ECLI:NL:RBMNE:2020:4859

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
16-152125-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van verkrachting met medeplegen door verdachte en medeverdachte

Op 10 november 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 september 2018, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte de aangeefster, een jonge vrouw, heeft verkracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte de aangeefster onder druk hebben gezet om seksuele handelingen te ondergaan, waarbij de verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van seksueel binnendringen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat de seksuele handelingen vrijwillig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 1.000,-. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verkrachting in samenwerking met een ander heeft plaatsgevonden, wat als strafverzwarend is aangemerkt. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat in zijn voordeel heeft meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-152125-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 november 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen (hierna: zitting(en)) van 11 november 2019, 28 januari 2020, 29 september 2020, 30 september 2020 en 27 oktober 2020. De inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden op 29 en 30 september 2020 en het onderzoek is op de zitting van 27 oktober 2020 gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B.S. Schnier en van hetgeen verdachte en mr. O. Bolluyt, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. J. Pieters, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is – op vordering van de officier van justitie – op de zitting van 11 november 2019 aangepast. De uiteindelijke tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 4 september 2018 te IJsselstein en/of Houten samen met (een) ander(en) [slachtoffer] heeft verkracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie acht daarbij ook bewezen dat er sprake is geweest van medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht en worden geacht hier te zijn ingevoegd.
4.3.2
De overwegingen
Van de zijde van de verdediging is – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte weliswaar seks heeft gehad met [slachtoffer] op 4 september 2018, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam met zowel de penis als de vinger(s), maar dat daarbij geenszins sprake is geweest van geweld, andere feitelijkheden of bedreiging met geweld. Zowel van de zijde van verdachte als van de zijde van [slachtoffer] zijn de seksuele handelingen volledig vrijwillig tot stand gekomen, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
A De betrouwbaarheid van aangeefster [slachtoffer]
De rechtbank zal zich ambtshalve allereerst uitlaten over de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] . Van de zijde van de verdediging is immers aangevoerd dat de seks, anders dan [slachtoffer] heeft verklaard, met wederzijds goedvinden heeft plaatsvonden.
[slachtoffer] heeft op 18 september 2018 tijdens een intakegesprek mensenhandel voor het eerst een verklaring afgelegd. Haar laatste verklaring, afgelegd onder verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris, dateert van 31 oktober 2019. In de tussenliggende periode is zij meermalen en in meerdere gevallen langdurig door de politie verhoord. Ook de verdediging heeft de gelegenheid gehad haar te ondervragen.
Hoewel de verklaringen van [slachtoffer] slechts voor een gedeelte betrekking hebben op deze verdachte, is het voor de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] in deze zaak van belang na te gaan of de verklaringen van [slachtoffer] in zijn algemeenheid betrouwbaar zijn te achten. De rechtbank heeft de verklaringen van [slachtoffer] in de zaken tegen de vier verdachten onder de loep genomen. Zij heeft wat betreft de kern van haar verwijten aan de verdachten consistent en gedetailleerd verklaard. Voor zover er in de verklaringen van [slachtoffer] inconsequenties voorkomen, betreffen deze niet de kern van de verklaringen van [slachtoffer] . Indien de verschillende verklaringen van [slachtoffer] in hun onderling verband worden bekeken is geenszins sprake van zodanige tegenstrijdigheden dat deze de betrouwbaarheid van de (kern van de) verklaringen aantasten. Daarbij betrekt de rechtbank dat haar verklaring op essentiële onderdelen steun vindt in tal van andere bewijsmiddelen, zoals (whatsapp-)berichten en diverse getuigenverklaringen.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en zal de rechtbank deze gebruiken voor het bewijs.
B Bewijsminimum
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige, in casus de aangeefster, naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of er sprake is van voldoende steunbewijs is, indien de bewezenverklaring zwaar leunt op de verklaring van één getuige, zoals vaak het geval is bij zedenzaken, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Wel zijn daarvoor in de jurisprudentie enige regels geformuleerd. Zo moet het steunbewijs “voldoende steun” geven aan de verklaring van die getuige, dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband dient te staan met de inhoud van de verklaring van die getuige. Steunbewijs mag in beginsel niet enkel afkomstig zijn van dezelfde bron in die zin dat als steunbewijs zou kunnen worden gebruikt de verklaring van een ander aan wie de getuige heeft verteld wat haar of hem is overkomen. Enkel een de auditu verklaring levert op zichzelf niet voldoende steunbewijs op. Wel kunnen bepaalde waarnemingen of vaststellingen die niet van diezelfde getuige afkomstig zijn voldoende steunbewijs opleveren. Zoals hierna zal blijken heeft de rechtbank met inachtneming van dit juridisch kader de zaak beschouwd.
C Juridische kader verkrachting
Voor een bewezenverklaring van verkrachting vereist de wet dat sprake moet zijn van een afgedwongen seksueel contact, waarbij de dwang zich heeft geopenbaard in het (dreigen met) gebruik van fysiek geweld, dan wel een andere feitelijkheid.
Ingevolge Hoge Raad 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494 kan van door een feitelijkheid dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer als bedoeld in artikel 242 Wetboek van Strafrecht slechts sprake zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Van door een feitelijkheid dwingen kan, volgens ditzelfde arrest, sprake zijn indien de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of zulk een dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, aldus de Hoge Raad.
D Overwegingen met betrekking tot het ten laste gelegde
Voorop staat dat op grond van hetgeen onder A is overwogen, de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar acht.
Onweersproken is dat [slachtoffer] op 4 september 2018 seks heeft gehad met [verdachte] en dat [medeverdachte 1] hierna nog heeft geprobeerd om seks met haar te hebben, maar dat dit toen niet is gelukt. Deze seks vond plaats op een afgelegen plek, waar [verdachte] en [medeverdachte 1] [slachtoffer] naar toegebracht hadden. Aangeefster heeft hierover verklaard dat de seks met [medeverdachte 1] weliswaar vrijwillig is geweest, maar dat de seks met [verdachte] tegen haar wil heeft plaatsgevonden. Zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] hebben verklaard dat [slachtoffer] geheel vrijwillig seks met hen beiden heeft gehad.
De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 1] [slachtoffer] met feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen met [verdachte] , waaronder ook het meermalen seksueel binnendringen van haar lichaam en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] en [slachtoffer] via snapchat met elkaar in contact zijn gekomen en voor het eerst met elkaar afspreken op 4 september 2018. Uit berichten tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] in de avond van 4 september 2018 werd door [medeverdachte 1] gesproken over een meisje uit Houten die hij kheba (straattaal voor hoer) noemt. [medeverdachte 1] geeft in die berichten te kennen dat hij met haar kan afspreken om te neuken en dat zij ook wel een vriendin kan regelen. Uit de door [verdachte] verstuurde berichten is gebleken dat hij wel met [medeverdachte 1] mee wil gaan, dat hij dan een auto zal regelen, maar dat hij er wel vanuit gaat dat hij dan ook seks kan hebben.
Onderweg naar [slachtoffer] is aan haar gevraagd of zij haar adres aan [medeverdachte 1] kon sturen. Het door haar verstuurde adres betrof een instelling en dit was voor [verdachte] en [medeverdachte 1] ook kenbaar. Nadat zij [slachtoffer] daar hadden opgehaald zijn zij naar [woonplaats] gereden. Hier zou de vriendin van [slachtoffer] , [getuige 1] , opgehaald worden.
Deze vriendin bleek echter geen goed gevoel te hebben bij het idee om met de mannen en [slachtoffer] mee te gaan en zij heeft dan ook het verzoek om mee te gaan geweigerd. Hierop is [slachtoffer] teruggelopen naar de wachtende mannen en even later weer bij [getuige 1] teruggekomen. Zij heeft toen nogmaals gevraagd of zij mee wilde gaan en heeft daarbij ook te kennen gegeven dat hij nu echt boos was, daarbij doelend op [medeverdachte 1] . [getuige 1] heeft nog verklaard dat [slachtoffer] paniekerig op haar overkwam.
Nadat [getuige 1] had geweigerd mee te gaan is [slachtoffer] weer in de auto gestapt en zijn verdachte en [medeverdachte 1] met haar naar een afgelegen donkere plek in Houten gereden. Omdat [getuige 1] niet mee was gegaan werd gezegd dat zij nu ook seks met [verdachte] moest hebben. Letterlijk zou [bijnaam] (zo noemde medeverdachte [medeverdachte 1] zich ten opzichte van [slachtoffer] ) hebben gezegd: “zij is er nu niet bij, het is dan wel netjes dat jij seks met hem hebt.”
Op die afgelegen en donkere plek in Houten is [medeverdachte 1] , de jongen met wie zij had afgesproken en die zij ook leuk vond, uit de auto gestapt om te gaan plassen. Hierop is [verdachte] bij [slachtoffer] op de achterbank gaan zitten en haar over haar kleding gaan betasten. Uit de verklaring van [slachtoffer] , die de rechtbank als betrouwbaar aanmerkt, volgt dat zij een paar keer heeft gezegd dat zij niet wilde dat verdachte aan haar ging zitten en heeft zij hiertoe ook lichamelijke signalen afgeven. Zo keerde zij hem haar rug toe en ging zij op haar telefoon kijken. Desondanks is [verdachte] doorgegaan met zijn handtastelijkheden en heeft dit uiteindelijk geleid tot het ondergaan door [slachtoffer] van de ten laste gelegde seksuele handelingen.
Bij het hierboven geschetste scenario dient in ogenschouw te worden genomen dat [slachtoffer] zich op een donkere en afgelegen plek bevond en dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zowel getalsmatig als fysiek de overhand hadden. Bovendien werd zij psychisch onder druk gezet door haar te zeggen dat zij nu ook seks met verdachte moest hebben omdat haar vriendin [getuige 1] niet was meegegaan. [slachtoffer] werd in deze situatie bang, vond het raar en voelde zich ongemakkelijk. Door [slachtoffer] in deze situatie te brengen heeft verdachte samen met [medeverdachte 1] [slachtoffer] zodanig psychisch onder druk gezet en haar gebracht in een zodanige (bedreigende) situatie dat [slachtoffer] zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Het kan haar in die omstandigheden ook niet tegengeworpen worden dat zij zich fysiek niet heeft verzet tegen dit ongewenst seksueel contact door bijvoorbeeld te schreeuwen of wild om zich heen te slaan. Door de hiervoor geschetste dwang met feitelijkheden heeft verdachte opzettelijk veroorzaakt dat [slachtoffer] de seksuele handelingen tegen haar wil, hetgeen voor verdachte kenbaar was, heeft ondergaan.
Bewezen kan dan ook worden dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht. Naar het oordeel van de rechtbank is er tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen van verkrachting ondanks dat [medeverdachte 1] de verkrachting feitelijk niet heeft gepleegd. Dat [medeverdachte 1] geen uitvoeringshandelingen heeft verricht staat immers niet in de weg aan een bewezenverklaring van medeplegen. Van meet af aan was het gezamenlijke plan om een seksdate te hebben. Nadat de vriendin van [slachtoffer] niet bleek mee te gaan hebben zij samen de bij een instelling opgehaalde [slachtoffer] vervoerd naar een afgelegen donkere plek en haar onder druk gezet om ook seks te hebben met [verdachte] . Nu die vriendin er immers niet bij was zou dat ‘wel zo netjes zijn’. Zelfs kort voordat [verdachte] haar seksueel benaderde berichtte [medeverdachte 1] hem nog: “hoe gaan we der nat maken of is ze al.” Hierop antwoordde [verdachte] : “spuug komt goed” en “wacht je buiten.” Hierop heeft [medeverdachte 1] de auto verlaten om [verdachte] in de gelegenheid te stellen seks met [slachtoffer] te hebben en is hij, nadat de seks was afgelopen, bij de auto teruggekeerd om vervolgens te proberen zelf seks met haar te hebben. Dat dit niet lukte, doet aan het vorenstaande niet af.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 04 september 2018 te IJsselstein en/of Houten, tezamen en in vereniging met een ander,
door feitelijkheid,
immers zijn en/of hebben hij
verdachte en zijn mededader
- [slachtoffer] bij de instelling waar zij begeleid woonde/verbleef opgehaald
en
- vervolgens [slachtoffer] naar [getuige 1] , zijnde een vriendin van die [slachtoffer]
gereden om die [getuige 1] op te halen en
- nadat die [getuige 1] had geweigerd om mee te gaan, en
die [slachtoffer] had gezegd “Ik wil gewoon naar huis” en
“Ik wil teruggebracht worden naar Houten’, die [slachtoffer] medegedeeld/geantwoord: “Ja wij rijden je terug naar Houten” en vervolgens naar een parkeerplaats en/of een bedrijventerrein, gereden en
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "je vriendin is er nu niet bij, het is dan
wel netjes dat jij seks met hem hebt", en
- die auto op een industrieterrein geparkeerd en
- bij die [slachtoffer] achterin de auto gaan zitten en
- die [slachtoffer] ruw over en onder de kleding aan haar borsten en billen aangeraakt en
- terwijl die [slachtoffer] zei dat ze dat niet wilde nogmaals op en onder de
kleding aan borsten en billen aangeraakt en
- met die [slachtoffer] de auto uitgestapt en
- die [slachtoffer] met haar gezicht in de richting van die auto
tegen de auto laten staan en
- achter die [slachtoffer] gaan staan,
- die [slachtoffer] voorover gebogen liet staan,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het vingeren van de vagina van die [slachtoffer] en
- het penetreren met zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van verkrachting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en zich niet uitgelaten over een eventuele strafoplegging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft seks gehad met [slachtoffer] , terwijl zij dat niet wilde en zich daarmee schuldig gemaakt aan verkrachting. Verdachte heeft met zijn handelen op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . De gedragingen van verdachte hebben op haar een enorme impact gehad en gevoelens van angst en onveiligheid bij haar veroorzaakt. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en zijn eigen behoeften en verlangens volledig boven de gevoelens van [slachtoffer] geplaatst.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van verkrachtingen nog lang te kampen hebben met de nare gevolgen van zulke traumatische ervaringen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 11 oktober 2019. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder met justitie voor soortgelijke feiten in aanraking is gekomen en hij niet eerder is veroordeeld. Het strafblad van verdachte zal dan ook niet in strafverzwarende of strafmatigende zin meewerken.
De reclassering heeft in een rapport van 13 februari 2020 weergegeven dat uit onderzoek geen grote risicofactoren naar voren komen en dat de kans op recidive wordt getaxeerd op ‘matig-laag’. Dat het recidiverisico niet op ‘laag’ is uitgekomen, komt hoofdzakelijk door de jonge leeftijd van verdachte. Er zijn geen seksuele of deviante interesses en/of psychische problemen bij verdachte geconstateerd. In geval van bewezenverklaring maakt de reclassering zich wel zorgen over verdachtes delictgedrag, maar zien zij geen aanknopingspunten voor het inzetten van reclasseringsinterventies. De rechtsvervolging (en de daarbij behorende gesprekken met politie, reclassering en de mogelijke straf) lijken voldoende om verdachte van recidive te weerhouden. Op praktisch gebied heeft verdachte zijn leven op orde. De reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen.
Verdachte heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij een vriendin heeft en hij ook zorgdraagt voor haar zoontje. Verdachte is verder werkzoekende en een eventuele veroordeling zal voor hem verregaande consequenties hebben voor de kans op een nieuwe baan, aldus verdachte.
Strafkader
Om er aan bij te dragen dat in dezelfde soort zaken een zelfde straf wordt opgelegd (rechtseenheid genoemd), heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor verschillende strafbare feiten landelijke uitgangspunten (oriëntatiepunten genoemd) uitgewerkt. Het LOVS-oriëntatiepunt voor verkrachting is een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Naast deze oriëntatiepunten houdt de rechtbank ook rekening met de straffen die voor dit soort feiten in soortgelijke situaties worden opgelegd.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat de verkrachting plaatvond in samenwerking met een ander.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de nog relatief jonge leeftijd van verdachte en met het tijdsverloop in onderhavige zaak. De zaak was ongeveer één jaar geleden nagenoeg gereed voor een inhoudelijke behandeling, maar onder meer vanwege de observatie van een medeverdachte is vandaag pas vonnis gewezen. Verder zal de rechtbank er in het voordeel van verdachte rekening mee houden dat verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis aan alle schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Conclusie
Gelet op al hetgeen hiervoor is overgewogen kan in dit geval niet worden volstaan met een andere straf dan oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
In hetgeen van de zijde van de verdediging naar voren is gebracht met betrekking tot verdachtes persoonlijke omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding tot een andersluidend oordeel te komen.
Voorlopige hechtenis
Voornoemde straf is langer dan de duur van het reeds ondergane voorarrest. De voorlopige hechtenis van verdachte was voor onbepaalde tijd geschorst. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de opgelegde straf, is de rechtbank van oordeel dat het maatschappelijk belang dat wordt gediend door voorlopige hechtenis op dit moment zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van verdachte om in vrijheid te zijn. De rechtbank zal aldus de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van het hierna te noemen inbeslaggenomen voorwerp. Dit voorwerp behoort toe aan verdachte en is in deze zaak niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. Bovendien verzet ook het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave.
 1 Iphone, merk Apple, type Iphone X.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 10.000,--. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft gevorderd verdachte en zijn medeverdachten hoofdelijk te veroordelen voor de gevorderde schade en de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat dit rechtstreekse schade betreft. In verband met de door haar bewezen geachte feiten heeft zij gevorderd om in de onderhavige zaak € 1.000,-- aan immateriële schade toe te wijzen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Nu het bewezen verklaarde feit anders is dan de bewezenverklaring in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] en op een ander moment plaatsvond dan de verkrachtingen van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het in dit geval niet reëel is het gevorderde bedrag hoofdelijk toe te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op het gevoerde pleidooi tot vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. In het geval van verkrachting brengen de aard en de ernst van de normschending mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De vordering leent zich – naar maatstaven van billijkheid – voor toewijzing tot een bedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel desgewenst aan de orde stellen in een procedure bij de burgerlijke rechter.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel immateriële schadevergoeding
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met voornoemde wettelijke rente. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Hoofdelijke oplegging
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het bewezen verklaarde feit van verdachte verschilt met de bewezenverklaring in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] en de verkrachting door verdachte op een ander moment plaatsvond dan de verkrachtingen van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Om die redenen acht de rechtbank het niet opportuun te beslissen tot hoofdelijke oplegging van het toegewezen bedrag.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 47, 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
16 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
1 Iphone, merk Apple, type Iphone X;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van
[slachtoffer]toe tot een bedrag van
€ 1.000,--;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2018 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.000,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis, zodat de voorlopige hechtenis weer herleeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.L.M. van Opstal, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en H.F. Koenis, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 november 2020
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks 04 september 2018 te IJsselstein en/of Houten,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid, immers is/zijn en/of heeft/hebben hij
verdachte en/of zijn mededader(s)
- [slachtoffer] bij de instelling waar zij begeleid woonde/verbleef opgehaald
en/of
- ( vervolgens) [slachtoffer] naar [getuige 1] , zijnde een vriendin van de [slachtoffer]
gereden om die [getuige 1] /die vriendin op te halen en/of
- nadat die [getuige 1] had geweigerd om mee te gaan, en/of
die [slachtoffer] had gezegd “Ik wil gewoon naar huis” en/of
“Ik wil teruggebracht worden naar [woonplaats] ’, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of vervolgens die [slachtoffer] medegedeeld/geantwoord: “Ja wij rijden je terug naar [woonplaats] ” en/of vervolgens naar een parkeerplaats en/of een bedrijventerrein, althans naar elders, gereden en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "zij/je vriendin is er nu niet bij, het is dan
wel netjes dat jij seks met hem hebt", althans woorden van gelijke aard
of strekking en/of
- ( vervolgens) die auto op een industrieterrein geparkeerd en/of
- ( vervolgens) bij die [slachtoffer] achterin de auto gaan zitten en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (ruw) over en onder de kleding aan haar
borsten en/of billen aangeraakt en/of
- terwijl die [slachtoffer] zei dat ze dat niet wilde nogmaals op en onder de
kleding aan borsten en billen aangeraakt en/of
- ( vervolgens) met die [slachtoffer] en/of zijn mededader(s) de auto
uitgestapt en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met haar gezicht in de richting van die auto
tegen de auto laten staan en/of
- ( vervolgens) achter/tegen die [slachtoffer] gaan staan,
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (voorover) gebogen liet staan/moest gaan
staan, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het vingeren van/in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het penetreren met zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
( art 242 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II: de bewijsmiddelen [1]
De verklaring van aangeefster [slachtoffer] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Datum verhoor: 2 oktober 2018
O = opmerking verbalisant
V = vraag
A = antwoord
V: Tegen wie wil jij aangifte doen?
A: Tegen [bijnaam] en tegen zijn vrienden.(…)
V: Waar is het gebeurd waarvan jij aangifte wilt doen?
A: Eerste twee keer in Houten in de auto en de laatste keer in het hotel in Amsterdam.
V: In de intake heb je ook verteld dat je in een hotel in Bunnik bent geweest.
A: (…) daarvoor had ik nog seks met een vriend van [bijnaam] . Dat was in Houten. Dat was de eerste avond dat ik [bijnaam] zag. (…) Ik denk ongeveer een maand geleden. (…)
V: [slachtoffer] , ik heb begrepen dat jij woonachtig bent bij [stichting] (…)
A: (…) Ik mocht van mijn ouders niet meer thuis wonen. Ik ging een traject in waarbij ik moest leren om niet afhankelijk van iemand te zijn. (…) Ik bleef eerst nog een tijdje thuis wonen. Toen dat escaleerde ben ik naar [B] gegaan wat een onderdeel is van [stichting] . (…) Ik heb daar nu mijn eigen plek. Ik heb begeleiding. [2]
Ik sprak met [bijnaam] af op een dinsdag. (…) Toen ik daarna weer thuiskwam bij [B] , kwam [bijnaam] mij ’s avonds om 21.00 uur ophalen. Hij was met een auto van een vriend. (…) Die vriend bestuurde de auto. (…) We gingen naar IJsselstein om een vriendin van mij op te halen. Toen wij daar waren wilde deze vriendin niet meer mee. Zij heet [getuige 1] . We zouden met zijn vieren gaan chillen. Ik wilde niet alleen met twee jongens afspreken. Voordat [bijnaam] mij ophaalde hadden we dat afgesproken. (…) Toen we in IJsselstein waren wilde [getuige 1] niet meer mee. We zijn toen teruggereden naar Houten. We zijn naar een industrieterrein gereden. (…) We gingen met zijn drieën chillen. Maar dat werd het dus niet. (…) Voordat [bijnaam] kwam hadden we het samen over de telefoon erover gehad dat we seks zouden hebben. Ik zou dat niet erg vinden om seks te hebben met [bijnaam] . (…) Omdat [getuige 1] niet meeging werd er gezegd dat ik nu ook seks met die vriend moest hebben. Ik kreeg de indruk dat zij van te voren hadden afgesproken dat ze seks met mij zouden hebben omdat [getuige 1] er niet bij was. Ook omdat [bijnaam] tijdens het plassen wel 20 minuten weg bleef.
V: Hoe zei [bijnaam] dat tegen jou?
A: (…) Hij zei: “zij is er nu niet bij, het is dan wel netjes dat jij seks met hem hebt.” Ook omdat hij dat hele eind had gereden. (…) [bijnaam] ging plassen. Hij liep verder weg, ik had geen zicht meer op hem. Ik werd bang. Ik vond het raar en voelde me ongemakkelijk. Ik zat achter in de auto. De bestuurder ging toen ook achterin zitten. Hij ging aan mijn borsten en billen zitten. Ik wilde dit niet maar hij ging maar door. (…)
V: Op welke manier zat hij aan je borsten en billen?
A: Best wel ruw. Eerst boven mijn kleding en later ging hij ook in mijn kleding zitten. (…)
Ik zei tegen hem dat ik dit niet wilde. Ik ging afstandelijk zitten met mijn rug naar hem toe. Ik zei een paar keer dat ik dit niet wilde. Ik werd een beetje wazig in mijn hoofd en weet niet meer wat hij toen zei. Hij ging maar door en ik dacht ik wil naar huis. Ik heb toen seks met hem gehad. We gingen uit de auto, ik ging met mijn gezicht naar de auto staan. Hij ging mij eerst vingeren. Daarna hebben we seks gehad. [3] (…)
V: Wat bedoel je met vingeren?
A: Hij stak zijn vinger in mijn vagina.
V: Toen heb je seks gehad. Wat bedoel je daarmee?
A: Zijn piemel met condoom in mijn vagina gedaan. Ik stond gebogen en hij stond achter mij. Hij ging via de achterkant mijn vagina in met zijn piemel. (…)
V: Wat gebeurde er toen?
A: Hij riep [bijnaam] . [bijnaam] kwam terug. (…) [bijnaam] vroeg mij of ik nog seks met hem wilde. Ik zei ja. We hebben geen seks gehad. Het lukte niet. Ik was echt verliefd op [bijnaam] . [4]
De verklaring van getuige [getuige 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Bij aanvang van het verhoor deelden wij aan de getuige het volgende mee: Wij willen jou horen over 4 september 2018. (…) [5]
Via Snapchat vroeg [slachtoffer] of we zouden gaan chillen. (…) Met [slachtoffer] sprak ik een tijdstip af in de avond. Ik had geen vervoer en zij gaf aan dat ze met twee jongens zou komen. Op het tijdstip dat we hadden afgesproken ben ik naar de afgesproken plek gelopen. (…) [slachtoffer] kwam dar met de auto aan. De auto met die twee jongens bleef om de hoek staan. [slachtoffer] kwam naar mij toegelopen. Zij vroeg aan mij: “Ga je mee?”. Ik had er geen goed gevoel bij en ben niet met haar meegegaan. (…) [slachtoffer] is teruggegaan naar de auto en kwam daarna teruggelopen naar mij. [slachtoffer] zei tegen mij hij is wel boos. [6]
V: Toen jij zei ik ga niet mee. Wat zei [slachtoffer] toen?
A: Waarom niet vroeg [slachtoffer] . Ik vertrouwde het niet en vond het geen fijne situatie. [slachtoffer] liep terug naar de auto en kwam daarna weer teruggelopen naar mij. Ze zei toen: “Hij is echt heel boos.”
V: Je was bang en wilde niet mee. Wat gebeurde er toen?
A: [slachtoffer] raakte een beetje in paniek en wist niet wat ze moest doen. Ze vroeg nog een keer aan mij: “Ga je echt niet mee.” [7]
Met haar eigen vriend wilde ze seks hebben maar niet met de vriend van haar vriend. [8]
De bevindingen met betrekking tot het onderzoek aan de mobiele telefoon van [verdachte] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 1 mei werd de verdachte [verdachte] (…) buiten heterdaad aangehouden. Bij de insluitingsfouillering werd de Apple iPhone X van verdachte [verdachte] aangetroffen en in beslag genomen. (…) Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb onderzoek verricht aan de veiliggestelde gegevens van de Iphone van [verdachte] . [9]
Ik heb via het zoekvenster in het browserscherm van de applicatie Cellebrite Reader gezocht op chatgesprekken die plaats zouden hebben gehad op 4 september 2018. Ik zag in de veiliggestelde gegevens van de telefoon van [verdachte] , dat op 4 september 2018 een chatgesprek werd gevoerd tussen [telefoonnummer] @s.whatsapp.net te relateren aan [verdachte] en [telefoonnummer] @s.whatsapp.net te relateren aan [medeverdachte 1] . Ik zag dat dit volledige chatgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] was gewist. Ik zag dit omdat deze chat gemarkeerd was met een rood kruisje in de applicatie Cellebrite Reader.
De betreffende chat wordt in de onderstaande tabel gedeeltelijk weergegeven:
Bericht van
Inhoud
Datum/Tijd
[telefoonnummer]
hahaha weetje wie me snapt
4-9-2018; 19:06:12
[telefoonnummer]
Die kehb van Utrecht met waar ben je
4-9-2018; 19:06:19
[telefoonnummer]
Hoe moet ik vragen
4-9-2018; 20:13:00
[telefoonnummer]
Kom neuken
4-9-2018; 20:13:04 [10]
[telefoonnummer]
Ze fixt andere vriendin
4-9-2018; 20:15:25
[telefoonnummer]
Willen ze zeker ja of nee
4-9-2018; 20:20:58
[telefoonnummer]
En neuken?
4-9-2018; 20:21:04 [11]
[telefoonnummer]
Der vriendin wilt ook neueken
4-9-2018; 20:22:34
[telefoonnummer]
Maar is niet zeker
4-9-2018; 20:22:40
[telefoonnummer]
Wat is nie seker der vriendin of zij
4-9-2018; 20:22:55
[telefoonnummer]
Moo je moet me nu zeggen
4-9-2018; 20:22:55
[telefoonnummer]
Ze zegt ik moet condoom halen
4-9-2018; 20:23:02
[telefoonnummer]
Laat der adres sturen
4-9-2018; 20:23:10
[telefoonnummer]
Zeg der me mattie gaat auto regelen van hem is in garage en dan komen we
4-9-2018; 20:23:36 [12]
[telefoonnummer]
( [coördinaten] )
4-9-2018; 20:2912
Ik zag dat bij bericht (…) 20:29:12 uur, de coördinaten [coördinaten] werden weergegeven. (…) Ik heb de coördinaten ingevoerd op de website van Google maps. Ik zag dat deze coördinaten middels een rode stip een locatie in [woonplaats] weergaven, namelijk de straat [straat] te [woonplaats] . Op het adres [adres] (…) te [woonplaats] , is de afdeling [B] gevestigd van de Stichting [stichting] , waar [slachtoffer] op dat moment woonde. [13]
Ik zag dat op 4 september 2018 het hierboven weergegeven chatgesprek verder werd vervolgd. De betreffende berichten werd in onderstaande tabel weergegeven:
Bericht van
Inhoud
Datum/Tijd
[telefoonnummer]
En zeg der we zijn daar kwart over negen
4-9-2018; 20:24:40 [14]
[telefoonnummer]
Ga jij maar eerst worst je blij van
4-9-2018; 22:25:11
[telefoonnummer]
Hoe gaan we der nat maken of is ze al
4-9-2018; 22:25:39
[telefoonnummer]
Spuug komt goed
4-9-2018; 22:25:51
[telefoonnummer]
Moet ik der niet vongeren achter
4-9-2018; 22:25:53
[telefoonnummer]
vingeren
4-9-2018; 22:25:57
[telefoonnummer]
Ga ik zeggen moet ik naast je zitten
4-9-2018; 22:26:16
[telefoonnummer]
[naam]
4-9-2018; 22:35:37
[telefoonnummer]
Wacht je buiten
4-9-2018; 22:35:37 [15]
Ik zag dat het gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] , van 4 september 2018, vervolgde op 5 september 2018.
Bericht van
Inhoud
Datum/Tijd
[telefoonnummer]
Jaa heb je gebalt?
5-9-2018; 08:42:38
[telefoonnummer]
En ze zei ik bal beter dan jou
5-9-2018; 08:42:59 [16]
De bevindingen met betrekking tot de inbeslaggenomen Iphone 6 van aangeefster [slachtoffer] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
In dit proces-verbaal worden een viertal gespreksopnames letterlijk en woordelijk uitgewerkt tussen de aangeefster [slachtoffer] , door haar opgenomen op haar Iphone 6, met de verdachte [medeverdachte 1] . (…) In de gesprekken noemt de vrouw de man “ [bijnaam] ” en de man noemt de vrouw “ [slachtoffer] ”. (…) De eerste verwerkte opname is opgenomen op woensdag 12 september 2018 om 16:03:43 uur (…)
Vrouw is [slachtoffer] , aangeduid met H.
Man is [bijnaam] , aangeduid met S.
(…)
[slachtoffer] : Wat ben ik, wat zei je net dat ik was? Hoer. Denk je dat ik een hoer ben ofzo?
[bijnaam] : Dat ben je toch ook!
[slachtoffer] : Waarom ben ik dat dan? Zeg dan?
[bijnaam] : Omdat je twee jongens lekker neukt in de auto, daarom
[slachtoffer] : Oh lekker ja, dat was ook niet echt mijn bedoeling of zo hoor [17]
De verklaring van verdachte [medeverdachte 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
V: [slachtoffer] heeft verklaard dat zij jou via snapchat heeft leren kennen en dat zij werd toegevoegd aan het account [account] . Zij noemde jou [bijnaam] . Wat kan jij hierover verklaren?
A: Daarvoor had ik nog een andere naam ik vond [bijnaam] geen leuke naam. Vrienden en familie noemden mij gewoon [medeverdachte 1] (…). [18]
A: De eerste keer dat ik [slachtoffer] ontmoette zei ik dat ik geen auto had. Ik zei dat ik met een vriend zou komen om haar te neuken. (…) Er zou ook een andere vriendin van [slachtoffer] komen, [getuige 1] , maar die kwam niet. Wij kwamen op een industrieterrein en daar hebben mijn vriend en ik met [slachtoffer] geneukt. Het was de eerste ontmoeting die ik met [slachtoffer] had.
V: Met welk vervoermiddel was je daar op 4 september?
A: Ik was daar gekomen met een vriend met een auto. [19]
A: (…) [slachtoffer] stuurde een locatie door waar zij woonde. Ik zag dat het een jeugdzorginstelling was.
V: Hoe wist je wat voor instelling het was waar [slachtoffer] woonde? [20]
A: Ik was met een vriend. Hij had het adres ingetikt op Google en toen wij onderweg waren merkte hij op dat het een soort instelling was. [21]
De verklaring van verdachte [getuige 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Welk moment ontmoette u haar?
Bij haar thuis bij de instelling.
(…)
Bij de vriendin aangekomen, wat gebeurde er?
Ze stapte uit om haar vriendin te halen. Die vriendin ging niet mee
(…)
We gingen naar een plek om te chillen. Ik had seks met haar (…). (…) [medeverdachte 1] is op enig moment uitgestapt. (…) Toen was er seks. [22]
Waar was [medeverdachte 1] toen?
Die was weg, hij ging plassen zei hij. (…) (…) buiten de auto seks. [23]
Wat had u gehoord van [medeverdachte 1] wat jullie gingen doen?
Dat we gingen chillen en seks hebben, dat had [medeverdachte 1] geregeld. (…) Hij zei dat [slachtoffer] een vriendin mee zou nemen. Ik had toen een auto en hij niet. [24] (…) Zij zou een vriendin meenemen, daar zou ik seks mee hebben. [25] (…)
Ik houd u voor dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat jullie haar gingen ophalen, zij een locatie stuurde en het zichtbaar was dat het een instelling was waar jullie naartoe moesten.
Toen we het adres op internet intoetsten zagen we dat het adres van een instelling was. [26]
Ik heb buiten de auto seks gehad met [slachtoffer] . Ik neukte haar doggystyle tegen de auto aan. Ik heb haar ook gevingerd. Vanuit de auto heb ik [medeverdachte 1] geappt dat hij buiten moest wachten. Het was vooraf de bedoeling dat er ook een vriendin van [slachtoffer] mee zou gaan. We zijn naar IJsselstein gereden, maar die vriendin wilde toen niet met ons mee. Het was de bedoeling dat er uiteindelijk seks zou plaatsvinden. Het stond vooraf niet vast met wie van de meisjes ik seks zou hebben. [27]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2018270053, F, G, H, I, J, K (onderzoek AMMIT/einddossier), opgemaakt door politie Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche, doorgenummerd 1 tot en met 1234. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , pag. 207.
3.Idem, pag. 210.
4.Idem, pag. 211.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pag. 849.
6.Idem, pag. 850.
7.Idem, pag. 851.
8.Idem, pag. 852.
9.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] ‘onderzoek mobiele telefoon [verdachte] ’, pag. 787.
10.Idem, pag. 789.
11.Idem, pag. 790.
12.Idem, pag. 791.
13.Idem, pag. 792.
14.Idem, pag. 793.
15.Idem, pag. 795.
16.Idem, pag. 797.
17.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] “uitgewerkte gespreksopnames aangeefster en verdachte”, pag. 401.
18.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 13 mei 2019, pag. 118.
19.Idem, pag. 119.
20.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 23 april 2019, pag. 102.
21.Idem, pag. 103.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 16 september 2020, pag. Dit proces-verbaal is door de officier van justitie aan het dossier van verdachte toegevoegd.
23.Idem, pag. 3.
24.Idem, pag. 5.
25.Idem, pag. 6.
26.Idem, pag. 7.
27.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 september 2020.