8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op straat schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van geweld. Zowel het slachtoffer als verdachte hebben geluk gehad dat zij niet is overleden door het geweld dat verdachte heeft uitgeoefend. Meerdere omstanders zijn getuige geweest van deze geweldsuiting en zijn hier van geschrokken. De vader van het slachtoffer verkeerde in grote angst toen hij moest aanhoren hoe zijn dochter werd mishandeld, zonder bij machte te zijn om haar te beschermen. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer [slachtoffer] nog steeds te kampen heeft met lichamelijke en psychische klachten naar aanleiding van dit incident. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zulke vormen van geweld nog lange tijd nadelige gevolgen kunnen ondervinden in hun dagelijks functioneren. Door het plegen van dergelijk geweld worden gevoelens van angst, onveiligheid en verontwaardiging in de samenleving versterkt. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 28 september 2020;
- een advies van de Raad van de Kinderbescherming (de Raad) van 28 oktober 2020, opgesteld door [A] , raadsonderzoeker;
- een advies van Samen Veilig Midden-Nederland (Save) van 4 november 2020, opgesteld door [B] , jeugdreclasseringsmedewerker.
Uit het advies van de Raad volgt dat verdachte en zijn ouders de afgelopen weken op een positieve manier hebben meegewerkt aan de jeugdreclasseringsbegeleiding in het kader van de maatregel ITB Harde Kern. Het is nog niet duidelijk geworden wat verdachte getriggerd heeft om het slachtoffer zo te mishandelen. Het is van belang dat verdachte hierin meer inzicht krijgt en beter leert omgaan met gevoelens van onmacht en rancune. De Raad adviseert verdachte een taakstraf op te leggen, bestaande uit een werkstraf en een leerstraf (gedragsinterventie TACt Regulier, 35 uren) en een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering, waarvan 6 maanden ITB Harde Kern en een contactverbod met het slachtoffer.
[A] heeft ter terechtzitting het rapport van de Raad verder toegelicht en stelt zich op het standpunt dat de ITB harde kern ook na deze zitting moet worden voortgezet omdat dit traject pas onlangs is opgestart en het van belang is dat dit goed kan worden afgerond. Gezien de ernst van het feit is naast de werkstraf ook de leerstraf gepast. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie die langer is dan de tijd die verdachte al vastgezeten heeft, is niet op zijn plaats, omdat dit pedagogisch gezien geen meerwaarde heeft.
Uit het advies van Save volgt dat verdachte een week na de schorsing van de voorlopige hechtenis slachtoffer is geworden van twee geweldsincidenten en tijdelijk in het ziekenhuis heeft moeten verblijven. Door deze incidenten is het ITB Harde Kern traject pas recent opgestart waardoor nog niet alle doelen zijn behaald. Verdachte heeft zich goed gehouden aan de afspraken en er zijn geen negatieve signalen meer gemeld door de politie. Save adviseert omtrent de afdoening van de strafzaak conform de rapportage en het advies van de Raad.
[B] heef ter terechtzitting het rapport van Save verder toegelicht. Verdachte heeft op school een flinke inhaalslag moeten maken en heeft de detentie als traumatisch ervaren. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie zou het toekomstperspectief van verdachte niet helpen.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat in soortgelijke zaken straffen worden opgelegd die vrijheidsbeneming met zich brengen. Het uitgangspunt voor soortgelijke feiten is dan ook een jeugddetentie van meerdere maanden. De rechtbank ziet, gezien de jonge leeftijd van verdachte en de adviezen van de Raad en Save, geen meerwaarde in het opnieuw detineren van verdachte en zal derhalve geen onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die langer is dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis, maar volstaan met een fors voorwaardelijke jeugddetentie. Voorts zou een detentie de ingezette begeleiding en de positieve lijn die verdachte laat zien doorkruisen en mogelijk te niet doen, hetgeen niet in het belang is van verdachte en de maatschappij. Wel is de rechtbank van oordeel dat een lange voorwaardelijke jeugddetentie op zijn plek is om de ernst van het feit te onderstrepen, verdachte te verplichten om het ingezette hulptraject te vervolgen en verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 200 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 161 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze door de deskundigen geadviseerd en door de officier van justitie gevorderd zijn.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 100 uren opleggen, indien deze werkstraf niet of niet naar behoren verricht wordt te vervangen door 50 dagen vervangende jeugddetentie.
Ook zal de rechtbank verdachte een taakstraf, bestaande uit een leerstraf van 35 uren (TACt Regulier) opleggen, indien deze leerstraf niet of niet naar behoren verricht wordt te vervangen door 17 dagen vervangende jeugddetentie.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot doodslag.
Uit de rapportages en het advies van de Raad en SAVE volgt dat intensief toezicht en behandeling van verdachte nodig is om de ingezette positieve ontwikkeling vast te houden en daarmee de kans op recidive te verkleinen. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder het toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering opnieuw een vergelijkbaar misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.