ECLI:NL:RBMNE:2020:5061

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
16.047041.19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting door phishing met aanzienlijke schade aan slachtoffers

Op 19 november 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door middel van phishing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor het medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd. De verdachte en zijn medeverdachten hebben met behulp van phishing-mails bankgegevens van meer dan zestig klanten van verschillende banken achterhaald en hen vervolgens bewogen om geld over te maken naar zogenaamde veilige rekeningen. Het totale schadebedrag dat door de verdachte is veroorzaakt, bedraagt meer dan € 275.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet betrokken was bij de computervredebreuk, waarvoor hij is vrijgesproken. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers, en de geraffineerde en gewetenloze wijze waarop de oplichting is gepleegd. De verdachte moet daarnaast schadevergoeding betalen aan de slachtoffers, waaronder verschillende banken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.047041.19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 november 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 juni 2019, 28 november 2019, 28 mei 2020 (alle regie-/pro formazittingen) en 15 oktober 2020 (inhoudelijke behandeling) en 5 november 2020 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van dat wat verdachte en mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht en dhr. [A] , namens de ING Bank, benadeelde partij, en dhr. [B] , namens ABN-AMRO bank, benadeelde partij, naar voren hebben gebracht.

2.INLEIDING

Rekeninghouders van de ING bank zijn sinds januari 2019 geconfronteerd met phishing. Zij kregen een e-mail die afkomstig leek te zijn van de ING-bank. In deze e-mail werden zij bewogen een link aan te klikken. Zij kwamen dan op een website terecht die eruit zag als een officiële website van de ING bank. De rekeninghouders werden vervolgens bewogen op deze website gegevens achter te laten. Na het achterlaten van de gevraagde gegevens werden zij gebeld door een persoon die zich voordeed als een medewerker van de ING bank. Aan de rekeninghouders werd door de beller verteld dat zij met spoed hun spaargeld moesten overboeken naar een bepaalde rekening om dit geld veilig te stellen. Als zij de aanwijzingen van de beller volgden, kwam het geld vervolgens terecht op rekeningen van zogenoemde katvangers.
Rekeninghouders van de Rabo- en ABN-AMRO bank bleken vanaf medio december 2018 ook e-mails te hebben ontvangen, die afkomstig leken te zijn van de desbetreffende banken. Deze rekeninghouders werden door middel van een vergelijkbare modus operandi ertoe bewogen geld veilig te stellen op een zogenoemde veilige rekening.
Uit onderzoek bleek dat het inloggen op de accounts van de rekeninghouders van de ING vaak gebeurde vanaf IP adres [IP adres] . Dit IP adres bleek van het [hotel 1] in [woonplaats] ( [hotel 1] ) te zijn. Op 21 februari 2019 is dit aan de politie gemeld. Op 24 februari 2019 werd opnieuw door de ING bank vastgesteld dat werd ingelogd bij rekeninghouders van de ING bank vanaf het IP adres van het [hotel 1] . Op dezelfde dag zijn in het [hotel 1] verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden. In hun hotelkamer werden digitale sporendragers aangetroffen en inbeslaggenomen, die in verband konden worden gebracht met computervredebreuk, oplichting, diefstal van geld en/of witwassen.
Het onderzoek dat vervolgens heeft plaatsgevonden heeft geleid tot de verdenking van de feiten die in de tenlastelegging zijn neergelegd.

3.TENLASTELEGGING

De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht (Bijlage I).
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 25 mei 2018 tot en met 24 februari 2019 te Hilversum en/of Soest althans in Nederland, samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk door computersystemen en servers met accounts van rekeninghouders van de SNS bank, de Rabobank, de ING bank en de ABN-AMRO bank binnen te dringen;
feit 2
in de periode van 21 januari 2019 tot en met 24 februari 2019 te Hilversum en/of Soest althans in Nederland, samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door 37 rekeninghouders van de Rabobank, de ING bank en/of de ABN-AMRO bank door middel van phishing te bewegen hun inloggegevens voor internetbankieren in te vullen en geld over te maken naar een zogenaamde ‘veilige rekening’;
feit 3
in de periode van 25 mei 2018 tot en met 24 februari 2019 te Hilversum en/of Soest althans in Nederland, samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van een valse sleutel door geldbedragen van 16 rekeninghouders van de Rabobank, de ING bank en/of de ABN-AMRO bank weg te nemen door onrechtmatig gebruik te maken van hun bankgegevens.

4.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Wel heeft de officier van justitie verzocht verdachte partieel vrij te spreken van de feiten 1 en 3. Volgens hem is niet wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich vóór 13 januari 2019 schuldig heeft gemaakt aan deze feiten.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van de feiten 1 en 3. Van feit 2 heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit. Volgens de raadsman is wettig overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van een deel van de in de tenlastelegging genoemde benadeelde partijen.
De verweren van de raadsman zullen, voor zover relevant, worden besproken bij het oordeel van de rechtbank.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt vooraf het volgende op. Daar waar zij komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, zal zij voor de leesbaarheid van dit vonnis de bewijsmiddelen opnemen in bijlage II. De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
feit 1
Computervredebreuk
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van computervredebreuk, zoals ten laste gelegd onder 1. Van dit feit zal de rechtbank verdachte dan ook integraal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Computervredebreuk, zoals strafbaar gesteld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht (Sr), houdt in het opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen in een geautomatiseerd werk of in een deel daarvan. Van binnendringen is sprake als de toegang tot het werk wordt verworven. Het gaat daarbij om het zodanig manipuleren van het technisch functioneren van het geautomatiseerde werk, dat ondanks het ontbreken van het juiste wachtwoord toegang kan worden verkregen. Het binnendringen kan onder meer worden bereikt door het aannemen van een valse hoedanigheid.
Uit de verklaring van verdachte kan worden afgeleid dat hij een valse hoedanigheid heeft aangenomen. Hij heeft namelijk verklaard dat hij een aantal rekeninghouders van de ING- de Rabo- en de ABN-AMRO bank heeft gebeld en zich daarbij heeft voorgedaan als een medewerker van de bank van de desbetreffende rekeninghouder. In die hoedanigheid heeft hij rekeninghouders ertoe bewogen geld over te boeken naar een andere rekening.
De valse hoedanigheid die verdachte heeft aangenomen heeft hij echter niet gebruikt om de toegang tot het geautomatiseerde werk van de desbetreffende rekeninghouder te verwerven. Dit was al eerder gedaan door middel van het versturen van de eerste e-mail, waarin de rekeninghouder werd bewogen om rekeningnummer, pasnummer en inlogcode af te geven op een phishingsite. Door het verstrekken van deze gegevens kon worden gekeken op de internetbankier omgeving van de rekeninghouder. Op die manier werden gegevens verkregen over saldi én persoonsgegevens zoals het telefoonnummer van de rekeninghouder. De toegang tot het geautomatiseerde werk was dus al verworven op het moment dat de rekeninghouders door verdachte werden gebeld.
Niet gebleken is dat verdachte ook bij het verkrijgen van de toegang tot het geautomatiseerde werk een actieve betrokkenheid heeft gehad. Verdachte kreeg de informatie over de rekeninghouders aangereikt. Aannemelijk is weliswaar dat hij wist dat die informatie was verkregen door middel van phishing, maar deze enkele wetenschap maakt niet dat verdachte ook als medepleger van computervredebreuk kan worden aangemerkt.
Feit 2
Oplichting
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van de hierna onder A, B, C en D vermelde rekeninghouders. Voor het medeplegen van oplichting van de onder E en F genoemde rekeninghouders acht de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig. Voor zover de tenlastelegging ziet op deze rekeninghouders, zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken.
De oplichting zoals onder 2 ten laste gelegd ziet op het bewegen van rekeninghouders om geld over te boeken naar een andere, zogenoemde veilige rekening. Het geld kwam vervolgens terecht op rekeningen van katvangers. Verdachte heeft bekend dat hij hieraan heeft bijgedragen. Hij heeft -kort gezegd- verklaard dat hij rekeninghouders met dit doel heeft gebeld. Hij heeft daarbij een valse hoedanigheid aangenomen in die zin dat hij zich heeft voorgedaan als een medewerker van de bank. Door in die hoedanigheid te doen voorkomen dat het nodig was geld veilig te stellen en de rekeninghouders daar vervolgens bij te helpen door hen te leiden door het systeem, heeft hij listige kunstgrepen toegepast en is sprake van een samenweefsel van verdichtsels. Hij kreeg een deel van het geld dat naar de rekeningen van de katvangers werd overgemaakt, zodat ook kan worden vastgesteld dat hij de rekeninghouders heeft gebeld met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen.
Medeplegen
Verdachte heeft de rekeninghouders opgelicht met gegevens die hij van zijn medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gekregen. Hij maakte gebruik van screenshots van rekeningen die op de laptop van [medeverdachte 1] zijn aangetroffen. Tijdens het bellen met de rekeninghouders maakte hij gebruik van deze laptop. Medeverdachte [medeverdachte 1] had toegang tot de rekeningen van de opgelichte rekeninghouders, die waren ingegaan op de phishingmails die [medeverdachte 2] had verstuurd.
Als verdachte de rekeninghouders belde, deed hij dit meestal ook in aanwezigheid van medeverdachte [medeverdachte 1] . Zij verbleven dan samen in een hotel en zij gebruikten samen de gegevens op de laptop van medeverdachte [medeverdachte 1] . Voorafgaand aan die belsessies hadden zij contact via chatgesprekken. Daarin bespraken zij onder meer wanneer en waar zij slachtoffers zouden bellen. Het bellen deed hij aan de hand van een script dat hij van een ander had gekregen.
Ten slotte heeft verdachte contact gehad met de katvangers, die het overgeboekte geld van hun rekening moesten pinnen. Over de verdeling van het geld waren vooraf ook afspraken gemaakt.
Het voorgaande laat zien dat meerdere personen een schakel vormden in het proces dat tot de oplichting van de rekeninghouders leidde. Er was dus sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Verdachte leverde hier een wezenlijke bijdrage aan, omdat hij degene was die de rekeninghouders er daadwerkelijk toe bewoog geld over te maken naar een andere rekening. Dat betekent dat verdachte de oplichting samen en in vereniging met anderen heeft gepleegd.
De rekeninghouders
Ten aanzien van de verschillende rekeninghouders overweegt de rechtbank het volgende.
[benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 10] , [benadeelde 11] , [benadeelde 12] , [benadeelde 13] , [benadeelde 14] , [benadeelde 15] , [benadeelde 16] , [benadeelde 17] , [benadeelde 18] , [benadeelde 19] , [benadeelde 20] en [benadeelde 21]
Op een notitie op de iPhone van verdachte staan data genoemd over de periode van 21 januari 2019 tot en met 8 februari 2019. Onder deze data staan steeds geldbedragen genoemd. Deze notitie is naast de aangiftes gelegd die betrekking hebben op deze periode. Daarbij is vastgesteld dat de data en geldbedragen die in de notitie staan, overeenkomen met de data en geldbedragen die staan genoemd in de aangiftes van de onder A genoemde rekeninghouders van de Rabo- en ABN-AMRO bank. De in deze aangiftes omschreven modus operandi komt ook overeen met de modus operandi zoals eerder omschreven.
De raadsman heeft ten aanzien van de aangiftes die aan deze notitie zijn gekoppeld geen vrijspraak bepleit. Verdachte heeft ook verklaard dat hij op zijn telefoon bijhield hoeveel hij verdiend had. De rechtbank leidt hieruit in beginsel af dat verdachte bij de oplichting van deze rekeninghouders betrokken is geweest.
Ten aanzien van [benadeelde 20] overweegt de rechtbank dat bij dit slachtoffer het geld van de rekening is overgemaakt nadat de inlogcodes aan de fraudeurs zijn verstrekt. Dit slachtoffer heeft niet, naar aanleiding van het telefonisch contact met verdachte, zelf het geld overgeboekt, zoals onder feit 2 tenlastegelegd. Dat betekent dat verdachte voor dit slachtoffer moet worden vrijgesproken van oplichting.
Bij rekeninghouder [benadeelde 21] is de overboeking mislukt. Dat betekent dat verdachte voor dit slachtoffer ook moet worden vrijgesproken.
[benadeelde 22] en [benadeelde 23]
Deze rekeninghouders hebben een rekening bij de ING bank. Zij hebben op 16 februari 2019 een e-mail ontvangen die afkomstig leek te zijn van de ING bank, waarin zij werden bewogen geld veilig te stellen.
[benadeelde 22] is die dag gebeld door een persoon die zich voordeed als medewerker van de bank. Er is kort daarna tweemaal ingelogd op haar rekening, waarna zij zelf transacties heeft uitgevoerd. Dat was rond 18:00 uur.
[benadeelde 23] werd die dag rond 17:00 uur gebeld door een man die zich voordeed als medewerker van de ING bank. Hij heeft ook haar geholpen bij de overboeking voor het veiligstellen van haar geld. Die overboeking heeft zij vervolgens zelf verricht rond 17:38 uur.
Uit onderzoek van de ING bank is gebleken dat de inlogs op de ING rekeningen van deze rekeninghouders op 16 februari 2020 frauduleus plaatsvonden vanaf het IP adres van het [hotel 1] in [woonplaats] .
Uit chatgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] van 16 februari 2019, kan worden afgeleid dat medeverdachte [medeverdachte 1] die dag in het [hotel 1] in [woonplaats] zat. Ook kan uit deze chatgesprekken worden afgeleid dat verdachte zich kort na 14:00 uur bij medeverdachte [medeverdachte 1] in het hotel heeft aangesloten. Dat betekent dat hij in het hotel was op de momenten dat [benadeelde 22] en [benadeelde 23] werden gebeld en op de momenten dat zij hun overboekingen verrichtten.
Verdachte heeft verklaard dat hij de beller was als hij samen met medeverdachte [medeverdachte 1] in een hotel zat. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte op 16 februari 2019 ook degene is geweest die [benadeelde 22] en [benadeelde 23] heeft gebeld. Op die manier is hij dus bij de oplichting van deze rekeninghouders betrokken geweest.
[benadeelde 24]
heeft een rekening bij de ABN-AMRO bank. Op 29 januari 2019 rond 16:00 uur werd hij gebeld door een man die zich voordeed als medewerker van de ABN-AMRO bank. Deze man heeft doen voorkomen dat hij hem hielp om een aangekondigde betalingsopdracht van een derde gemachtigde persoon te annuleren. Op zijn aanwijzingen heeft [benadeelde 24] dan ook een geldbedrag gestort op een rekening ten name van [naam] .
Verdachte heeft het rekeningnummer van [naam] van postbode [naam] ontvangen, vlak voordat [benadeelde 24] is gebeld door de man die zich voordeed als bankmedewerker en die hem ertoe heeft bewogen geld over te maken naar het rekeningnummer van [naam] .
Daarbij komt dat verdachte op 29 januari 2019 een hotelkamer heeft geboekt in het [hotel 2] in [woonplaats] . Dat duidt erop dat hij die dag als beller heeft opgetreden.
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte ook degene is geweest die als beller bij de oplichting van [benadeelde 24] betrokken is geweest.
[benadeelde 25]
is ook rekeninghouder van de ABN-AMRO bank. Hij is op 26 januari 2019 gebeld door een man die zich voordeed als medewerker van de bank, die deed voorkomen dat hij hem wilde helpen bij het veiligstellen van geld.
De betrokkenheid van verdachte bij deze oplichting leidt de rechtbank af uit de boeking door verdachte van een kamer in het [hotel 1] in [woonplaats] op 26 januari 2019 en zijn verklaring ter terechtzitting dat hij degene was die ging bellen op de momenten dat hij de hotelkamer had geboekt.
[benadeelde 26] , [benadeelde 27] , [benadeelde 28] , [benadeelde 29] , [benadeelde 30] en [benadeelde 31]
Dit zijn rekeninghouders van de ING bank. Zij zijn opgelicht op respectievelijk 17, 18 en 20 februari 2019. Uit onderzoek van de ING bank is gebleken dat de inlogs op ING rekeningen van deze rekeninghouders steeds frauduleus plaatsvonden vanaf het IP adres van het [hotel 1] in [woonplaats] .
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat er meerdere personen zijn die vanuit het [hotel 1] rekeninghouders hebben gebeld. Voor de vaststelling dat verdachte degene is geweest die op deze specifieke data rekeninghouders vanuit het [hotel 1] heeft gebeld, is dus meer bewijs nodig. Dat bewijs heeft de rechtbank niet. Verbalisanten hebben weliswaar verklaard dat zij verdachte herkennen op beelden van het [hotel 1] van de desbetreffende dagen, maar deze herkenning kan naar het oordeel van de rechtbank niet aan een bewezenverklaring ten grondslag worden gelegd. In het dossier zitten slechts screenshots van de beelden. Deze zijn van slechte kwaliteit. Dat betekent dat niet controleerbaar is wat de verbalisanten op de beelden hebben waargenomen. Daarbij komt dat de man op de screenshots weliswaar kenmerken heeft die overeen lijken te komen met kenmerken van verdachte, maar dit zijn geen specifieke kenmerken.
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte ook bij de oplichting van deze rekeninghouders betrokken is geweest.
[benadeelde 32] , [benadeelde 33] , [benadeelde 34] , [benadeelde 35] , [benadeelde 36] en [benadeelde 37]
[benadeelde 32] is rekeninghouder van de ABN-AMRO bank, [benadeelde 37] is rekeninghouder van de Rabobank en de overige personen zijn rekeninghouders van de ING bank. In het dossier bevindt zich onvoldoende bewijs om betrokkenheid van verdachte bij de oplichting van deze personen te kunnen vaststellen.
De oplichting van [benadeelde 32] vond op dezelfde dag plaats als de oplichting van [benadeelde 24] , namelijk op 29 januari 2019. Er zijn echter onvoldoende specifieke overeenkomsten om de oplichting van [benadeelde 32] aan de oplichting van [benadeelde 24] te kunnen koppelen. Ook overigens is er geen bewijs dat verdachte aan de oplichting van [benadeelde 32] kan koppelen.
De oplichting van [benadeelde 37] heeft op 11 februari 2019 plaatsgevonden. Het enige bewijs dat op deze dag naar verdachte zou kunnen wijzen, wordt weer gevormd door de herkenning van verdachte door verbalisanten op camerabeelden van het [hotel 1] . Zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank deze herkenning echter niet bruikbaar voor het bewijs. Dat [benadeelde 37] net als een aantal andere door verdachte opgelichte personen is opgelicht voor een bedrag van € 9.800,-, is onvoldoende om verdachte aan deze oplichting te kunnen koppelen.
Voor de oplichting van [benadeelde 33] en [benadeelde 34] op 15 februari 2019 bevindt zich ook geen bewijs in het dossier dat specifiek naar verdachte wijst.
De oplichtingen van [benadeelde 35] en [benadeelde 36] vonden net als de oplichting van [benadeelde 22] en [benadeelde 23] plaats op 16 februari 2019. De rechtbank heeft bij de beoordeling van de oplichting van [benadeelde 22] en [benadeelde 23] vastgesteld dat verdachte zich die dag rond 14:00 uur bij medeverdachte [medeverdachte 1] in het hotel heeft aangesloten. Niet duidelijk is echter hoe laat de oplichting van [benadeelde 35] plaatsvond. Het enige wat kan worden vastgesteld is dat zij om 10:30 uur een e-mail las die van de ING bank afkomstig leek te zijn. Zij heeft toen meteen vervolgstappen verricht door op een link te klikken. Of zij ook meteen is gebeld door de man die zich voordeed als medewerker van de bank, blijkt niet.
[benadeelde 36] las om 13:50 uur een e-mail die van de ING bank afkomstig leek te zijn. Zij werd binnen tien minuten teruggebeld door een man die deed voorkomen dat hij haar hielp met het veiligstellen van haar geld. Dit is net voor het moment geweest dat verdachte zich bij medeverdachte [medeverdachte 1] in het hotel in Soest heeft aangesloten, zodat verdachte ook niet aan deze oplichting kan worden gekoppeld.
feit 3
Diefstal door middel van een valse sleutel
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van diefstal in vereniging met anderen door middel van een valse sleutel, zoals ten laste gelegd onder 3. Van dit feit zal de rechtbank verdachte dan ook integraal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Dit feit ziet op de aangiftes van rekeninghouders die werden bewogen bankgegevens in te voeren, waarmee de fraudeurs zelf geldbedragen van de rekeningen konden afschrijven. Op die manier hebben de fraudeurs zich wederrechtelijk geldbedragen toegeëigend met gegevens waartoe zij niet gerechtigd waren. Er was dus sprake van het frauduleus verkrijgen van geld van rekeninghouders door middel van een andere modus operandi dan bij het hiervoor bewezenverklaarde feit.
De periode
De rechtbank volgt de officier van justitie in zijn standpunt dat er geen bewijs is voor betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde diefstallen voor zover deze vóór 2019 zijn gepleegd. De rechtbank is echter van oordeel dat er ook onvoldoende bewijs is voor betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde diefstallen in de periode tot 21 januari 2019, de dag dat verdachte voor het eerst als beller optrad. Met betrekking tot die periode zijn er slechts twee chatgesprekken, waarin verdachte termen noemt die in algemene zin aan phishing kunnen worden gerelateerd. Het gaat om het chatgesprek van 16 januari 2019 tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] en het chatgesprek van 17 januari 2019 tussen verdachte en postbode [naam] . Deze chatgesprekken vormen weliswaar een aanwijzing dat verdachte zich op dat moment al met phishing gerelateerde zaken bezig hield, maar hieruit blijkt geen actieve betrokkenheid van verdachte van enig gewicht bij de ten laste gelegde diefstallen die vóór 21 januari 2019 hebben plaatsgevonden.
De rekeninghouders
Van de onder feit 3 genoemde rekeninghouders hebben alleen [benadeelde 38] en [benadeelde 39] aangifte gedaan van een feit dat heeft plaatsgevonden op of na 21 januari 2019.
Ook ten aanzien van deze rekeninghouders komt de rechtbank echter niet tot een bewezenverklaring.
De aangifte van [benadeelde 38] komt erop neer dat zij is gebeld door een man die zich voordeed als een medewerker van de ABN-AMRO bank. Hij heeft haar ertoe bewogen geld over te maken naar een andere rekening. Op aanwijzing van deze man heeft ze dat vervolgens zelf gedaan. Deze modus operandi komt overeen met de modus operandi die is gebruikt bij de oplichting van rekeninghouders zoals onder feit 2 ten laste gelegd. Omdat [benadeelde 38] haar geld zelf heeft overgeboekt naar een andere rekening, is ook hier sprake van oplichting en niet van diefstal zoals onder feit 3 ten laste gelegd.
In het geval van [benadeelde 39] is het geld ten slotte wel door een ander van zijn rekening afgeschreven. Voor deze diefstal geldt echter dat er geen bewijs is dat verdachte hierbij enige actieve betrokkenheid heeft gehad. Ook van deze diefstal zal de rechtbank verdachte dus vrijspreken.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2
op tijdstippen in de periode van 21 januari 2019 tot en met 24 februari 2019, te Hilversum en/of te Soest, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
rekeninghouders van de Rabobank en/of de ING bank en/of de ABN-AMRO bank, te weten
benadeelde [benadeelde 1] (9.800,00 euro) en
benadeelde [benadeelde 2] (9.200,00 euro) en
benadeelde [benadeelde 3] (9.800,00 euro) en
benadeelde [benadeelde 4] (9.200,00 euro) en
benadeelde [benadeelde 5] (9.800,00 euro) en
benadeelde [benadeelde 6] (19.600,00 euro) en
benadeelde [benadeelde 7] (19.700,00 euro) en
benadeelde [benadeelde 8] (9.560,00 euro) en
benadeelde [benadeelde 23] (9.500,00 euro) en
Benadeelde [benadeelde 9] (6.399,00 euro) en
Benadeelde [benadeelde 10] (4.299,00 euro) en
benadeelde [benadeelde 11] (4.499,00 euro) en
benadeelde [benadeelde 12] (35.397,00 euro) en
benadeelde [benadeelde 24] (9.200,00 euro) en
benadeelde [benadeelde 13] (7.499,00) en
benadeelde [benadeelde 25] (8.500,00 euro) en
benadeelde [benadeelde 14] (10.499,90 euro), en
benadeelde [benadeelde 22] (13.850,00 euro), en
benadeelde [benadeelde 15] (9.800,00 euro), en
benadeelde [benadeelde 16] (5.400,00 euro), en
benadeelde [benadeelde 17] (17.700,00 euro), en
benadeelde [benadeelde 18] (9.800,00 euro), en
benadeelde [benadeelde 19] (9.800,00)
heeft bewogen tot afgifte van (een) geldbedrag(en) (hierboven nevengenoemd), en het ter beschikking stellen van de inloggegevens voor internetbankieren,
hebbende verdachte en zijn mededaders telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
voornoemde accounthouders bewogen tot het invullen van voornoemde inloggegevens en het overmaken van geld naar een andere zogenaamde “veilige rekening", door:
- een of meer e-mails te sturen, als ware(n) deze e-mail(s) afkomstig van de Rabobank en/of ING bank en/of ABN-AMRO bank, inhoudende dat een nieuwe incassant gemachtigd was en/of dat het noodzakelijk was om geld en/of vermogen veilig te stellen en/of in voornoemde e-mail(s) een aankondiging te doen dat een medewerker van de Rabobank en/of ING bank en/of ABN-AMRO bank telefonisch contact op zou nemen en vervolgens telefonisch voornoemde accounthouders, onder de mededeling dat hij/zij geld kon overmaken naar een zogenaamde “veilige rekening” en/of een nieuwe derde incassant terug kon draaien en/of zijn/haar geld terug kon boeken, voornoemde accounthouder(s) te bewegen tot het klikken op een hyperlink in de voornoemde e-mail(s), welke hyperlink leidde naar een zogeheten phishing-website en vervolgens
- voornoemde accounthouder(s) ertoe te bewegen op voornoemde phishing-website de
inloggegevens voor internetbankieren en/of een autorisatiecode, voor de
autorisatie van een overschrijving in te vullen en/of (vervolgens)
- een bankrekeningnummer en/of iDEAL betaallink te noemen, onder de mededeling dat
voornoemde accounthouder(s) zijn/haar/hun geld veilig konden stellen door het naar dat
bankrekeningnummer over te maken waardoor bovengenoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek met het voorarrest.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op het standpunt dat de verdediging heeft ingenomen over de rol van verdachte bij de ten laste gelegde feiten, heeft de verdediging verzocht te volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan het voorarrest. Daarnaast is het volgens de verdediging passend aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 240 uur.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf en/of maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich in georganiseerd verband op planmatige, geraffineerde en gewetenloze wijze schuldig gemaakt aan oplichting. Dat blijkt uit dat wat in het kader van de bewijsoverwegingen naar voren is gekomen.
Verdachte vormde een belangrijke schakel in het geheel aan handelingen die tot de bewezenverklaarde oplichting hebben geleid. Hij was degene die de potentiële slachtoffers telefonisch te woord stond en hen ervan moest overtuigen om geld over te boeken naar een rekening van katvangers. Hij moest daarvoor het vertrouwen van de potentiële slachtoffers zien te winnen. Het was aan hem om daarvoor de juiste toon aan te slaan. Dat deed hij geraffineerd en dat draagt bij aan de ernst van het bewezenverklaarde feit.
De ernst van het bewezenverklaarde feit blijkt verder uit het grote aantal mensen dat slachtoffer is geworden van de oplichting. Dat zijn er 26. Ook blijkt de ernst van het feit uit de grootte van het geldbedrag waarvoor deze mensen zijn opgelicht. Dat is een bedrag van in totaal € 277.802,90. De oplichtingspraktijken die tot dit grote geldbedrag hebben geleid, hebben verdachte en zijn medeverdachten in een relatief korte periode gepleegd. De eerste keer dat verdachte als beller optrad was op 21 januari 2019. Nog geen vijf weken later, op 24 februari 2019, is hij aangehouden op een moment dat hij zich zichtbaar weer met oplichtingspraktijken bezig wilde gaan houden. Het bevestigt dat verdachte en zijn medeverdachten georganiseerd en planmatig te werk gingen en zo in staat waren in korte tijd veel slachtoffers te maken en grote geldbedragen te innen.
Een groot deel van de slachtoffers bestaat uit oudere mensen. In het algemeen zijn zij minder thuis in het digitale betalingsverkeer. Zij hebben op dat gebied vaak hulp nodig van anderen en zijn in die zin kwetsbaar. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] waren zich hiervan bewust. In chatgesprekken spraken zij er ook openlijk over dat oudere mensen makkelijke slachtoffers zijn, dat zij ‘het beste’ zijn. Het lijkt dus een bewuste keuze te zijn geweest om juist deze kwetsbare groep te benaderen. Deze keuze onderstreept het gewetenloze karakter van het handelen van verdachte en zijn medeverdachten. Zij laten zich in de chatgesprekken over de slachtoffers bovendien laatdunkend uit.
Het geld dat verdachte en zijn medeverdachten van de slachtoffers afhandig hebben gemaakt, bestond in een aantal gevallen uit spaargeld dat was bedoeld om in de oude dag van deze slachtoffers te voorzien. De slachtoffers vertrouwden erop dat zij dit geld op een veilige manier hadden weggezet bij de bank. Het vertrouwen dat banken een veilige plek zijn om spaargeld te bewaren, is door verdachte en zijn medeverdachten ernstig beschadigd. En dat geldt ook voor het vertrouwen van de slachtoffers in het digitale betalingsverkeer in het algemeen. In deze tijd, waarin online betalen aan de orde van de dag is en natuurlijke personen hiervan afhankelijk zijn, is dit vertrouwen van groot belang. Het schaden van het vertrouwen in het digitale betalingsverkeer heeft daardoor niet alleen negatieve gevolgen voor de slachtoffers van deze zaak, maar ook voor de maatschappij in het algemeen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest in verband met het plegen van misdrijven. Er is aan hem slechts éénmaal een geldboete opgelegd door het CVOM. Er is dus geen sprake van recidive die van invloed is op de strafmaat. Ook blijkt uit de justitiële documentatie geen recidive risico voor de toekomst.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zijn leven sinds de opheffing van de voorlopige hechtenis weer goed op orde heeft gekregen. Hij is begonnen met het volgen van een opleiding en heeft samen met een familielid een goedlopend bouwbedrijf opgezet. Volgens de verdediging is het van belang dat verdachte deze positieve ontwikkeling kan continueren. Een straf die tot gevolg heeft dat hij terug zal moeten naar de gevangenis, zal volgens de verdediging alleen maar negatieve effecten hebben, waarbij de maatschappij niet is gebaat. De rechtbank volgt dit standpunt niet, zoals hierna zal blijken.
Uitgangspunt en strafmodaliteit
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Bij de raadpleging van de oriëntatiepunten vormt de bewezenverklaring van de rechtbank het uitgangspunt. De bewezenverklaring houdt in dit geval in dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd. Omdat oplichting een vorm is van fraude, zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten die voor het plegen van fraude zijn opgesteld. In dit geval geldt een schadebedrag van € 277.802,90. De oriëntatiepunten voor fraude met een benadelingsbedrag tussen de € 250.000,- en € 500.000,- gaan uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden.
De officier van justitie is van mening dat tot een andere bewezenverklaring kan worden gekomen dan de rechtbank. Een belangrijk verschil is dat volgens de officier van justitie ook te bewijzen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk. Juist op basis van dit feit heeft de officier van justitie bij zijn strafeis ook aansluiting gezocht bij de Richtlijn voor strafvordering cybercrime (2018R001). Afgezien van het feit dat dit een richtlijn is voor het Openbaar Ministerie en niet voor de rechtbank, valt het door de rechtbank bewezen geachte feit hier niet onder. Dat betekent dat de rechtbank een ander uitgangspunt hanteert. Alleen al om die reden zal de door de rechtbank op te leggen straf afwijken van de eis van de officier van justitie.
Zoals hiervoor weergegeven, is volgens de landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden een passende straf voor fraude met een omvang als hier aan de orde. De rechtbank is van oordeel dat ook in dit geval met geen andere straf kan worden volstaan dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Een taakstraf, zoals door de verdediging bepleit, doet onvoldoende recht aan de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd. Ook gaat van een taakstraf voor het bewezenverklaarde feit onvoldoende generale preventie uit. Generale preventie ziet de rechtbank in dit geval als belangrijk strafdoel. Het gaat namelijk om een vorm van oplichting die op relatief eenvoudige wijze kan worden gepleegd, terwijl er grote belangen mee kunnen worden geschaad.
Verdachte is voor het bewezenverklaarde feit al van zijn vrijheid ontnomen geweest. Hij heeft 109 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De omstandigheid dat de voorlopige hechtenis daarna is opgeheven, is echter geen reden om met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest te volstaan.
Voor de bepaling van de hoogte van de uiteindelijke gevangenisstraf is voor de rechtbank niet alleen de hoogte van het schadebedrag bepalend. De rechtbank kijkt uitdrukkelijk naar alle omstandigheden, waarop zij hiervoor is ingegaan. Dat zijn met name de geraffineerde en gewetenloze handelwijze van verdachte en het georganiseerde verband waarmee de oplichting is gepleegd, welk verband medeplegen oplevert, alsmede het aantal slachtoffers en de kwetsbare groep waartoe zij behoren. Alle besproken omstandigheden tezamen vormen voor de rechtbank aanleiding om de maximale gevangenisstraf op te leggen die de oriëntatiepunten voor fraude met een benadelingsbedrag tussen de € 250.000,- en € 500.000,- geven. In de omstandigheid dat verdachte een opleiding volgt en samen met een familielid een eigen bedrijf heeft gestart dat goed loopt, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een lagere straf. Het feit is te ernstig om dit soort omstandigheden in het voordeel van verdachte mee te laten wegen. De rechtbank waardeert het dat verdachte een deels bekennende verklaring heeft afgelegd en zodoende enige verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Het is mede om deze reden dat de rechtbank geen aanleiding ziet een straf op te leggen die hoger is dan de LOVS oriëntatiepunten.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Niet gebleken is dat er een doel is dat met een voorwaardelijk strafdeel is gediend. Een voorwaardelijk strafdeel als waarschuwing lijkt verdachte niet nodig te hebben, gelet op het feit dat hij nooit eerder met politie en justitie in aanraking geweest. Voor begeleiding door de reclassering als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke strafdeel is ook geen reden, nu verdachte zich zelfstandig staande lijkt te kunnen houden in de maatschappij.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

10.BESLAG

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om verbeurdverklaring van de goederen die staan vermeld op de beslaglijst onder de nummers 1, 2, 6, 9, 10, 11, 12, 14, 15 en 16.
De officier van justitie heeft verzocht om teruggave aan verdachte van de goederen die staan vermeld op de beslaglijst onder de nummers 3, 5, 7, 8 en 17.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich verzet tegen verbeurdverklaring van de onder 15. genoemde telefoon van het type iPhone. Volgens de verdediging heeft deze telefoon geen essentiële rol van betekenis gespeeld en kan niet worden vastgesteld dat de telefoon kennelijk was bestemd voor het begaan van het misdrijf dat bewezen kan worden verklaard.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder 15. Genoemde telefoon van het type iPhone vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat het bewezenverklaarde feit met behulp van de telefoon is begaan en voorbereid. De rechtbank acht met name van belang dat op de telefoon van verdachte informatie is aangetroffen die rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit. De rechtbank doelt onder meer op de foto van de bankpas van een katvanger en op het belscript dat verdachte gebruikte om slachtoffers te bewegen geld over te maken naar een zogenaamde veilige rekening.
Ook voor het overige zal de rechtbank de officier van justitie volgen in zijn standpunt met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen.
Dat betekent dat de rechtbank de volgende in beslag genomen goederen verbeurd zal verklaren, omdat met behulp van deze goederen het bewezenverklaarde feit is begaan:
14. telefoon van het merk Nokia, inclusief adapter;
15. telefoon van het type iPhone;
16. laptop met twee opladers.
De volgende in beslag genomen goederen zal de rechtbank verbeurd verklaren, omdat deze geheel of grotendeels door middel van of uit baten van de strafbare feiten zijn verkregen:
1. schoenen, nr. 519668;
2. horloge, nr. 519667;
6. portemonnee, nr. 519313;
9. kleding van het merk Gucci;
10. horloge Versace, nr. 519305;
11. ring Tiffany & Co, nr. 519304;
12. tas van het merk Louis Vuitton, nr. 519302.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de volgende in beslag genomen voorwerpen die aan verdachte toebehoren, omdat deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet:
3. administratie, nr. 519666;
5. laptoptas met administratie, nr. 519314;
7. ordner “TNS business [verdachte] ”, nr. 519309;
8. administratie “bonnetje van Gucci pants twv 890”, nr. 519308;
17. laptoptas, laptophoes, lader, bluetooth speaker.

11.BENADEELDE PARTIJEN

11.1
De vorderingen
ING bank
De ING bank heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 154.580,73, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Een bedrag van € 144.980,73 heeft de ING bank aangewend om de schade van slachtoffers van fraude te vergoeden. Een bedrag van € 9.600,- heeft de ING bank besteed aan onderzoek.
ABN AMRO bank
De ABN AMRO bank heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 16.715,31, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade en heeft de bank aangewend om de schade van slachtoffers van fraude te vergoeden. Bij de vordering is een overzicht gevoegd waarop is te zien welk bedrag de bank aan welk slachtoffer heeft vergoed. Daarnaast heeft de ABN AMRO als aparte post onderzoekskosten gevorderd ten bedrage van € 9.840,-.
Particuliere rekeninghouders van de ABN AMRO bank
[benadeelde 11] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.499,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde 9] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.399,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde 24] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 9.200,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde 10] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.299,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde 25] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde 14] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.499,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde 32] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.660,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde 12] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 35.397,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde 39] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.200,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde 40] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 200,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Rabobank
De Rabobank heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 158.960,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade en heeft de bank aangewend om de schade van slachtoffers van fraude te vergoeden. Bij de vordering is een overzicht gevoegd waarop is te zien welk bedrag de bank aan welk slachtoffer heeft vergoed.
Particuliere rekeninghouders van de Rabobank
[benadeelde 41] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde 17] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.700,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde 42] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
11.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk toe te wijzen tot de volgende bedragen:
  • ING bank tot een bedrag van € 154.580,73, bestaande uit schade die de ING bank heeft vergoed aan de slachtoffers die de ING in de aangifte heeft genoemd en die ook terugkomen op de tenlastelegging, te weten [benadeelde 28] , [benadeelde 26] , [benadeelde 30] , [benadeelde 29] , [benadeelde 27] , [benadeelde 22] , [benadeelde 35] , [benadeelde 31] , [benadeelde 33] , [benadeelde 36] en [benadeelde 34] , en een bedrag van € 9.600,- aan onderzoekskosten;
  • ABN AMRO bank tot een bedrag van € 12.129,- bestaande uit schade die de ABN AMRO bank heeft vergoed aan 10 van de 28 opgevoerde slachtoffers, te weten [benadeelde 39] , [benadeelde 38] , [benadeelde 43] , [benadeelde 44] , [benadeelde 45] , [benadeelde 46] , [benadeelde 47] , [benadeelde 48] , [benadeelde 49] en [benadeelde 50] , en een bedrag van € 3.514,29, bestaande uit 10/28 deel van de onderzoekskosten;
  • [benadeelde 11] tot een bedrag van € 4.499,-;
  • [benadeelde 9] tot een bedrag van € 6.399;
  • [benadeelde 24] tot een bedrag van € 9.200,-;
  • [benadeelde 10] tot een bedrag van € 4.299,-;
  • [benadeelde 25] tot een bedrag van € 8.500,-;
  • [benadeelde 14] tot een bedrag van € 10.499,-;
  • [benadeelde 32] tot een bedrag van € 1.660,-;
  • [benadeelde 12] tot een bedrag van € 35.397,-;
  • [benadeelde 39] tot een bedrag van € 8.200,-;
  • Rabobank tot een bedrag van € 158.960,00;
  • [benadeelde 41] tot een bedrag van € 10.000,-.
De officier van justitie heeft gevorderd de toe te wijzen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook heeft hij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van [benadeelde 17] , [benadeelde 40] en [benadeelde 42] niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de schade van deze benadeelde partijen al is vergoed door de banken waarvan zij rekeninghouder zijn.
11.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de ING bank kan worden toegewezen, voor zover deze ziet op schade van slachtoffers van het onder 2 bewezenverklaarde feit.
De verdediging heeft verzocht de vordering van de ABN AMRO bank niet-ontvankelijk te verklaren. Volgens de verdediging voldoet de volmacht van de ABN AMRO bank niet aan de daaraan te stellen eisen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de particuliere rekeninghouders kunnen worden toegewezen, voor zover bewezen is verklaard dat zij slachtoffer zijn geworden van feit 2 en de gevorderde bedragen niet door één van de banken zijn vergoed.
De verdediging heeft zich ten slotte verzet tegen de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, voor zover deze ziet op de toe te wijzen vorderingen van de banken.
11.4
Het oordeel van de rechtbank
Ontvankelijkheid
Gelet op het betoog van de raadsman, moet de rechtbank in de eerste plaats beoordelen of de vordering van de ABN AMRO bank ontvankelijk is.
Op grond van artikel 51c, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) kan de benadeelde partij zich ter terechtzitting laten vertegenwoordigen door een gemachtigde, die daartoe een bijzondere en schriftelijke volmacht heeft. Deze bepaling strekt zich ook uit tot de voeging door middel van de opgave als bedoeld in art. 51g, eerste lid, Sv. In het in die bepaling bedoelde formulier is dan ook een voorziening getroffen voor het verstrekken van een dergelijke volmacht.
De rechtbank stelt voorop dat een dergelijke volmacht strekt tot het verrichten van rechtshandelingen in het belang van de gevolmachtigde. De volmacht strekt daarmee tot bescherming van de rechtspersoon die de volmacht afgeeft. De volmacht strekt niet tot bescherming van de tegenpartij. Dat volgt uit titel 3 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Verder stelt de rechtbank vast dat in dit geval het voegingsformulier benadeelde partij namens ABN AMRO bank is ondertekend door [C] . Zij is ook degene die namens ABN AMRO aangifte heeft gedaan van de feiten die tot de bewezenverklaring in deze zaak hebben geleid. Haar functie is Forensic Expert Security & Integrity Management bij ABN AMRO bank N.V. Ter terechtzitting is door ABN AMRO bank alsnog een volmacht verstrekt van 24 februari 2020, waarin de benoeming van [C] als procuratiehouder van ABN AMRO en houder van een volmacht wordt bevestigd. Volgens deze volmacht heeft de procuratiehouder een algemene volmacht om namens ABN AMRO alle transacties aan te gaan die onderdeel vormen van activiteiten van ABN AMRO, alle documenten te ondertekenen en alle handelingen en zaken uit te voeren die volgens de procuratiehouder noodzakelijk zijn, daarmee verband houden of daartoe bevorderlijk zijn. De volmacht is van kracht per 7 april 2016. Bij deze volmacht is een uittreksel van de Kamer van Koophandel gevoegd van 25 februari 2020, waarin [C] ook als gevolmachtigde wordt genoemd.
Tegen deze achtergrond is voor de rechtbank niet duidelijk welk concreet bezwaar de verdediging heeft tegen de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [C] . De enkele stelling dat nog altijd onduidelijk is waarop de aan [C] afgegeven volmacht ziet, is daarvoor onvoldoende. Alleen een gemotiveerde betwisting van de vertegenwoordigingsbevoegdheid bij een rechtspersoon noopt volgens de Hoge Raad [1] tot het onderzoeken of degene die het voegingsformulier heeft ondertekend namens de rechtspersoon, daartoe bevoegd is.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de vordering van de ABN AMRO bank ontvankelijk verklaart.
Rechtstreekse schade
De rechtbank ziet zich verder voor de vraag gesteld of de schade die de banken ING, Rabobank en ABN AMRO vorderen voor vergoeding in aanmerking komt.
Vooropgesteld moet worden dat een benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding kan indienen als er sprake is van schade die rechtstreeks aan haar is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Dat volgt uit artikel 361 en 51f, eerste lid, Sv. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad [2] blijkt dat deze eis niet te strikt moet worden uitgelegd. Er moet worden gekeken naar de concrete omstandigheden van het geval, waarbij de vraag of het slachtoffer is geraakt in het belang dat de geschonden norm beschermt, niet doorslaggevend is. Niet uitgesloten is dat de schade weliswaar niet het rechtstreekse gevolg is van de bewezen verklaarde gedraging als zodanig, maar dat – gelet op de uit de bewijsvoering blijkende gedragingen van de verdachte – de door de benadeelde partij geleden schade in zodanig nauw verband staat met het bewezen verklaarde feit, dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij door dat feit te zijn toegebracht, zoals bedoeld in voornoemde wetsartikelen.
Gelet op de concrete omstandigheden in deze zaak is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanig nauw verband tussen de schade die de banken hebben geleden en de door verdachte gepleegde feiten. Verdachte is schuldig bevonden aan oplichting, waarbij geldbedragen van rekeninghouders van de banken zijn overgeboekt naar andere zogenaamde veilige rekeningen van katvangers. Voor zover de banken hun klanten hebben gecompenseerd voor de schade is dat in het maatschappelijke verkeer een voorzienbare reactie en het rechtstreekse gevolg van een fraude die zich richt op klanten van een bank. De rechtbank zal de gevorderde bedragen die door de banken aan hun klanten zijn uitgekeerd dan ook toewijzen.
Opleggen schadevergoedingsmaatregel
De volgende vraag die aan de orde is, is of het in dit geval wenselijk en gepast is om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen als het gaat om de banken die zich als benadeelde partij hebben gesteld.
De rechtbank volgt de raadsman in zijn standpunt dat het feit dat de benadeelde een grote onderneming is een reden kan zijn om af te zien van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. In dit specifieke geval acht de rechtbank het echter toch wenselijk en gepast dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. Ook al gaat het hier om rechtspersonen die zich als benadeelde partij hebben gesteld. De rechtbank overweegt daarbij dat de banken zich geconfronteerd hebben gezien met een groep door grootschalige oplichting gedupeerde klanten, bestaande uit natuurlijke personen. En zij vorderen nu de kosten die zijn gemaakt om de schade van die personen te vergoeden die slachtoffer zijn geworden van oplichting. De banken zijn hiertoe niet verplicht. Zij hebben dit vanuit een zorgplicht dan wel uit coulance gedaan. De rechtbank acht het wenselijk dat banken dit ook in de toekomst blijven doen.
Aan de schadevergoedingsmaatregel wordt vervangende gijzeling verbonden. Voor de bepaling van de omvang van de vervangende gijzeling is het bepaalde in artikel 36f, vijfde lid, juncto artikel 24c, derde lid, Sr van toepassing. Hieruit volgt dat de vervangende gijzeling ten minste een dag en ten hoogste een jaar mag belopen.
Zoals hierna zal blijken, zullen in dit geval vorderingen van benadeelde partijen worden toegewezen tot grote geldbedragen. Indien de vervangende gijzeling van al deze toe te wijzen vorderingen bij elkaar zou worden opgeteld, zou de vervangende gijzeling de maximaal toegestane duur van een jaar ruimschoots overschrijden. In beginsel geldt daarom de maximaal toegestane vervangende gijzeling van een jaar. Gelet op de gevangenisstraf die de rechtbank aan verdachte zal opleggen, acht zij het echter niet passend daarnaast vervangende gijzeling van deze omvang aan de schadevergoedingsmaatregel te verbinden. Zij zal de vervangende gijzeling daarom beperken tot in totaal 90 dagen en deze in een gelijke hoeveelheid van steeds 10 dagen dagen verdelen over al de negen toe te wijzen vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder die van de banken.
ING bank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 14.767,10, bestaande uit de vergoeding aan [benadeelde 22] van een bedrag van € 13.850,- en onderzoekskosten ter hoogte van € 917,10. Omdat de rechtbank de vordering slechts toewijst voor de schade van één van de door ING opgevoerde slachtoffers, heeft de rechtbank de onderzoekskosten naar rato vastgesteld.
Dit schadebedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 februari 2019 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, nu dat deel van de vordering ziet op schade die is geleden door slachtoffers die niet in het onder 2 bewezenverklaarde feit voorkomen. Ten aanzien van deze slachtoffers is dus geen sprake van schade die rechtstreeks voortvloeit uit de door verdachte gepleegde strafbare feit.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van ING bank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 14.722,73, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 februari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij ING bank in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
ABN AMRO bank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij alsnog niet-ontvankelijk verklaren, nu de vordering ziet op schade die is geleden door slachtoffers die niet in het onder 2 bewezenverklaarde feit voorkomen. Ten aanzien van deze slachtoffers is dus geen sprake van schade die rechtstreeks voortvloeit uit de door verdachte gepleegde strafbare feit.
Particuliere rekeninghouders van de ABN AMRO bank
[benadeelde 11]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 11] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 4.499,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 11] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.499,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 januari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 11] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 9]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 9] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 6.399,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 9] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.399,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 januari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 9] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 24]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 24] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 9.200,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 24] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 9.200,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 januari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 24] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 10]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 10] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 4.299,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 10] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.299,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 januari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 10] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 25]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 25] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 8.500,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 25] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 8.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 januari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 25] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 14]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 14] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 10.499,90, en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 14] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 10.499,90, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 januari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 14] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 32]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 32] niet-ontvankelijk verklaren, nu deze partij niet in het onder 2 bewezenverklaarde feit voorkomt. Ten aanzien van dit slachtoffer is dus geen sprake van schade die rechtstreeks voortvloeit uit de door verdachte gepleegde strafbare feit.
[benadeelde 12]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 12] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Niet gebleken is dat deze schade door ABN AMRO bank is vergoed. De rechtbank waardeert de geleden schade op € 35.397,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 12] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 35.397,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 januari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 12] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 39]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 39] niet-ontvankelijk verklaren, nu deze partij niet in het onder 2 bewezenverklaarde feit voorkomt. Ten aanzien van dit slachtoffer is dus geen sprake van schade die rechtstreeks voortvloeit uit de door verdachte gepleegde strafbare feit.
[benadeelde 40]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 40] niet-ontvankelijk verklaren, nu de vordering ziet op schade die is geleden door een slachtoffer die niet in het onder 2 bewezenverklaarde feit voorkomt. Ten aanzien van dit slachtoffer is dus geen sprake van schade die rechtstreeks voortvloeit uit de door verdachte gepleegde strafbare feit.
Rabobank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 149.160,00, bestaande uit de vergoeding aan [benadeelde 6] , [benadeelde 4] , [benadeelde 19] , [benadeelde 8] , J. [benadeelde 16] , , [benadeelde 5] , [benadeelde 7] , [benadeelde 18] , [benadeelde 2] , [benadeelde 15] , [benadeelde 17] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] . Dit schadebedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 april 2019 tot de dag van volledige betaling.
Gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van [benadeelde 20] is overwogen zal de rechtbank de Rabobank voor zover de vordering strekt tot vergoeding van het door [benadeelde 20] geleden nadeel (€ 9.800,00) niet ontvankelijk verklaren.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de Rabobank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 158.960,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 april 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij Rabobank in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Particuliere rekeninghouders van de Rabobank
[benadeelde 41]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 41] niet-ontvankelijk verklaren, nu de vordering ziet op schade die is geleden door een slachtoffer die niet in het onder 2 bewezenverklaarde feit voorkomt. Ten aanzien van dit slachtoffer is dus geen sprake van schade die rechtstreeks voortvloeit uit de door verdachte gepleegde strafbare feit.
[benadeelde 17]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 17] niet-ontvankelijk verklaren, nu de vordering ziet op schade die al is vergoed door de Rabobank. Ten aanzien van dit slachtoffer is dus geen sprake meer van schade die rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezenverklaarde feit.
[benadeelde 42]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 42] niet-ontvankelijk verklaren, nu de vordering ziet op schade die niet in het onder 2 bewezenverklaarde feit voorkomt. Ten aanzien van dit slachtoffer is dus geen sprake meer van schade die rechtstreeks voortvloeit uit het door verdachte gepleegde strafbare feit.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals onder rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag (feit 2)
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
1. schoenen, nr. 519668;
2. horloge, nr. 519667;
6. portemonnee, nr. 519313;
9. kleding van het merk Gucci;
10. horloge Versace, nr. 519305;
11. ring Tiffany & Co, nr. 519304;
12. tas van het merk Louis Vuitton, nr. 519302.
14. telefoon van het merk Nokia, inclusief adapter;
15. telefoon van het type iPhone;
16. laptop met twee opladers.
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
3. administratie, nr. 519666;
5. laptoptas met administratie, nr. 519314;
7. ordner “TNS business [verdachte] ”, nr. 519309;
8. administratie “bonnetje van Gucci pants twv 890”, nr. 519308;
17. laptoptas, laptophoes, lader, bluetooth speaker.
Benadeelde partij ING bank (feit 2)
- wijst de vordering van ING bank toe tot een bedrag van € 14.767,10;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan ING Bank van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan ING bank van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart ING bank voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van ING bank aan de Staat € 14.722,73 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij ABN AMRO bank (feit 2)
- verklaart ABN AMRO bank niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij [benadeelde 11] (feit 2)
- wijst de vordering van [benadeelde 11] toe tot een bedrag van € 4.499,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 11] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 11] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 11] aan de Staat € 4.499,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dag gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 9] (feit 2)
- wijst de vordering van [benadeelde 9] toe tot een bedrag van € 6.399,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 9] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 9] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 9] aan de Staat € 6.399,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 24] (feit 2)
- wijst de vordering van [benadeelde 24] toe tot een bedrag van € 9.200,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 24] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 24] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 24] aan de Staat € 9.200,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 10] (feit 2)
- wijst de vordering van [benadeelde 10] toe tot een bedrag van € 4.299,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 10] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 10] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 10] aan de Staat € 4.299,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 25] (feit 2)
- wijst de vordering van [benadeelde 25] toe tot een bedrag van € 8.500,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 25] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 25] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 25] aan de Staat € 8.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 14] (feit 2)
- wijst de vordering van [benadeelde 14] toe tot een bedrag van € 10.499,90,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 14] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 14] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 14] aan de Staat € 10.499,90,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 32] (feit 2)
- verklaart [benadeelde 32] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij [benadeelde 12] (feit 2)
- wijst de vordering van [benadeelde 12] toe tot een bedrag van € 35.397,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 12] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 12] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 12] aan de Staat € 35.397,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 39] (feit 2)
- verklaart [benadeelde 39] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij [benadeelde 40] (feit 2)
- verklaart [benadeelde 40] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Rabobank (feit 2)
- wijst de vordering van Rabobank toe tot een bedrag van € 149.160,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan Rabobank van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan Rabobank van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Rabobank aan de Staat € 149.160,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 41] (feit 2)
- verklaart [benadeelde 41] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij [benadeelde 17] (feit 2)
- verklaart [benadeelde 17] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij [benadeelde 42] (feit 2)
- verklaart [benadeelde 42] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en A. Blanke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 november 2020.
Mr. Blanke is niet in staat dit vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 mei 2018 tot en met 24 februari 2019, te Hilversum en/of Soest, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) (een) geautomatiseerd(e) vverk(en),
te weten computersyste(e)m(en) en/of server(s) van de SNS bank en/of de Rabobank en/of de
ING bank en/of de ABN-AMRO bank bevattende (een) account(s) van (klanten van) voornoemde
banken, is/zijn binnengedrongen door het doorbreken van een beveiliging en/of dooreen
technische ingreep en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of door het
aannemen van een valse hoedanigheid
te weten door het (telkens) inloggen met onrechtmatig verkregen inlognamen en/of
wachtwoorden en/of andere (inlog)gegevens van accounthouders van voornoemde banken, te
weten van:
benadeelde [benadeelde 1] en/of
benadeelde [benadeelde 15] en/of
benadeelde [benadeelde 2] en/of
benadeelde [benadeelde 16] en/of
benadeelde [benadeelde 17] en/of
benadeelde [benadeelde 3] en/of
benadeelde [benadeelde 4] en/of
benadeelde [benadeelde 5] en/of
benadeelde [benadeelde 18] en/of
benadeelde [benadeelde 6] en/of
benadeelde [benadeelde 19] en/of
benadeelde [benadeelde 7] en/of
benadeelde [benadeelde 20] en/of
benadeelde [benadeelde 8] en/of
benadeelde [benadeelde 41] en/of
benadeelde [benadeelde 51] en/of
benadeelde [benadeelde 52] en/of
benadeelde [benadeelde 53] en/of
[nummer] benadeelde [benadeelde 42] en/of
benadeelde [benadeelde 37] en/of
benadeelde [benadeelde 21] en/of
benadeelde [benadeelde 26] en/of
benadeelde [benadeelde 22] en/of
benadeelde [benadeelde 29] en/of
benadeelde [benadeelde 54] en/of
benadeelde [benadeelde 55] en/of
benadeelde [benadeelde 30] en/of
benadeelde [benadeelde 34] en/of
benadeelde [benadeelde 35] en/of
benadeelde [benadeelde 36] en/of
benadeelde [benadeelde 33] en/of
benadeelde [benadeelde 31] en/of
benadeelde [benadeelde 27] en/of
benadeelde [benadeelde 28] en/of
benadeelde [benadeelde 56] en/of
benadeelde [benadeelde 23] en/of
Benadeelde [benadeelde 44] en/of
Benadeelde [benadeelde 9] en/of
Benadeelde [benadeelde 10] en/of
benadeelde [benadeelde 47] en/of
benadeelde [benadeelde 40] en/of
benadeelde [benadeelde 45] en/of
benadeelde [benadeelde 43] en/of
benadeelde [benadeelde 49] en/of
benadeelde [benadeelde 48] en/of
benadeelde [benadeelde 50] en/of
benadeelde [benadeelde 46] en/of
benadeelde [benadeelde 38] en/of
benadeelde [benadeelde 11] en/of
benadeelde [benadeelde 12] en/of
benadeelde [benadeelde 24] en/of
benadeelde [benadeelde 57] en/of
benadeelde [benadeelde 13] en/of
benadeelde [benadeelde 32] en/of
benadeelde [benadeelde 25] en/of
benadeelde [benadeelde 39] en/of
benadeelde [benadeelde 14] ,
door het aannemen van een valse hoedanigheid door zich voor te doen als voornoemde
accounthouder(s);
(art 138ab lid 1 jo. art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
(zaaksdossier 1 + 2)
feit 2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 januari 2019 tot en met 24 februari 2019, te Hilversum en/of Soest, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een of meer accounthouder(s) en/of rekeninghouder(s) van de Rabobank en/of de ING bank
en/of de ABN-AMRO bank, te weten
benadeelde [benadeelde 1] (9.800,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 2] (9.200,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 3] (9.800,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 4] (9.200,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 5] (9.800,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 6] (19.600,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 7] (19.700,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 8] (9.560,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 26] (20.000,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 27] (30.000,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 28] (20.000,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 23] (9.500,00 euro) en/of
Benadeelde [benadeelde 9] (6.399,00 euro) en/of
Benadeelde [benadeelde 10] (4.299,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 11] (4.499,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 12] (35.397,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 24] (9.200,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 13] (7.499,00) en/of
benadeelde [benadeelde 32] (10.800,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 25] (8.500,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 14] (10.499,90 euro),
benadeelde [benadeelde 33] (7.200,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 22] (13.850,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 29] (10.000 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 30] (5.000 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 34] (8.870,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 35] (5.000,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 36] (4.850,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 31] (30.000,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 15] (9.800,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 16] (5.400,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 17] (17.700,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 18] (9.800,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 19] (9.800,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 20] (9.800,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 37] (9.800,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 21] (9.200,00 euro),
heeft bewogen tot afgifte van (een) geldbedrag(en) (hierboven nevengenoemd), althans (enig)
goed (eren), en/of het ter beschikking stellen van de inloggegevens voor internetbankieren,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
voornoemde accounthouders, althans enig persoon handelend namens die accounthouders,
bewogen tot het invullen van voornoemde inloggegevens en/of het overmaken van geld naar een
andere (zogenaamde) “veilige rekening", door:
- een of meer e-mails te sturen, als ware(n) deze e-mail(s) afkomstig van de Rabobank en/of ING
bank en/of ABN-AMRO bank, inhoudende dat een nieuwe incassant gemachtigd was en/of dat
het noodzakelijk was om geld en/of vermogen veilig te stellen en/of in voornoemde e-mail(s) een
aankondiging te doen dat een medewerker van de Rabobank en/of ING bank en/of ABN-AMRO
bank telefonisch contact op zou nemen en/of (vervolgens)
- per e-mail en/of telefonisch voornoemde accounthouder(s), onder de mededeling dat hij/zij
geld kon overmaken naar een (zogenaamde) “veilige rekening” en/of een nieuwe derde incassant
terug kon draaien en/of zijn/haar geld terug kon boeken, voornoemde accounthouder(s) te
bewegen tot het klikken op een hyperlink in de voornoemde e-mail(s), welke hyperlink leidde
naar een zogeheten phishing-website en/of (vervolgens)
- voornoemde accounthouder(s) ertoe te bewegen op voornoemde phishing-website de
inloggegevens voor internetbankieren en/of een (door een randomreader van de
accounthouder(s) gegenereerde) code en/of TAN-code, althans een autorisatiecode, voor de
autorisatie van een overschrijving in te vullen en/of (vervolgens)
- ( een) bankrekeningnummer(s) en/of iDEAL betaallink(s) te noemen, onder de mededeling dat
voornoemde accounthouder(s) zijn/haar/hun geld veilig konden stellen door het naar dat/die
bankrekeningnummer(s) over te maken
waardoor bovengenoemde perso(o)n(en) en/of ander(en) werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte(n);
(art 326 lid 1 jo. art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
(zaaksdossier 2)
feit 3
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 mei 2018 tot en met 24 februari 2019 te Hilversum en/of Soest, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een of meer geldbedrag(en) (hieronder nevengenoemd), welk(e) geldbedrag(en) geheel often dele
toebehoorde(n) aan accounthouder(s) en/of rekeninghouders van de Rabobank en/of de ING
bank en/of de ABN-AMRO bank, te weten
benadeelde [benadeelde 41] (10.000,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 51] (1.500,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 52] (4.000,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 53] (3.250,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 42] (2.000,00 euro) en/of
Benadeelde [benadeelde 44] (700,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 47] (200,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 40] (200,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 45] (300,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 43] (730,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 49] (300,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 48] (300,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 50] (200,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 46] (300,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 38] (8.799,00 euro) en/of
benadeelde [benadeelde 39] (8.500,00 euro),
althans (een) Rabobank rekeninghouder(s), althans de Rabobank en/of (een) ING bank
rekeninghouder(s), althans de ING bank en/of (een) ABN-AMRO rekeninghouder(s), althans de
ABO-AMRO bank, althans een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen geld onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten onrechtmatig verkregen gebruikersna(a)m(en) en/of wachtwoord(en) en/of
autorisatiecode(s) (zoals een code van een Random Reader en/of een TAN-code) en/of
inlog(gegevens) voor het inloggen op internetbankieren en/of het autoriseren van een
overboeking;
in elk geval (een) sleutel(s) tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet
gerechtigd was/waren;
( art 310 jo. art 311 lid 1 ahf/sub 4 jo. art 311 lid 1 ahf/sub 5 jo. art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
(zaaksdossier 1+2)
Bijlage II: De bewijsmiddelen [3]
feit 2
Medeplegen
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
In de periode van 25 december 2018 tot en met 24 februari 2019 stuurde [medeverdachte 2] de phishing e-mails en de inloggegevens van internetbankieren naar mij. Met deze inloggegevens ging ik inloggen op de rekeningen. Ik heb hier toen screenshots van gemaakt. Aan de hand daarvan belde de beller de mensen op en vertelde dat ze spraken met [naam] of [naam] van de bank. De beller vertelde dat hun rekening over 2 dagen zal worden geplunderd door criminelen. [medeverdachte 2] had dan allemaal katvangers klaarstaan. De beller moest het rekeningnummer van de katvangers doorgeven aan de slachtoffers zodat de slachtoffers hun vermogen konden veiligstellen. Het geld ging vervolgens naar de katvangers. [medeverdachte 2] pakte zijn geld en de beller pakte zijn geld. [4] De beller zat fysiek op mijn laptop. [5] De screenshots zette ik open op mijn scherm, zodat de beller de slachtoffers kon bellen en de gegevens van diegene inzichtelijk had. Na het inloggen op de rekeningen zag ik de telefoonnummers van de slachtoffers die de beller dan kon gebruiken. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Mij werd verteld dat het op een bepaalde dag mijn beurt was om als beller op te treden. Ik moest die dag ook het hotel boeken. Aan mij werd ook verteld hoe het geld werd verdeeld. Ik heb aan postbode [naam] verteld welk percentage hij kon krijgen, maar ik bepaalde dat niet. Informatie die ik binnenkreeg, schakelde ik weer door. Ik gaf informatie door aan mensen die geldbedragen gingen pinnen. [7]
Verdachte heeft bij de politie -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Het belscript dat op mijn telefoon is aangetroffen heb ik gekregen. Ik heb dit belscript gebruikt bij het bellen van de slachtoffers. We kregen instructies om mensen te benaderen. [8] Het regelen van de pasjes was met name de taak van de ronselaar. [9] Ik kreeg 10%, de bonker 25%. Dat was eigenlijk de ICT-afdeling. De ronselaar kreeg 40%. [10]
In chatgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] wordt -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Op 22 januari 2019[medeverdachte 1] : Kan je die [naam] in je eentje bellen, want dan ga ik in panel slachtoffers verzamelen voor morgen.
[verdachte] : Met welke tellie bro
Op 23 januari 2019:
[medeverdachte 1] : morgen 9u wakker, 10 hotel [11] Op 10 februari 2019[medeverdachte 1] : we gaan 10 uur bellen;
[verdachte] : welk hotel. [12] Op 16 februari 2019[verdachte] : hoe laat bellen? je zit in Soest toch
[medeverdachte 1] : zodra je weg kan kom hier heen [13] Op 21 februari 2019[medeverdachte 1] : bel jij hotel dit keer? [14]
De rekeninghouders
A. Rekeninghouders [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 10] , [benadeelde 11] , [benadeelde 12] , [benadeelde 13] , [benadeelde 14] , [benadeelde 15] , [benadeelde 16] , [benadeelde 17] , [benadeelde 18] en [benadeelde 19]
Namens de Rabobank is aangifte gedaan door [aangever 1] . Hij heeft -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Ik doe aangifte van het vermoeden van onder meer oplichting. [15] De klant ontvangt een phishingmail waarin gewaarschuwd wordt voor het machtigen van een derde partij voor incasso. In werkelijkheid is er geen enkele sprake van een periodieke incasso en wordt deze misleidende tekst gebruikt om het slachtoffer te bewegen om op de ingevoegde link te klikken. Via de aangeklikte link in de phishingmail komt men op de phishingsite, gelijkend op de originele site van Rabobank Internetbankieren. Op deze phishingsite wordt de klant bewogen om rekeningnummer, pasnummer en inlogcode af te geven op de phishingsite. Ook wordt het telefoonnummer van de klant gevraagd. Een persoon uit het criminele samenwerkingsverband belt vervolgens met de afgevangen gegevens de klant op en beweegt daarbij onder misleiding de klant tot het doen van overboekingen naar BUNQ. [16]
[benadeelde 1] is op 5 februari 2019 gebeld door een nep-medewerker van de Rabobank. Er heeft vervolgens een overboeking van € 9.800,- plaatsgevonden door de klant zelf naar een Bunq nummer. [17]
[benadeelde 2] is op 5 februari 2019 gebeld door een nep-medewerker van de Rabobank. Er heeft vervolgens een overboeking van € 9.200,- plaatsgevonden door de klant zelf naar een Bunq nummer. [18]
[benadeelde 3] is op 8 februari 2019 gebeld door een nep-medewerker van de Rabobank. Er heeft vervolgens een overboeking van € 9.800,- plaatsgevonden door de klant zelf naar een Bunq nummer. [19]
[benadeelde 4] is op 5 februari 2019 gebeld door iemand die vertelde dat hij van de Rabobank was. Er heeft vervolgens een overboeking van € 9.200,- plaatsgevonden door de klant zelf naar een Bunq nummer. [20]
[benadeelde 5] is op 7 februari 2019 gebeld door een nep-medewerker van de Rabobank. Er heeft vervolgens een overboeking van € 9.800,- plaatsgevonden door de klant zelf naar een Bunq nummer. [21]
[benadeelde 6] is op 7 februari 2019 gebeld door een “medewerker” van de bank die haar heeft geholpen bij de betaling van € 9.800,-. De boeking is uitgevoerd door de klant. [22]
[benadeelde 7] is op 6 februari 2019 gebeld door een nep-medewerker van de Rabobank. Er heeft vervolgens een overboeking van € 9.800,- plaatsgevonden door de klant zelf naar een Bunq nummer. [23]
[benadeelde 8] is op 6 februari 2019 gebeld door een zogenaamde medewerker van de Rabobank, die vertelde dat zij haar geld moest overboeken naar een veilige rekening. Er heeft vervolgens een overboeking van € 9.800,- plaatsgevonden door de klant zelf naar een Bunq nummer. [24]
[benadeelde 15] is op 6 februari 2019 gebeld door een nep-medewerker van de Rabobank. Er heeft vervolgens een overboeking van € 9.800,- plaatsgevonden door de klant zelf naar een Bunq nummer. [25]
[benadeelde 16] is op 7 februari 2019 gebeld door een nep-medewerker van de Rabobank. Er heeft vervolgens een overboeking van € 5.400,- plaatsgevonden door de klant zelf naar een Bunq nummer. [26]
[benadeelde 17] is op 7 februari 2019 gebeld door een nep-medewerker van de Rabobank. Er heeft vervolgens een overboeking van € 9.800,- plaatsgevonden door de klant zelf naar een Bunq nummer. [27]
[benadeelde 18] is op 6 februari 2019 gebeld door een nep-medewerker van de Rabobank. Er heeft vervolgens een overboeking van € 9.800,- plaatsgevonden door de klant zelf naar een Bunq nummer. [28]
[benadeelde 19] is op 8 februari 2019 gebeld door een nep-medewerker van de Rabobank. Er heeft vervolgens een overboeking van € 9.800,- plaatsgevonden door de klant zelf naar een Bunq nummer. [29]
Namens de ABN-AMRO bank is aangifte gedaan door [aangeefster] . Zij heeft -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
In de periode medio december 2018 tot en met medio februari 2019 is de bank slachtoffer geworden van oplichting met een terugkerende modus operandi. [30] De (potentiele) slachtoffers ontvingen een zogenoemde phishingmail over een afgegeven
incassomachtiging, die afkomstig leek te zijn van de ABN AMRO. De mail is echter niet verstuurd door de ABN AMRO. Indien de klant de in de mail opgenomen incassomachtiging wilde weigeren en de incasso wilde storneren dan moest hij/zij op een link in de mail klikken. De link leidde echter naar een zogenoemde phishingwebsite die lijkt op de legitieme website van ABN AMRO Bank. Op de phishingwebsite werd de klant gevraagd zijn of haar gegevens in te vullen om de incassomachtiging te stoppen. De gegevens die het slachtoffer invoerde werden vervolgens direct doorgestuurd naar een
onbekend(e) perso(o)n(en) (hierna: dader(s)) zodat deze de betreffende klantgegevens kon gebruiken om een betaling uit te voeren dan wel zelf in te loggen op de rekening van het slachtoffer. [31] Bij deze aangifte is een overzicht van de bij ABN-AMRO gevoegd met bekende mutaties gerelateerd aan deze vorm van oplichting. [32] Op dit overzicht staat ook de oplichting van [benadeelde 13] op 27 januari 2019 voor een bedrag van 7499 euro. [33]
[benadeelde 14] heeft als aangever -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Op 24 januari 2019 werd ik gebeld door een man. Ik ging ervan uit dat de man een medewerker van de ABN-AMRO bank was. Ik moest mijn geld tijdelijk op een andere rekening parkeren. Ik moest een bedrag invullen van 10.499,00 euro, en mijn pincode invoeren, waarna dit bedrag is afgeboekt en doorgestort naar een Bunq rekeningnummer. [34]
[benadeelde 9] heeft als aangever -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Op 24 januari 2019 werd ik gebeld door een man die zich voorstelde als [naam] van de ABN-AMRO bank. [35] De man verzocht mij bepaalde handelingen te verrichten op de computer om een bedrag van 6399 euro in quarantaine te zetten. Van de afdeling Fraude van de ABN-AMRO kreeg ik te horen dat een bedrag van 6399 euro was afgeboekt naar een Bunq. [36]
[benadeelde 10] heeft als aangever -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Op 21 januari 2019 werd ik gebeld door een man die zei te bellen namens de ABN-AMRO bank. [37] Ik moest het bedrag van 4.299 euro overstorten vanaf mijn rekening van de ABN- AMRO naar een Bunq rekeningnummer. Ik heb tijdens het gesprek het geld overgemaakt. [38]
[benadeelde 11] heeft als aangever -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Op 23 januari 2019 werd ik gebeld door een medewerker van de ABN-AMRO bank. De man vroeg mij een geldbedrag over te maken met mijn identifier. Het ging om een bedrag van 4499 euro. Ik heb zelf het bedrag op de overschrijving gezet. Ik heb het geld overgemaakt naar een Bunq rekeningnummer. [39]
[benadeelde 12] heeft als aangever -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Op 23 januari 2019 werd ik gebeld door een persoon die refereerde aan een mail die ik had ontvangen die leek op een mail van de ABN-AMRO bank. Hij zou mij via de telefoon helpen met de betaling om zo de afschrijving door criminelen te voorkomen. Ik moest een bedrag van 11.799 euro overboeken naar een IBAN van Bunq. Hij zei dat het niet gelukt was. Ik moest het vervolgens opnieuw proberen. Dit had ik gedaan. Na drie keer te hebben overgemaakt, zei de man dat er een storing was. [40] In totaal ben ik opgelicht voor 35397 euro. [41]
In het proces-verbaal van bevindingen met nummer 469 over de notitie op de iPhone van [verdachte] staat -zakelijk weergegeven- het volgende:
Ik, verbalisant, stuitte in de iPhone van [verdachte] op een notitie. Het lijkt alsof er in deze notitie een log is bijgehouden van hoeveel geld er is buitgemaakt op welke datum. De notitie is aangemaakt op 23 januari 2019 en voor het laatst aangepast op 22 februari 2019. Op de notitie staat -voor zover van belang- het volgende: [42] 21-1
8799 (
[benadeelde 38])
4299 (
[benadeelde 10] )23-1
4499 (
[benadeelde 11] )11799 (
[benadeelde 12])
11799
( [benadeelde 12])
11799 (
)
24-1
6399 (
[benadeelde 9])
7499 (
[benadeelde 13])
10499 (
[benadeelde 14])
5-2
9200 (
[benadeelde 2] )9200 (
[benadeelde 4] )9800 (
[benadeelde 20])
9200 (
[benadeelde 21])
9800 (
[benadeelde 1])
6-2
9800 (
[benadeelde 18])
9560 (
[benadeelde 8])
9850 (
[benadeelde 7])
9850 (
[benadeelde 7])
9800 (
[benadeelde 15] )
7-2
9800 (
[benadeelde 5])
9800 (
[benadeelde 6])
9800 (
[benadeelde 6])
7900 (
[benadeelde 17])
9800 (
[benadeelde 17])
5400 (
[benadeelde 16])
8-2
9800 (
[benadeelde 3])
9800 (
[benadeelde 19] )
Verdachte heeft bij de politie -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Ik hield al mijn administratie bij op mijn telefoon. Ik wilde bijhouden hoeveel ik verdiend zou kunnen hebben. Dat ging dan met name om de bedragen, wat er gestolen was. Hierin stond voor hoeveel ik mensen heb benadeeld. [43]
Rekeninghouders [benadeelde 22] en [benadeelde 23]
Namens de ING bank is aangifte gedaan door [aangever 2] . Hij heeft -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
Klanten van ING worden sinds 15 februari 2019 geconfronteerd met een geraffineerde manier van phishing. In valse e-mails wordt gesteld dat een 'Nieuwe incassant gemachtigd' is en ING hier meerdere frauduleuze meldingen over heeft gehad. [44] Via de valse link laat het potentiële slachtoffer zijn/haar inloggegevens op de valse website achter. Het slachtoffer wordt gebeld door een ING medewerker die probeert het slachtoffer te overtuigen dat kwaadwillenden toegang hebben tot de rekening. Het potentiële slachtoffer wordt verzocht met spoed zijn/haar spaargeld over te boeken naar een andere rekening om het veilig te kunnen stellen. [45]
[benadeelde 22] is op 16 februari 2019 gebeld door een meneer die zich voordeed als medewerker van ING Security. [46] Op de rekening van [benadeelde 22] heeft op 16 februari 2019 om 17:55 uur een valse inlog plaatsgevonden vanaf IP adres [IP adres] . De klant heeft zelf om 18:14 uur de overschrijving van € 4.850,- van de betaalrekening naar een Bunq rekening opgevoerd en bevestigd. [47]
[benadeelde 23] heeft in haar aangifte -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
Op 16 februari 2019 kreeg ik rond 13:01 een e-mail van de ING bank. In deze e-mail stond dat ik een derde partij zou hebben gemachtigd om periodiek geld van mijn ING betaalrekening over te maken. In de e-mail stond een link die ik moest aanklikken om de inning te weigeren. Ik ben rond 17:00 uur gebeld door een man die vertelde dat hij mij zou helpen om het geld veilig te stellen. Hij vertelde dat hij dit uit naam van de ING zou doen. [48] Ik heb vervolgens omstreeks 17.38 uur een bedrag van € 9.500,- van de ING naar de Bunq Bank overgemaakt. [49]
Uit detectiewerkzaamheden bleek dat onder meer op 16 februari 2019 tussen 11:48 uur en 18:31 uur wederrechtelijke inlogs plaatsvonden vanaf het IP- adres [IP adres] . Vastgesteld is dat dit IP-adres zeer waarschijnlijk zakelijk in gebruik was bij het [hotel 1] te [woonplaats] . Bij ING ontstond daarom het vermoeden dat de fraudeurs vanuit dit hotel opereerden. [50]
In een chatgesprek op 16 februari 2019 tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] wordt -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
om 01:25 uur[medeverdachte 1] : Ik ga alvast hotel dan moet je 2 daarheen komen.
[verdachte] : Ja, als het lukt.
om 10:22 uur[medeverdachte 1] : Ik ben al in hotel, zodra je weg kan kom hier he.
om 13:22 uur[verdachte] : Ik kan zo weg. Hoe laat bellen.
Om 13:50 uur[medeverdachte 1] : Net pas gespamt. Heb nu eentje geklaard.
[verdachte] : Lekker man. Ik ben er zometeen.
om 14:01 uur[verdachte] : je zit in Soest toch?
[medeverdachte 1] : Jaaman [51]
Verdachte heeft ter terechtzitting -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Als ik in een hotel was met [medeverdachte 1] en we gingen mensen oplichten, dat was ik degene die de mensen belde. [52]
Rekeninghouder [benadeelde 24]
heeft als aangever -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
Ik heb beschikking over een ABN AMRO rekening. Op maandag 28 januari 2019 ontving ik een mail van mijn bank. In deze mail stond dat ik een derde partij gemachtigd zou hebben om geld van mijn rekening af te halen. [53] Op 29 januari 2019 rond 16:00 uur werd ik gebeld door en man die zich voorstelde als ABN AMRO employé. De man gaf aan dat om de betalingsopdracht definitief te annuleren ik een bedrag van € 9.200,- op een speciaal daarvoor bestemde rekening bij ABN AMRO moest storten. Ik heb op zijn aanwijzing dit bedrag gestort ten name van [naam] op rekening [rekeningnummer] . [54]
In chatgesprekken tussen verdachte en Postbode [naam] van 29 januari 2019 wordt -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
om 15:45 uur[verdachte] (verdachte): Yo we gaan nu weer werke. Stuur ff die iban. En naam.
om 15:49 uurPostbode [naam] : [naam] .
Daarbij heeft Postbode [naam] een foto gevoegd met afbeelding van een pas van ABN AMRO op naam van [naam] met het IBAN nummer in beeld. [55]
In het proces-verbaal van bevindingen verblijf hotels staat -zakelijk weergegeven- het volgende:
Het [hotel 2] te [woonplaats] is op 29 januari 2019 geboekt door [verdachte] . Als aanwezig staat vermeld: [verdachte] . [56]
Verdachte heeft ter terechtzitting -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Op de dagen dat ik een hotelkamer heb geboekt, heb ik als beller opgetreden. [57]
Rekeninghouder [benadeelde 25]
heeft als aangever -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
Ik heb op 26 januari 2019 omstreeks 17:20 uur via een mail van de ABN AMRO een link geopend in verband met een terugboeking. Tijdens het openen van deze link werd ik gebeld door een onbekend persoon, die zich uitgaf voor medewerker bij de ABN AMRO Bank. Deze onbekende man heeft mij door het systeem geleid en mij € 8.500,- laten veiligstellen door het bedrag over te maken naar een andere bankrekening van de ABN AMRO. [58]
In het proces-verbaal van bevindingen verblijf hotels staat -zakelijk weergegeven- het volgende:
Het [hotel 1] [woonplaats] is op 26 januari 2019 geboekt door [verdachte] . Als aanwezig staat vermeld: [verdachte] . Check in tijd 10:41 uur, check out tijd 18:20 uur. [59]
Verdachte heeft ter terechtzitting -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Op de dagen dat ik een hotelkamer heb geboekt, heb ik als beller opgetreden. [60]

Voetnoten

3.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2018265227 in het onderzoek Zandloper, doorgenummerd pagina 1 tot en met 3509, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, Team Opsporing. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
4.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] van 25 september 2019, pag. 1417
5.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] van 25 september 2019, pag. 1419
6.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] van 25 september 2019, pag. 1433
7.De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 15 oktober 2020
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juli 2020, pag. 3498
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juli 2020, pag. 3499
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juli 2020, pag. 3500
11.Proces-verbaal met chatconversatie tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] van 6 augustus 2019, pag. 2916
12.Proces-verbaal met chatconversatie tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] van 6 augustus 2019, pag. 2917
13.Proces-verbaal met chatconversatie tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] van 6 augustus 2019, pag. 2918
14.Proces-verbaal met chatconversatie tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] van 6 augustus 2019, pag. 2919
15.Aangifte van 15 april 2019, pag. 385, 386.
16.Aangifte van 15 april 2019, pag. 387
17.Aangifte van 15 april 2019, pag. 413
18.Aangifte van 15 april 2019, pag. 405
19.Aangifte van 15 april 2019, pag. 411
20.Aangifte van 15 april 2019, pag. 393
21.Aangifte van 15 april 2019, pag. 400
22.Aangifte van 15 april 2019, pag. 391
23.Aangifte van 15 april 2019, pag. 401
24.Aangifte van 15 april 2019, pag. 396
25.Aangifte van 15 april 2019, pag. 407
26.Aangifte van 15 april 2019, pag. 398
27.Aangifte van 15 april 2019, pag. 409
28.Aangifte van 15 april 2019, pag. 403
29.Aangifte van 15 april 2019, pag. 395
30.Aangifte van 23 mei 2019, pag. 999
31.Aangifte van 23 mei 2019, pag. 1000
32.Aangifte van 23 mei 2019, pag. 1002
33.Aangifte van 23 mei 2019, pag. 1013
34.Aangifte van 21 januari 2019, pag. 1169
35.Proces-verbaal van aangifte van 24 januari 2019, pag. 1074
36.Proces-verbaal van aangifte van 24 januari 2019, pag. 1075
37.Proces-verbaal van aangifte van 4 februari 2019, pag. 1077
38.Proces-verbaal van aangifte van 4 februari 2019, pag. 1078
39.Proces-verbaal van aangifte van 28 januari 2019, pag. 1136
40.Proces-verbaal van aangifte van 30 januari 2019, pag. 1145
41.Proces-verbaal van aangifte van 30 januari 2019, pag. 1146
42.Proces-verbaal van bevindingen van 27 augustus 2019, pag. 2922
43.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 juli 2020, pag. 3500
44.Proces-verbaal van aangifte van 8 maart 2019, pag. 784
45.Proces-verbaal van aangifte van 8 maart 2019, pag. 794
46.Proces-verbaal van aangifte van 8 maart 2019, pag. 809
47.Proces-verbaal van aangifte van 8 maart 2019, pag. 810
48.Proces-verbaal van aangifte van 2 maart 2019, pag. 988
49.Proces-verbaal van aangifte van 2 maart 2019, pag. 989
50.Proces-verbaal van aangifte van 8 maart 2019, pag. 830
51.Proces-verbaal met chatconversatie tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] van 16 februari 2019, pag. 2918
52.De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 15 oktober 2020
53.Proces-verbaal van aangifte van 31 januari 2019, pag. 1147
54.Proces-verbaal van aangifte van 31 januari 2019, pag. 1148
55.Proces-verbaal met chatconversatie tussen verdachte en Postbode [naam] van 29 januari 2019, pag. 2900
56.Proces-verbaal van bevindingen verblijf hotels van 24 april 2019, pag. 3265.
57.De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 15 oktober 2020
58.Proces-verbaal van aangifte van 29 januari 2019, pag. 1154
59.Proces-verbaal van bevindingen verblijf hotels van 24 april 2019, pag. 3263.
60.De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 15 oktober 2020