4.3.2De overwegingen
De overwegingen van de rechtbank
Van de zijde van de verdediging is – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte weliswaar meermalen seks heeft gehad met [slachtoffer] (éénmaal op 17 september en éénmaal op 21 september 2018), waaronder telkens het seksueel binnendringen van haar lichaam, maar dat daarbij geenszins sprake is geweest van geweld, andere feitelijkheden of bedreiging met geweld. Zowel van de zijde van verdachte als van [slachtoffer] zijn de seksuele handelingen volledig vrijwillig tot stand gekomen, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
A De betrouwbaarheid van aangeefster [slachtoffer]
De rechtbank zal zich ambtshalve allereerst uitlaten over de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] . Van de zijde van de verdediging is immers aangevoerd dat de seks, anders dan [slachtoffer] heeft verklaard, met wederzijds goedvinden heeft plaatsvonden.
[slachtoffer] heeft op 18 september 2018 tijdens een intakegesprek mensenhandel voor het eerst een verklaring afgelegd. Haar laatste verklaring, afgelegd onder verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris, dateert van 31 oktober 2019. In de tussenliggende periode is zij meermalen en in meerdere gevallen langdurig door de politie verhoord. Ook de verdediging heeft de gelegenheid gehad haar te ondervragen.
Hoewel de verklaringen van [slachtoffer] slechts voor een gedeelte betrekking hebben op deze verdachte, is het voor de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] in deze zaak van belang na te gaan of de verklaringen van [slachtoffer] in zijn algemeenheid betrouwbaar zijn te achten. De rechtbank heeft de verklaringen van [slachtoffer] in de zaken tegen de vier verdachten onder de loep genomen. Zij heeft wat betreft de kern van haar verwijten aan de verdachten consistent en gedetailleerd verklaard. Voor zover er in de verklaringen van [slachtoffer] inconsequenties voorkomen, betreffen deze niet de kern van de verklaringen van [slachtoffer] . Indien de verschillende verklaringen van [slachtoffer] in hun onderling verband worden bekeken is geenszins sprake van zodanige tegenstrijdigheden dat deze de betrouwbaarheid van de (kern van de) verklaringen aantasten. Daarbij betrekt de rechtbank dat haar verklaring – ook in de zaak van deze verdachte - op essentiële onderdelen steun vindt in tal van andere bewijsmiddelen, zoals (whatsapp-)berichten en diverse getuigenverklaringen.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en zal de rechtbank deze gebruiken voor het bewijs.
Met betrekking tot de tenlastegelegde verkrachting van 21 september 2018 overweegt de rechtbank het volgende. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige, in casus de aangeefster, naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of er sprake is van voldoende steunbewijs is, indien de bewezenverklaring zwaar leunt op de verklaring van één getuige, zoals vaak het geval is bij zedenzaken, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Wel zijn daarvoor in de jurisprudentie enige regels geformuleerd. Zo moet het steunbewijs “voldoende steun” geven aan de verklaring van die getuige, dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband dient te staan met de inhoud van de verklaring van die getuige. Steunbewijs mag in beginsel niet enkel afkomstig zijn van dezelfde bron in die zin dat als steunbewijs zou kunnen worden gebruikt de verklaring van een ander aan wie de getuige heeft verteld wat haar of hem is overkomen. Enkel een de auditu verklaring levert op zichzelf niet voldoende steunbewijs op. Wel kunnen bepaalde waarnemingen of vaststellingen die niet van diezelfde getuige afkomstig zijn voldoende steunbewijs opleveren.
Zoals hierna zal blijken heeft de rechtbank voor het tenlastegelegde feit van 21 september 2018 met inachtneming van dit juridisch kader de zaak beschouwd.
C Juridische kader verkrachting
Voor een bewezenverklaring van verkrachting vereist de wet dat sprake moet zijn van een afgedwongen seksueel contact, waarbij de dwang zich heeft geopenbaard in het (dreigen met) gebruik van fysiek geweld, dan wel een andere feitelijkheid.
Ingevolge Hoge Raad 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494 kan van door een feitelijkheid dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer als bedoeld in artikel 242 Wetboek van Strafrecht slechts sprake zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Van door een feitelijkheid dwingen kan, volgens ditzelfde arrest, sprake zijn indien de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of zulk een dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, aldus de Hoge Raad. D Overwegingen met betrekking tot feit 1
Voorop staat dat op grond van hetgeen onder A is overwogen, de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar acht.
Onweersproken is dat [slachtoffer] samen met haar vriendin [getuige 1] in de avond van 17 september 2018 is opgehaald door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] . Nadat haar vriendin [getuige 1] was vertrokken hebben [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] alle drie seks met [slachtoffer] gehad. Deze seks vond plaats op de achterbank van een auto, die geparkeerd stond op een industrieterrein in Nieuwegein. Aangeefster hier hierover verklaard dat de seks met [medeverdachte 1] weliswaar vrijwillig is geweest, maar dat de seks met [verdachte] en [medeverdachte 2] tegen haar wil heeft plaatsgevonden. Zowel [medeverdachte 1] , [verdachte] als [medeverdachte 2] hebben verklaard dat [slachtoffer] geheel vrijwillig seks met hen heeft gehad.
De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen [slachtoffer] met feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, waaronder ook het meermalen seksueel binnendringen van haar lichaam en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer] hevig verliefd was op [medeverdachte 1] en zij niets liever wilde dan zijn vriendin worden. In de dagen voorafgaand aan 17 september 2018 hebben [medeverdachte 1] en [slachtoffer] veelvuldig contact gehad. Uit deze contacten volgt dat [medeverdachte 1] wel met haar wilde afspreken en zij wel zijn vriendin kon worden onder de voorwaarde dat zij seks zou hebben met zijn vrienden. Bovendien zou één van die vrienden niet gratis rijden en de ander zou de benzine betalen. Als de vrienden tevreden zouden zijn over de seks zou [slachtoffer] de vriendin van [medeverdachte 1] kunnen worden. [slachtoffer] wordt ook nog gevraagd foto’s te sturen en gevraagd een vriendin mee te nemen.
Op 17 september 2018 volgde genoemde afspraak, waarbij [slachtoffer] en haar vriendin [getuige 1] door de genoemde mannen werden opgehaald. Al snel vonden er tussen de mannen en de vrouwen gesprekken plaats over seks. [getuige 1] gaf daarbij aan geen enkele interesse te hebben om seks te hebben met één van de mannen. [getuige 1] omschrijft [verdachte] als agressief en degene die tegen haar gezegd heeft dat zij seks moest hebben met de donkere jongen. Laatstgenoemde betreft [medeverdachte 2] . Omdat [getuige 1] geen seks wilde hebben ontstond er een ruzieachtige en een angstige sfeer in de auto. [getuige 1] wilde hierop naar huis gebracht worden, hetgeen door de mannen werd geweigerd. In de auto werd [slachtoffer] gedwongen om Red Bull te drinken en een pil, volgens [medeverdachte 1] Viagra, in te nemen. [getuige 1] verliet de groep en moest van de mannen maar zien hoe zij thuis zou komen.
Op een donker industrieterrein in Nieuwegein zijn de jongens uit de auto gestapt, terwijl [slachtoffer] alleen op de achterbank in de auto bleef zitten. Buiten de auto zijn de jongens met elkaar in overleg gegaan, waarna [verdachte] in de auto is gestapt en naast [slachtoffer] op de achterbank plaatsnam. [verdachte] sloeg gelijk zijn arm om [slachtoffer] heen, waarna zij met haar rug naar hem toe is gaan zitten en zij daarbij op haar telefoon keek, hetgeen ook door [verdachte] is bevestigd. Uit de door de rechtbank betrouwbaar geachte verklaring van [slachtoffer] volgt dat [verdachte] hierop zei: “Je wilt [naam] toch niet kwijt.” [verdachte] ging vervolgens aan [slachtoffer] zitten, eerst over haar kleding en daarna onder haar kleding. Ook trok hij haar shirt omhoog. Hierna bleef hij vervolgens aan [slachtoffer] zitten, terwijl zij tot tweemaal toe tegen hem heeft gezegd dat zij dit niet wilde. [verdachte] zei dat als zij het snel zouden doen zij [naam] niet kwijt zou raken en hierna hadden [verdachte] en [slachtoffer] seks met elkaar, terwijl [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naast de auto stonden.
Na de seks verliet [verdachte] de auto en stapte [medeverdachte 2] in de auto. Ook hij nam op de achterbank van de auto plaats naast [slachtoffer] . [medeverdachte 2] deed hetzelfde als [verdachte] en ging ook gelijk aan de borsten en billen van [slachtoffer] zitten. Vervolgens heeft ook hij seks gehad met [slachtoffer] .
Nadat [medeverdachte 2] de auto weer had verlaten kwam [medeverdachte 1] , na overleg met de andere twee mannen, weer in de auto. Hij vertelde tegen [slachtoffer] dat zijn vrienden het niet goed genoeg vonden en dat zijn vrienden nog niet goed hadden gezien of zij wel goed genoeg voor hem was. Ook vertelde hij haar dat als zij niet voor de tweede keer seks zou hebben, hij doodgeschoten zou worden. Hierop liet [slachtoffer] , zij was erg moe en wazig op dat moment, de tweede seksronde over zich heen komen, waarbij zij eerst op de achterbank van de auto weer seks had met [verdachte] en daarna met [medeverdachte 2] . Toen het klaar was, kwam iedereen weer in de auto zitten en [medeverdachte 1] vertelde dat [slachtoffer] was goedgekeurd door de jongens en dat zij nu zijn vriendin was. De jongens gaven hierop hun instemming door te zeggen dat zij een goede vriendin was voor [naam] .
Bij thuiskomst heeft [slachtoffer] gelijk aan de nachtwaker verteld wat haar is overkomen. De nachtwaker zag daarbij veel emotie. Zo zag hij dat zij huilde en dat zij verward was. Ook kwam zij radeloos op hem over. Uit berichten van 18 september 2018 tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 1] is gebleken dat [slachtoffer] , nu zij seks had gehad met zijn vrienden, zijn vriendin mocht zijn. Uit berichten die [slachtoffer] heeft gestuurd volgt ook expliciet dat [slachtoffer] de seks met [verdachte] en [medeverdachte 2] niet wilde.
Uit voornoemde feiten en omstandigheden, waarbij de verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 1] , de nachtwaker en de whatsapp berichten, blijkt geenszins van enige vrijwilligheid vanuit de zijde van [slachtoffer] . [slachtoffer] stond duidelijk in een afhankelijkheidsrelatie tot [medeverdachte 1] . Dat [verdachte] en [medeverdachte 2] hiervan geen weet hebben gehad acht de rechtbank gelet op de bewijsmiddelen en de omstandigheden waaronder de seks plaatsvond ongeloofwaardig. Van deze afhankelijkheidsrelatie hebben de verdachten, die getalsmatig en fysiek overwicht hadden en waarbij ze zich bevonden op een donker industrieterrein, misbruik gemaakt door haar met feitelijkheden te dwingen tot seks. Uit de omstandigheden die door [getuige 1] en [slachtoffer] zijn geschetst, de verklaring van [getuige 1] over de gemoedstoestand van [slachtoffer] , welke gemoedstoestand door de nachtwaker wordt bevestigd, moet het overduidelijk voor [verdachte] zijn geweest dat [slachtoffer] de seks met hem niet wilde. Daarbij komt dat uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat zij tegen [verdachte] tweemaal heeft gezegd dat ze geen seks wilde hebben. Ook heeft zij door zich van hem af te keren en op haar telefoon te gaan kijken overduidelijk aan hem laten blijken dat zij niet gediend was van zijn toenadering. Desondanks heeft [verdachte] het ingezette plan doorgezet.
De rechtbank volgt de verklaring van [slachtoffer] dat [verdachte] twee keer seks met haar heeft gehad en acht bewezen dat sprake is van medeplegen nu er tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de verkrachtingen van [slachtoffer] . Verdachte en zijn mededaders hebben namelijk gezamenlijk en opzettelijk op [slachtoffer] een zodanige psychische druk uitgeoefend en haar in een zodanige (bedreigende) situatie gebracht dat zij zich naar redelijke verwachting niet heeft kunnen onttrekken aan de seksuele handelingen van de verdachten. De verdachten zijn daarbij van meet af aan gezamenlijk opgetreden en uit de bewijsmiddelen en de uiterlijke verschijningsvorm kan worden afgeleid dat zij gezamenlijk dit plan hadden en hebben uitgevoerd.
Door de hiervoor geschetste dwang met feitelijkheden hebben verdachten opzettelijk veroorzaakt dat [slachtoffer] de seksuele handelingen tegen haar wil, hetgeen voor verdachte kenbaar was, heeft ondergaan. Bewezen kan dan ook worden dat verdachte samen met anderen [slachtoffer] heeft verkracht.
C Overwegingen ten aanzien van feit 2
In dit geval is onweersproken dat [slachtoffer] op 21 september 2018 bij haar moeder in [woonplaats] is opgehaald. Zij werd daar opgehaald door [verdachte] , die bestuurder was van de auto, [medeverdachte 1] , [A] en een onbekende vriend van [medeverdachte 1] . In Amsterdam-Zuidoost heeft [slachtoffer] seks gehad met [verdachte] . Deze seks was volgens [slachtoffer] tegen haar wil in en volgens [verdachte] met wederzijds goedvinden.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich ook op 21 september 2018 schuldig heeft gemaakt aan het verkrachten van [slachtoffer] . Hierbij heeft zij in haar oordeel betrokken hetgeen op 17 september 2018 heeft plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer] in woord en daad aan verdachte heeft kenbaar gemaakt dat zij geen seks met hem wilde. De rechtbank is hiermee rekening houdend van oordeel dat verdachte op z’n minst de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] de seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Nadat de onbekende vriend de auto had verlaten werd door [medeverdachte 1] tegen [slachtoffer] gezegd dat zij niet meer zijn vriendin kon zijn en dat zij eerst weer seks moest hebben met een vriend, zodat deze weer toestemming voor de relatie kon geven. Met deze vriend werd gedoeld op de bestuurder van de auto, zijnde [verdachte] . [verdachte] wist, gelet op hetgeen plaatsvond op 17 september 2018, dat de hevig op [medeverdachte 1] verliefde [slachtoffer] in een afhankelijkheidspositie van [medeverdachte 1] verkeerde, dat zij om die reden gevoelig was voor de op haar uitgeoefende druk van [medeverdachte 1] en diens vrienden en dat zij onder die druk seks met [verdachte] zou hebben.
De seks met [slachtoffer] heeft onder nagenoeg dezelfde omstandigheden als die op 17 september 2018 plaatsgevonden. [slachtoffer] bevond zich wederom als enige vrouw in een auto met meerdere vrienden van [medeverdachte 1] en werd vervoerd naar een voor haar onbekende plaats. Aldaar zijn [medeverdachte 1] en [A] uitgestapt en is [verdachte] in de auto overgegaan tot seksuele handelingen met [slachtoffer] . In deze omstandigheden, die zich enkele dagen hebben afgespeeld na de eerdere verkrachtingen, heeft [verdachte] tenminste de aanmerkelijk kans aanvaard dat [slachtoffer] de seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Daaraan doet niet af dat [slachtoffer] in dit geval niet uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt dat zij de seks niet wilde.
Dat, zoals [verdachte] heeft verklaard, deze seks spontaan plaatsvond – zonder dat dit vooraf het plan was – acht de rechtbank ongeloofwaardig. In dat kader wijst de rechtbank op de vooraf verstuurde berichten tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 1] , waarin [medeverdachte 1] heeft aangegeven dat zij – kort gezegd – om zijn vriendin te zijn seks moest hebben met zijn vrienden, waaronder de bestuurder van de auto en op de verklaring van [medeverdachte 1] dat de chauffeur, zijnde [verdachte] , wel wilde rijden maar dat hij daarvoor ‘3 seksrondes’ wilde hebben.
De rechtbank acht bewezen dat sprake is van medeplegen nu er tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de verkrachting van [slachtoffer] . Dat [medeverdachte 1] geen (seksuele) uitvoeringshandelingen heeft verricht staat immers niet in de weg aan een bewezenverklaring van medeplegen. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben [slachtoffer] samen in [woonplaats] opgehaald en vervoerd naar een afgelegen plek in Amsterdam. Dit alles met het vooraf bedachte plan om seks met haar te hebben of te laten hebben. Beiden waren er van op de hoogte dat [slachtoffer] hevig verliefd was op [medeverdachte 1] en in een afhankelijkheidsrelatie van hem verkeerde. Hiervan hebben zij gezamenlijk misbruik gemaakt en daarmee [slachtoffer] gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen met [verdachte] , terwijl [medeverdachte 1] , die deze seks samen met [verdachte] had afgedwongen, in de nabijheid van de auto stond te wachten.