Overwegingen
1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Wat is de aanleiding voor deze uitspraak?
2. [eenmanszaak] is de eenmanszaak van eiser, gevestigd op de [adres] te [vestigingsplaats] . Op 29 januari 2020 heeft er een integrale controle plaatsgevonden binnen de gemeente Hilversum. De controle was een samenwerkingsverband tussen de gemeente Hilversum, de politie Midden-Nederland en de Belastingdienst, die onder meer bij [eenmanszaak] , de eenmanszaak van verzoeker aan de [adres] te [vestigingsplaats] , heeft plaatsgevonden. In de bedrijfsruimte van eiser werd een groot aantal goederen aangetroffen, die volgens verweerder worden aangetroffen in hennepkwekerijen.
Waarom heeft verweerder het pand gesloten?
3. Verweerder heeft het primaire besluit genomen, omdat – kort samengevat – aannemelijk is dat eiser met zijn bedrijfsvoering de illegale hennepteelt faciliteert. Verweerder maakt daarom gebruik van de bevoegdheid die hij heeft op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet om tot sluiting van het pand over te gaan. Verweerder baseert zich daarbij op twee bevindingenrapportages van Team Toezicht van 25 februari 2020 en een rapport van de eenheidscoördinator hennep bij de Coördinatie Eenheid Hennep van de politie eenheid Midden-Nederland van 21 februari 2020. De rapportages zijn opgesteld na de controle die op 29 januari 2020 heeft plaatsgevonden.
4. De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 25 mei 2020 voorlopig geoordeeld dat verweerder zich op basis van de hiervoor genoemde rapportages in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat hij de grootschalige hennepteelt faciliteert. Dit oordeel berust op een combinatie van verschillende feiten en omstandigheden. Verweerder heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter over kunnen gaan tot sluiting van het pand voor de duur van 12 maanden, maar moet in de beslissing op bezwaar beter motiveren waarom hij heeft gekozen voor een sluiting van de maximale duur van 12 maanden.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder overname van het advies van de commissie bezwaarschriften van 8 september 2020, het bezwaar ongegrond verklaard, en een aanvullende motivering gegeven waarom verweerder de sluitingsduur van 12 maanden van het pand van eiser handhaaft.
Is er een spoedeisend belang aanwezig?
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een spoedeisend belang, in hetgeen eiser heeft aangevoerd, kan worden aangenomen.
Waarom moet verweerder volgens eiser de sluiting achterwege laten?
7. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onbevoegd is om tot sluiting van het pand over te gaan op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet, omdat van een overtreding van het bepaalde in de Opiumwet geen sprake is. Uit de rapportages en de aangetroffen goederen, in combinatie met de verklaring van eiser daarover, wordt ten onrechte aangenomen dat sprake was van het verkopen of in voorraad hebben van spullen waarvan eiser weet dat die bestemd waren voor grootschalige hennepteelt. Dan moet ten minste aannemelijk worden gemaakt dat de goederen bestemd zijn voor grootschalige hennepteelt en eiser van die bestemming van die goederen (redelijkerwijs) wist. Eiser verwijst in dit kader naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 26 februari 2020. In dit kader heeft eiser ter zitting nog aangevoerd dat de bevoegdheid weliswaar wordt bestreden, maar dat de beroepsgronden met name zien op de sluitingsduur van het pand.
8. Op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a voorhanden is.
Artikel 11a bepaalt dat hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie.
9. Voor de toepassing van zijn bevoegdheid om tot sluiting over te gaan op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet, zoekt verweerder aansluiting bij zijn beleid dat gaat over sluiting van panden op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet. Dat beleid is neergelegd in de “Beleidsregels gemeente Hilversum, sluiting lokalen en woningen op grond van artikel 13b Opiumwet, Damoclesbeleid” (Damoclesbeleid).
10. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikelen 11a en 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet (Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 4, en Kamerstukken II 2017/18, 34 763, nr. 6, p. 5) volgt dat de aangetroffen situatie van dien aard moet zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen.
Om bevoegd te zijn op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is het niet nodig dat alle aangetroffen voorwerpen tegelijk geschikt zijn om een volledige beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepplantage op te zetten. Voldoende is dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de betrokkene wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de voorhanden voorwerpen bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig of grootschalig opzetten van een hennepplantage. Ook indien slechts een deel van de voorwerpen voorhanden is die nodig zijn om een beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepplantage op te zetten, kan de burgemeester bevoegd zijn, mits de voorhanden voorwerpen daartoe bestemd zijn. Zoals ook volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet (Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 3) is van belang of het pand een schakel vormt in de productie of distributie van drugs.
Is aannemelijk dat sprake was van het faciliteren van grootschalige hennepteelt?
11. Eiser erkent dat in zijn bedrijf voorwerpen zijn aangetroffen die gebruikt kunnen worden om een hennepplantage op te zetten. De voorzieningenrechter moet daarom de vraag beantwoorden of eiser wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de voorwerpen bestemd waren voor beroeps- of bedrijfsmatig of grootschalig opzetten van een hennepplantage.
12. Zoals ook eerder overwogen door de voorzieningenrechter in de uitspraak van 25 mei 2020 overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder zich op basis van de hiervoor genoemde rapportages in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat verzoeker wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat hij de grootschalige hennepteelt faciliteert. Dit betekent dat verweerder bevoegd was om tot sluiting over te gaan. Dit oordeel berust op een combinatie van verschillende feiten en omstandigheden, met name de grote hoeveelheid hennepgerelateerd kweekmateriaal en de goederen die zijn aangetroffen in het bedrijfspand van eiser die niet te koop worden aangeboden in reguliere tuincentra. Een deel van de goederen die verzoeker aanbiedt, zoals verschillende soorten voedingsmiddelen, transformatoren en afzuigsystemen, is zelfs enkel gericht op het gebruik in de grootschalige hennepteelt, blijkt uit de rapportage van de politie. Het gaat daarbij niet alleen om de grote voorraden van bijvoorbeeld substraat dat met name voor hennep is bedoeld, maar ook uit bestellingen/bestelbonnen waaruit blijkt dat bestellingen van substraat of voeding wordt gedaan waarmee 225 tot (meer dan) 600 planten kunnen worden gekweekt. Verder is op de balie en in productstandaards een hoeveelheid schriftelijke informatie, zoals handleidingen, kweekschema’s en catalogi, aangetroffen. Deze documentatie was gericht op het binnen kweken van hennepplanten onder kunstlicht.
Verder heeft verweerder van belang kunnen achten dat de verkoop van producten aan klanten vrijwel volledig anoniem plaatsvindt. Op de tweeduizend aangetroffen facturen over het jaar 2019 staat in 97% van de gevallen “balie contant”. Verder is gebleken dat eiser zijn goederen onder andere bestelt bij [bedrijf] , een bedrijf dat op internet terug te vinden is als “de groothandel voor growshops” en dat inmiddels ook gesloten is vanwege het faciliteren van grootschalige hennepteelt. Ook verzoekers administratie laat dus zien dat de bedrijfsvoering is gericht op de grootschalige hennepteelt. Ook heeft verweerder in zijn overwegingen mogen betrekken dat eiser geen werkende website heeft, geen reclame maakt voor zijn bedrijf en toch een omzet van enkele tonnen per jaar heeft. Bovendien wordt eisers bedrijf op internet wel gevonden op websites van derden die in verband zijn te brengen met de hennepteelt. Tijdens de controle op 29 januari 2020 zijn verder vijf personen binnen komen lopen die criminele antecedenten, waaronder de illegale hennepteelt, op hun naam hebben staan.
13. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn bedrijfsvoering in tegenstelling tot wat ter plaatse is aangetroffen, niet gericht was op grootschalige hennepteelt. Het feit dat eiser ook andere producten te koop aanbiedt, zoals airco’s en barbecues (vuurschalen), maakt dit alles niet anders, nog daargelaten dat op de verkoopbonnen over de periode die eiser stelt, geen airco’s zijn aangetroffen. Hierbij is tevens van belang dat tijdens de controle werd geconstateerd dat veel andere producten onder een dikke laag stof zaten of de verkoopdatum al jaren was verstreken, waaruit is af te leiden dat ze kennelijk weinig werden verkocht. Voor de beoordeling van het beroep is van belang of het pand van eiser een schakel vormt in de grootschalige productie of distributie van drugs en dat eiser dat wist of moet hebben geweten. Die conclusie heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter uit alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden mogen trekken. De voorzieningenrechter volgt eiser niet in zijn betoog dat verweerder het besluit onzorgvuldig heeft genomen. Het besluit is onderbouwd met zeer uitvoerige rapporten, die overtuigend in die richting wijzen.
Heeft verweerder het pand voor 12 maanden mogen sluiten?
14. Over de sluitingsduur heeft eiser aangevoerd dat de nadere motivering het besluit niet kan dragen. Die nadere motivering bestaat immers vooral uit de opmerking dat de bedrijfsvoering meerdere jaren heeft bestaan, dat er een grote omzet zou zijn en dat aannemelijk is dat meerdere kwekerijen zouden zijn opgezet met spullen die daar zijn gekocht. Verweerder gaat er ten onrechte van uit dat altijd dezelfde goederen worden verkocht. Het is van een handelsonderneming waar van alles wordt (door)verkocht wat voorhanden komt. Eiser onttrok niets aan het zicht en maakte er geen geheim van wat hij verkocht. Ook is bij eerdere controles nimmer aanleiding gezien om handhavend op te treden. De vergelijking met clandestiene drugshandel of een in werking zijnde hennepkwekerij kan niet worden gemaakt. Daar wordt immers de handel en wandel juist bewust aan het zicht onttrokken. Bij een winkel die gewoon geopend was en voor iedereen toegankelijk, die meerdere keren van overheidswege is gecontroleerd en die op geen enkele wijze verborg welke goederen daar werden verkocht, is dat bepaald niet het geval. Bij een heropening is voor een ieder direct duidelijk welke goederen niet langer worden verkocht, zodat een langere sluiting daar niet aan bijdraagt. Ook het feit dat aannemelijk is dat meerdere kwekerijen zouden zijn opgezet met hier gekocht goederen rechtvaardigt een langere sluiting niet, aldus eiser.
15. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder met de sluiting van het pand beoogt om de bekendheid van het pand in het drugscircuit en de loop ernaar toe door criminelen te doorbreken in het belang van de openbare orde. Verweerder heeft gelet op wat in het bovenstaande is overwogen in redelijkheid kunnen stellen dat eiser een schakel was in het drugscircuit, namelijk door het faciliteren van grote hennepteelten. Alleen al de voorraden en bestellingen duiden daarop.
Uit het Damoclesbeleid blijkt dat de sluitingstermijn bij een eerste overtreding 6-12 maanden is. De sluiting past dus binnen het beleid. Bij de sluitingsuur van 12 maanden heeft verweerder mogen betrekken dat eiser ruim zes jaar deze bedrijfsvoering heeft, die sinds 2015 verboden is, waaruit een grote bekendheid in het circuit kan worden verondersteld. Daarbij is er een grote omzet geweest, terwijl geen reclame op het pand aanwezig is, geen website of anderszins reclame wordt gemaakt. De bedrijfsvoering is gericht op hennepteelt, wat verweerder heeft mogen afleiden uit de rapportages die aan het besluit ten grondslag liggen. Het Damoclesbeleid ziet op sluiting van hennepkwekerijen, waarbij één hennepkwekerij per keer wordt gesloten. Eiser faciliteerde met de grootschalige verkoop meerdere hennepkwekerijen, waardoor eiser, als growshop, een belangrijke schakel vormt in de keten van professionele hennepteelt- en handel. Verweerder heeft verder voldoende gemotiveerd dat de sluiting tot doel heeft de (naams)bekendheid van het pand te doorbreken en de loop naar het pand er uit te halen. Dat eiser heeft aangevoerd dat de openbare orde niet in gevaar is en dat hij sinds 2014 voortdurend wordt gecontroleerd volgt de voorzieningenrechter niet aangezien hij op zitting heeft verklaard dat hij slechts eenmaal voor de wetswijziging in 2015 is gecontroleerd en slechts eenmaal erna. De voorzieningenrechter acht voorts van belang dat tijdens voorverkenningen en de controle op 29 januari 2020 ook daadwerkelijk aanloop van kentekenhouders en bezoekers van de winkel zijn waargenomen met antecedenten op grond van de Opiumwet. Naast de voorraad en de omzet van eiser is ook daarom aannemelijk dat eisers pand nog steeds een belangrijke rol speelde in het criminele circuit. Naar het oordeel van de voorzieningerechter heeft verweerder bij de sluiting van 12 maanden meer gewicht mogen toekennen aan het algemeen belang tot bescherming van de openbare orde dat gediend is met sluiting van het bedrijf dan aan de (financiële) belangen van eiser.
16. Het beroep is ongegrond.
17. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.