Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding met 8 producties is op 30 april 2020 bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bezorgd;
- [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben schriftelijk op de dagvaarding gereageerd (conclusie van antwoord). Zij hebben daarbij 5 producties gevoegd;
- de provisionele eis met 1 productie van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ;
- de voorwaardelijke provisionele eis van [eiseres] ;
- de akte van [eiseres] , toegezonden ten behoeve van de mondelinge behandeling;
- de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2020. De griffier heeft aantekening gemaakt van wat er is besproken. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben hun provisionele eis ter zitting ingetrokken, omdat is afgesproken dat op 18 november 2020 vonnis zal worden gewezen. Aan het slot van de zitting heeft de kantonrechter meegedeeld dat op 18 november 2020 vonnis zal worden gewezen.
2.De feiten
4.De vorderingen en het verweer in de hoofdzaak
- te verklaren voor recht dat de huurovereenkomst door opzegging d.d. 24 april 2019 c.q. 22 november 2019 is geëindigd en dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] binnen de gestelde termijn tot 10 december 2019 de gehuurde kavel dienen te ontruimen, dan wel de huurovereenkomst te beëindigen en een datum voor de ontruiming te bepalen;
- [eiseres] te machtigen de ontruiming te doen uitvoeren op een termijn van 14 dagen na het betekenen van het te wijzen vonnis indien [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet zelf zullen hebben ontruimd;
5.De beoordeling in de hoofdzaak
Opzeggingsbrieven gericht alleen aan [gedaagde sub 1]
ECLI:NL:GHARL:2013:5644).
NJ2012, 411,
[achternaam] /Berregratte).
ECLI:NL:GHARL:2013:5644).