlagen ‘Bijlage 1’ en ‘Bijlage 2’ (pagina’s 2034 en 2035);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige van 14 maart 2017, genummerd 20170314.1212.20507, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, District Flevoland, houdende een verklaring van getuige [getuige 2] (pagina’s 1958 tot en met 1964), alsmede de bij dit proces-verbaal gevoegde bijlagen ‘Bijlage 1’ en ‘Bijlage 3’ (pagina’s 1965 en 1967);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 maart 201
  • de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 oktober 2019.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat verdachte en medeverdachte zich de fitnessapparatuur wederrechtelijk hebben toegeëigend terwijl zij deze apparatuur anders dan door misdrijf, namelijk als lease-contractant, onder zich hadden. Dit betekent dat de bewezen verklaarde gedragingen dienen te worden gekwalificeerd als (medeplegen van) verduistering, zoals (cumulatief/alternatief) ten laste is gelegd.
Gelet op het voorgaande zal verdachte van het onder 1 als flessentrekkerij ten laste gelegde subfeit 3 worden vrijgesproken.
Flessentrekkerij, subfeit 4
Bewijsmiddelen
Namens [bedrijf 2] te [vestigingsplaats] is aangifte gedaan van oplichting door [bedrijf 6] B.V. te [vestigingsplaats] met als contactpersoon [verdachte] , welke oplichting heeft plaatsgevonden tussen 12 oktober 2016 en 14 november 2016. [2] Bestellingen werden gedaan bij vestigingen van [bedrijf 2] in [vestigingsplaats] en [vestigingsplaats] . Op 11 oktober 2016 werden de eerste goederen besteld, waaronder twee verwarmingsketels, welke goederen zijn opgehaald bij een vestiging van [bedrijf 2] in [vestigingsplaats] . [3] Besteld en geleverd zijn verwarmingsketels, [4] kleurentelevisies [5] en gereedschappen. [6] Op 13 november 2016 bleek dat nog geen betaling was ontvangen en op 22 november 2016 is een aanmaningstraject gestart. [7]
Op 23 november 2016 belt [A] van [bedrijf 2] met verdachte en geeft hij aan dat nog een aantal rekeningen openstaan. Verdachte geeft aan dat de bestellingen voor eigen gebruik (sportschool) zijn. [8]
Blijkens een Uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel is verdachte enig aandeelhouder van [bedrijf 6] B.V. te [vestigingsplaats] . Als algemeen directeur is hij alleen/zelfstandig bevoegd. [9]
Verdachte heeft verklaard dat de verdenking met betrekking tot [bedrijf 2] klopt voor wat betreft de kleurentelevisies en het gereedschap. [10]
Bewijsoverweging
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij [bedrijf 2] goederen heeft gekocht, wetende dat hij deze niet zou betalen en met het doel om (op deze wijze) de beschikking over deze goederen te verkrijgen.
Anders dan de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet alleen bewezen dat verdachte kleurentelevisies en gereedschappen heeft gekocht, maar ook verwarmingsketels. De verklaring van verdachte dat hij van de aankoop van deze verwarmingsketels geen wetenschap heeft gehad is onvoldoende onderbouwd en ongeloofwaardig. Immers is verdachte algemeen directeur van [bedrijf 6] en als zodanig alleen/zelfstandig bevoegd, is hij degene die de aanmelding van [bedrijf 6] als nieuwe klant bij [bedrijf 2] heeft verzorgd, zijn de verwarmingsketels aan [bedrijf 6] geleverd en heeft (ook) voor deze ketels geen betaling plaatsgevonden.
Flessentrekkerij, subfeiten 5 en 6
De subfeiten 5 en 6 zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft deze beide subfeiten bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak van deze subfeiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen.
Subfeit 5:
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever van 10 april 2017, genummerd 20170410.0908.05000, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, District Flevoland, houdende een verklaring van aangever [aangever 2] namens [bedrijf 3] te [vestigingsplaats] (pagina’s 3431 tot en met 3433);
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 14 oktober 2019.
Subfeit 6:
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever van 13 april 2017, genummerd 20170412.1050.05000, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, District Flevoland, houdende een verklaring van aangever [aangever 3] namens [bedrijf 4] B.V. te [vestigingsplaats] (pagina’s 3515 tot en met 3517);
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 14 oktober 2019.
Feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak van dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aangifte van 21 februari 2017, genummerd PL0900-2017054442-1, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , respectievelijk brigadier en hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, District Flevoland, houdende een verklaring van aangever [verdachte] (pagina’s 4121 tot en met 4123);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 maart 201
  • de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 14 oktober 2019.
Feit 3
Bewijsmiddelen
De door [benadeelde] , accountmanager bij leasemaatschappij [leasemaatschappij] te [vestigingsplaats] , als getuige afgelegde verklaring, inhoudende, zakelijk weergegeven: [11]
Ik werd eind november 2016/begin december 2016 gebeld door een man die zich [medeverdachte]
noemde. Hij gaf aan dat hij van garagebedrijf [bedrijf 7] uit [vestigingsplaats] was. Hij wilde voor een klant een Volkswagen Golf GTE leasen. [medeverdachte] gaf aan dat de Golf GTE bestemd was voor een relatie van hem; dit bleek later het bedrijf [bedrijf 6] B.V. te zijn.
Ik heb een leaseofferte opgemaakt voor [bedrijf 6] . [medeverdachte] gaf aan dat hij deze offerte met zijn klant zou bespreken. Kort daarop kreeg ik van [medeverdachte] door dat zijn relatie [bedrijf 6] de offerte akkoord had bevonden.
Om het definitieve leasecontract op te maken vragen wij van de klant om ons de volgende gegevens aan te leveren: een KvK uitdraai en de jaarcijfers en prognoses.
Op 19 december 2016 kreeg ik een mail van meneer [naam] , die gebruik maakte van het mailadresinfo@ [naam] .nl. Deze meneer [naam] stuurde mij de gevraagde stukken die ik nodig had voor het opmaken van het definitieve contract voor [bedrijf 6] .
In de laatste week van december 2016 heb ik bij het bedrijf van [medeverdachte] in [vestigingsplaats] een ontmoeting gehad met [medeverdachte] en een man die zich [verdachte] noemde. [verdachte] heeft het leasecontract doorgelezen en ondertekend. Uiteindelijk is de Golf op 3 januari 2017 door de klant opgehaald.
De verklaring van getuige [benadeelde] na het tonen van twee foto’s. [12]
Na het tonen van foto 1 verklaart de getuige: ‘
Dit is [medeverdachte] van [bedrijf 7] uit [vestigingsplaats]’.
Na het tonen van foto 2 verklaart de getuige: ‘
Dit is [verdachte] die het leasecontract heeft ondertekend.
Een email van 19 december 2016 [13] van [naam] , managing director van [bedrijf 6] B.V. aan [benadeelde] betreffende het aanleveren van gegevens in verband met de leaseaanvraag, bij welke email onder meer als bijlagen zijn gevoegd:
- het Financieel verslag 2015 van [bedrijf 6] B.V.; [14]
- het Financieel verslag Verlopige jaarcijfers 01-12-2016 van [bedrijf 6] B.V.; [15]
- het Uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel waaruit blijkt dat verdachte enig aandeelhouder is van [bedrijf 6] B.V. te [vestigingsplaats] en dat hij als algemeen directeur alleen/zelfstandig bevoegd is; [16]
- de door verdachte op 21 december 2016 ondertekende ‘Machtiging doorlopende sepa incasso bedrijven’ op naam van (lessee) [bedrijf 6] B.V.; [17]
- een kopie van een Nederlandse identiteitskaart van [verdachte] , geboren op [1971] . [18]
Het contract van 20 december 2016 [19] van [leasemaatschappij] B.V. te [vestigingsplaats] met [bedrijf 6] B.V. te [vestigingsplaats] betreffende een full operational lease van een Volkswagen Golf GTE, namens [bedrijf 6] B.V. ondertekend door verdachte. Blijkens het contract is [bedrijf 8] te [vestigingsplaats] de leverancier van de Golf GTE.
De aan [benadeelde] gerichte email van 19 december 2016, ondertekend door [naam] , is verzonden vanaf het emailadres info@ [naam] .nl vanaf IP-adres [IP-adres] . [20] De gebruiker van dit IP-adres is: [bedrijf 7] B.V. te [vestigingsplaats] . [21] [medeverdachte] heeft, toen hij [benadeelde] eind november 2016/begin december 2016 heeft gebeld, aangegeven dat hij van garagebedrijf [bedrijf 7] uit [vestigingsplaats] was. [22]
Op 9 februari 2017 wordt vanaf een telefoonnummer in gebruik bij garagebedrijf [bedrijf 7] B.V. gebeld met [bedrijf 10] . De beller zegt ‘
U spreekt met [bedrijf 6] uit [vestigingsplaats]’. [23] Op verzoek noemt en spelt de beller zijn naam: [naam] Verbalisanten herkennen de stem van de beller als de stem van [medeverdachte] . [24]
Verdachte heeft verklaard dat hij door [medeverdachte] werd geïnformeerd dat een Volkswagen Golf geleased was en dat hij daarover gebeld kon worden. Kort erna werd hij gebeld en begin januari 2017 hebben verdachte en [medeverdachte] een Golf GTE opgehaald; volgens verdachte bij een Volkswagen dealer in Rotterdam. [medeverdachte] heeft verteld dat een familielid van hem van de auto gebruik maakte. Verdachte heeft van de leasemaatschappij gehoord dat een bedrag van ruim 900 euro openstond. [25]
Verdachte kent geen meneer [naam] ; dat is [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft hem gezegd dat meneer [naam] niet bestaat. [26]
Het bedrijf [bedrijf 6] heeft nooit omzet gemaakt, dus de ingediende documenten kunnen niet juist zijn. [27] [medeverdachte] regelde alles voor [bedrijf 6] B.V. Verdachte heeft nooit belastingaangifte voor het bedrijf gedaan; [medeverdachte] zei dat er geen inkomsten waren, dat het minimaal was en dat dat niet nodig was. Er werd niks met het bedrijf gedaan. [28]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
in de periode van 01 januari 2013 tot en met 13 maart 2017 op na te noemen plaatsen een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
in de periode van 12 oktober 2016 tot en met 14 november 2016 in de gemeente Zwolle en/of Almere en/of Lelystad verwarmingsketels en kleurentelevisies en een hoeveelheid gereedschap geleverd door [bedrijf 2] en
in de periode van 18 januari 2017 tot en met 26 januari 2017 in de gemeente Lelystad een aantal trainingspakken (merk Adidas) geleverd door [bedrijf 3] en
in de periode van 10 januari 2017 tot en met 22 februari 2017 in de gemeente Roosendaal en/of Lelystad drie fietsen en een club fauteuil en een stoel geleverd door [bedrijf 4] B.V.
en
in de periode van 20 januari 2014 tot en met 13 maart 2017 in de gemeente Lelystad tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een grote hoeveelheid fitnessapparatuur, toebehorende aan [bedrijf 1] , welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als lease-contractant, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2
op 21 februari 2017 in de gemeente Dronten aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , respectievelijk brigadier en hoofdagent van Politie Midden Nederland opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van inbraak in een bedrijfspand gelegen aan [adres] te [vestigingsplaats] , waarbij een grote hoeveelheid fitnessapparatuur was gestolen;
3
in de periode van 01 december 2016 tot en met 03 januari 2017 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 5] en [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van een auto (Golf GTE), hebbende verdachte en/of zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als ware hij [naam] van het bedrijf [bedrijf 6] B.V. en
- een valselijk opgemaakt financieel verslag 2015 van [bedrijf 6] en een valselijk opgemaakt financieel verslag voorlopige jaarcijfers 01-02-2016 van [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] en [benadeelde] aangeleverd en
- een uittreksel van de KvK over [bedrijf 6] B.V. aan [bedrijf 5] en [benadeelde] aangeleverd en
- een getekende "machtiging doorlopend sepa incasso bedrijven" op naam van [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] en [benadeelde] aangeleverd,

waardoor [bedrijf 5] en [benadeelde] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1
een beroep of een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren
en
medeplegen van verduistering;
2
aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is;
3
medeplegen van oplichting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf of werkstraf op te leggen. Het voorwaardelijke deel van een op te leggen straf dient daarbij als stok achter de deur om verdachte te weerhouden (opnieuw) strafbare feiten te plegen. Voor het geval de rechtbank komt tot oplegging van een gevangenisstraf, heeft de raadsman bepleit het onvoorwaardelijk op te leggen deel van deze straf niet langer te laten duren dan de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De raadsman heeft gewezen op persoonlijke omstandigheden van verdachte, onder meer inhoudende dat hij zijn leven weer enigszins op orde heeft, hij niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen en hij in zijn eigen levensonderhoud probeert te voorzien.
Ten slotte heeft de raadsman gesteld dat rekening dient te worden gehouden met een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn van berechting.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte zoals ter terechtzitting is gebleken. Daarnaast heeft de rechtbank onder meer rekening gehouden met de vordering van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman en het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van enkele jaren schuldig gemaakt aan flessentrekkerij door diverse kostbare goederen, waaronder televisies, verwarmingsketels, gereedschappen en fietsen, te kopen terwijl hij wist dat hij deze goederen niet zou betalen. Daarnaast heeft hij zich, samen met medeverdachte [medeverdachte] , schuldig gemaakt aan verduistering door een partij kostbare fitnessapparaten te leasen en vervolgens te laten verdwijnen. Verdachte heeft geprobeerd deze verdwijning te camoufleren door bij de politie een valse aangifte te doen dat de fitnessapparaten bij een inbraak zouden zijn gestolen. Ten slotte heeft hij, opnieuw samen met dezelfde medeverdachte, een leasemaatschappij opgelicht en bewogen een personenauto aan hen mee te geven.
Verdachte heeft met zijn handelen diverse bedrijven aanzienlijke financiële schade toegebracht en overlast bezorgd en er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Het handelen van verdachte was weloverwogen en gericht op financieel voordeel voor zichzelf en/of zijn medeverdachte. Met de door hem aan de benadeelden toegebrachte schade en overlast heeft verdachte geen rekening gehouden. Bovendien heeft hij met de valse aangifte willens en wetens nodeloos beslag gelegd op kostbare politiecapaciteit.
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte zowel ten aanzien van de verduistering als de oplichting niet als intellectuele dader dient te worden aangemerkt. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte bij het plegen van deze feiten en ook bij het doen van de valse aangifte is aangestuurd door medeverdachte [medeverdachte] . Dit neemt niet weg dat verdachte ook ten aanzien van deze feiten een eigen verantwoordelijkheid heeft.
De rechtbank houdt rekening met de proceshouding van verdachte, in die zin dat hij het merendeel van de door hem gepleegde feiten heeft bekend. Tevens houdt de rechtbank rekening met een op naam van verdachte gesteld uittreksel Justitiële Documentatie (‘strafblad’) van 24 februari 2020, waaruit volgt dat verdachte recentelijk niet meer is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
De rechtbank heeft gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die zijn ontwikkeld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en die betrekking hebben op fraude in algemene zin. Tot de in deze oriëntatiepunten bedoelde fraudedelicten worden onder meer gerekend de misdrijven flessentrekkerij, verduistering en oplichting. Voor de hoogte van een mogelijk op te leggen straf wordt aansluiting gezocht bij de hoogte van het benadelingsbedrag, waarbij voor een benadelingsbedrag van 250.000 euro tot 500.000 euro als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden geldt. De rechtbank overweegt dat alleen al het benadelingsbedrag van de verduisterde fitnessapparatuur een bedrag betreft van 254.959,46 euro.
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat heeft de rechtbank tevens gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Het opleggen van een taakstraf of een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel niet hoger zal zijn dan het reeds ondergane voorarrest, zoals door de raadsman is bepleit, zou onvoldoende recht doen aan de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt. De rechtbank acht oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden.
De rechtbank ziet echter aanleiding het volgende te overwegen met betrekking tot het recht op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Blijkens vaste jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn van berechting een periode van 24 maanden. De termijn waarbinnen de berechting van verdachte heeft plaatsgevonden is aangevangen op 13 maart 2017. Dat is de datum waarop verdachte is aangehouden, in verzekering is gesteld en voor de eerste keer is verhoord, aan welke handelingen verdachte in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem zou instellen. De termijn eindigt met het wijzen van dit vonnis op 2 december 2020. Dit betekent dat de termijn waarbinnen verdachte is berecht in totaal ruim 44 maanden bedraagt.
Uit het voorgaande volgt dat sprake is van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze overschrijding niet in overwegende mate aan verdachte is te wijten.
De rechtbank zal met deze schending rekening houden in die zin dat van de op te leggen gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden een gedeelte van 2 maanden niet in onvoorwaardelijke maar in voorwaardelijke zin zal worden opgelegd.

9.BESLAG

Blijkens een ‘
Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen’ van 13 juni 2019 rust beslag op:
een computer (Dell inspiron, kleur blauwgroen, laptop en adapter);
administratieve bescheiden (bestellijst ten name van [bedrijf 9] );
een telefoon (Samsung, kleur zwart, met hoesje);
een computer (Samsung, kleur zwart);
een doos (leeg, opschrift Grohe);
administratieve bescheiden (diverse bonnen [bedrijf 6] ).
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake de inbeslaggenomen voorwerpen gevorderd als volgt te beslissen:
- verbeurdverklaring van de voorwerpen onder 1, 3 en 4;
- teruggave aan verdachte van het onder 5 vermelde voorwerp;
- voortduring van het beslag tot zekerheid van verhaal in de procedure tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de voorwerpen onder 2 en 6.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De volgende inbeslaggenomen voorwerpen zullen verbeurd worden verklaard:
1. een computer (Dell inspiron, kleur blauwgroen, laptop en adapter);
3. een telefoon (Samsung, kleur zwart, met hoesje);
4. een computer (Samsung, kleur zwart);
aangezien het onder 1 en/of 3 bewezen verklaarde met behulp van deze voorwerpen is begaan.
Teruggave aan verdachte
Van het volgende, aan verdachte toebehorende, inbeslaggenomen voorwerp zal de teruggave aan verdachte worden gelast:
5 een doos (leeg, opschrift Grohe);
aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van dit voorwerp aan verdachte.
Onthouding van een beslissing
De rechtbank zal zich onthouden van een beslissing met betrekking tot de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
2 administratieve bescheiden (bestellijst ten name van [bedrijf 9] );
6 administratieve bescheiden (diverse bonnen [bedrijf 6] ).
De rechtbank acht het (in het kader van de procedure tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel) in het belang van strafvordering dat het beslag op deze voorwerpen gehandhaafd blijft.

10.BENADEELDE PARTIJEN

10.1
Vordering [bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 2] B.V. te [vestigingsplaats] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.341,42. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde subfeit 4. De benadeelde partij heeft tevens gevorderd voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bezwaar gemaakt tegen toewijzing van de vordering, voor zover de vordering betrekking heeft op de kosten welke verband houden met het gedeelte van subfeit 4 waarvan vrijspraak is bepleit, te weten het gedeelte dat betrekking heeft op de verwarmingsketels. De raadsman heeft de vordering voor het overige niet betwist.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij [bedrijf 2] B.V. als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde subfeit 4 rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Deze schade is door de benadeelde partij onderbouwd.
De rechtbank stelt vast dat, gelet op de bewezenverklaring van alle onderdelen van het onder 1 als subfeit 4 ten laste gelegde, de schade € 9.241,42 bedraagt. Dit bedrag betreft het totaalbedrag van tien afzonderlijke schadeposten, zoals door [bedrijf 2] B.V. in de vordering is omschreven en met bewijsstukken is onderbouwd. De rechtbank heeft hierbij de rekenfout in de optelsom van de tien afzonderlijke (schade)bedragen gecorrigeerd. De rechtbank zal de vordering van [bedrijf 2] B.V. tot voornoemd bedrag van € 9.241,42 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wettelijke rente zal bij de afzonderlijke schadeposten telkens worden berekend vanaf het moment dat de schade is ontstaan tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [bedrijf 2] B.V. heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal aan verdachte geen verplichting opleggen tot betaling van voornoemd bedrag aan de Staat, zoals door [bedrijf 2] B.V. en door de officier van justitie is gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren.
10.5
Vordering [bedrijf 4] B.V.
[bedrijf 4] B.V. te [vestigingsplaats] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.375,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde subfeit 6. De benadeelde partij heeft tevens gevorderd voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.7
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
10.8
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij [bedrijf 4] B.V. als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde subfeit 6 rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De schade is door de benadeelde partij onderbouwd.
De rechtbank stelt vast dat de schade € 1.375,00 bedraagt. Dit bedrag betreft het totaalbedrag van twee afzonderlijke schadeposten, zoals door [bedrijf 4] B.V. in de vordering is omschreven en met bewijsstukken is onderbouwd. De rechtbank zal de vordering van [bedrijf 4] B.V. tot voornoemd bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wettelijke rente zal bij de afzonderlijke schadeposten telkens worden berekend vanaf het moment dat de schade is ontstaan tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [bedrijf 4] B.V. heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal aan verdachte geen verplichting opleggen tot betaling van voornoemd bedrag aan de Staat, zoals door [bedrijf 4] B.V. en door de officier van justitie is gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 188, 321, 326 en 326a van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
2 (twee) maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaard verbeurd de op de ‘
Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen’ van 13 juni 2019 onder 1, 3 en 4 vermelde voorwerpen:
  • 1 een computer (Dell inspiron, kleur blauwgroen, laptop en adapter);
  • 3 een telefoon (Samsung, kleur zwart, met hoesje);
  • 4 een computer (Samsung, kleur zwart);
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende, op de ‘
Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen’ van 13 juni 2019 onder 5 vermelde voorwerp:
5 een doos (leeg, opschrift Grohe);
Benadeelde partij [bedrijf 2] B.V.
- wijst de vordering van [bedrijf 2] B.V. toe tot een bedrag van € 9.241,42;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [bedrijf 2] B.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over:
  • € 1.508,49 vanaf 12 oktober 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • € 1.051,08 vanaf 20 oktober 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • € 1.055,56 vanaf 25 oktober 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • € 1.065,52 vanaf 4 november 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • € 258,83 vanaf 9 november 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • € 233,45 vanaf 10 november 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • € 203,00 vanaf 11 november 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • € 1.084,21 vanaf 11 november 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • € 1.340,79 vanaf 11 november 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • € 1.440,49 vanaf 14 november 2016 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij [bedrijf 2] B.V. gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [bedrijf 4] B.V.
- wijst de vordering van [bedrijf 4] B.V. toe tot een bedrag van € 1.375,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [bedrijf 4] B.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over:
  • € 777,00 vanaf 20 januari 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • € 598,00 vanaf 22 februari 2017 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij [bedrijf 4] B.V. gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ferschtman, voorzitter, mrs. H.J. Bos en H. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 december 2020.
Mr. Bakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat hij:
1
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2013 tot en met 13 maart 2017 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
op of omstreeks 27 januari 2015 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland een grote hoeveelheid fitnessapparatuur geleverd door [bedrijf 1] en/of
op of omstreeks 12 september 2016 in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland een grote hoeveelheid fitnessapparatuur (met een totale waarde van ongeveer 200.000,-- Euro) geleverd door [bedrijf 1] en/of
op of omstreeks 27 januari 2017 in de gemeente Dronten, in elk geval in Nederland een grote hoeveelheid fitnessapparatuur geleverd door [bedrijf 1] en/of
in of omstreeks de periode van 12 oktober 2016 tot en met 14 november 2016 in de gemeente Zwolle en/of Almere en/of Lelystad een of meer verwarmingsketel(s) en/of een of meer kleurentelevisie(s) en/of een hoeveelheid gereedschap geleverd door [bedrijf 2] en/of
in of omstreeks de periode van 18 januari 2017 tot en met 26 januari 2017 in de gemeente lelystad, in elk geval in Nederland een (groot) aantal trainingspakken (merk Adidas) geleverd door [bedrijf 3] en/of
in of omstreeks de periode van 10 januari 2017 tot en met 22 februari 2017 in de gemeente Roosendaal en/of Lelystad, in elk geval in Nederland drie fietsen en/of een club fauteuil en/of een stoel geleverd door [bedrijf 4] B.V.
en/of
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 januari 2014 tot en met 13 maart 2017 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een grote hoeveelheid fitnessapparatuur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte (al dan niet in dienstbetrekking), anders dan door misdrijf, te weten als lease-contractant, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
2
op of omstreeks 21 februari 2017 in de gemeente Dronten, althans in het arrondissement Midden Nederland, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , respectievelijk brigadier en hoofdagent van de politie Midden Nederland opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van inbraak in een bedrijfspand gelegen aan [adres] te [vestigingsplaats] , waarbij een grote hoeveelheid fitness-apparatuur was gestolen;
3
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2016 tot en met 03 januari 2017 in de gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en /
of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 5] en/of [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van een auto (Golf GTE), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en / of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als ware hij [naam] van het bedrijf [bedrijf 6] B.V. en/of
- een valselijk opgemaakt financieel verslag 2015 v an [bedrijf 6] en/of een valselijk oogemaakt financieel verslag voorlopige jaarcijfers 01-02-2016 van [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] en/of [benadeelde] aangeleverd en/of
- een uittreksel van de KvK over [bedrijf 6] B.V. aan [bedrijf 5] en/of [benadeelde] aangeleverd en/of
- een getekende "machtiging doorlopend sepa incasso bedrijven" op naam van [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] en/of [benadeelde] aangeleverd,

waardoor [bedrijf 5] en/of [benadeelde] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren op ambtseed of ambtsbelofte in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 augustus 2017, genummerd 2015266443, onderzoek 25ACTIO / MD2R016513, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, District Flevoland, doorgenummerd 1 tot en met 10042 (inclusief aanvullingen) of bij die processen-verbaal als bijlagen gevoegde geschriften
2.Pagina 3292
3.Pagina 3293
4.Pagina’s 3293, 3311 en 3312
5.Pagina’s 3293, 3313 en 3315
6.Pagina’s 3293 en 3318 t/m 3328
7.Pagina 3293
8.Pagina 3278
9.Pagina’s 3308 en 3309
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 14 oktober 2019
11.Pagina’s 3603 en 3604
12.Pagina’s 3605 tot en met 3607
13.Pagina 3628
14.Pagina’s 3633 tot en met 3646
15.Pagina’s 3648 tot en met 3661
16.Pagina’s 3664 en 3665
17.Pagina’s 3626 en 3627
18.Pagina 3662
19.Pagina 3609
20.Pagina’s 8740 en 3631
21.Pagina 8742
22.Pagina 3603
23.Pagina 3266
24.Pagina 3267
25.Pagina 4407
26.Pagina’s 3229 en 3230
27.Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 14 oktober 2019
28.Pagina 3227