Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2020 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
de rechter is verhinderd om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 november 2020 uitspraak gedaan in een beroep inzake de WOZ-waardering van een winkelpand. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde A. van den Dool, heeft beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente, die de waarde van het onroerend goed op 1 januari 2018 heeft vastgesteld op € 686.000,- voor het kalenderjaar 2019. De heffingsambtenaar, vertegenwoordigd door J. Tammel, heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting via Skype gehouden op 27 oktober 2020, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.
De rechtbank heeft overwogen dat het eigen huurcijfer van eiseres niet geschikt is voor de waardebepaling, omdat dit meer dan een jaar voor de waardepeildatum is gerealiseerd. Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd dat dit huurcijfer wel geschikt zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van het object aannemelijk heeft gemaakt aan de hand van de huurwaardekapitalisatie-methode, waarbij de kapitalisatiefactor is herleid uit vergelijkingsobjecten die rondom de waardepeildatum zijn verkocht. De rechtbank concludeert dat de waarde van het object niet hoger is vastgesteld dan de waarde in het economisch verkeer.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.