ECLI:NL:RBMNE:2020:4786

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
UTR 20/1716
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar en verzending primaire besluit

Op 29 oktober 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 1 april 2020, waarin het bezwaar tegen een eerder besluit van 27 november 2019 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het primaire besluit op 27 november 2019 is verzonden. Eiseres betwistte de verzending van dit besluit en verweerder kon geen bewijs overleggen dat het besluit daadwerkelijk was verzonden. De rechtbank concludeert dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard en vernietigt het besluit van verweerder. Verweerder wordt opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1716

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. Kouw),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen het besluit van verweerder van 1 april 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb).
3. In het besluit van 1 april 2020 geeft verweerder aan dat het bezwaarschrift tegen het besluit van 27 november 2019 door verweerder is ontvangen op 8 februari 2020. Volgens verweerder is dit te laat en had eiseres tot 9 januari 2020 de tijd om het bezwaarschrift in te dienen.
4. Eiseres betwist dat het primaire besluit op 27 november 2019 is verzonden.
5. De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 augustus 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:1483), dat indien de geadresseerde stelt dat hij een niet aangetekend verzonden besluit niet heeft ontvangen, het in beginsel aan het bestuursorgaan is om aannemelijk te maken dat het besluit wel op het adres van de geadresseerde is ontvangen. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van het besluit op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Daartoe is in ieder geval vereist dat het besluit is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en dat sprake is van een deugdelijke verzendadministratie. Voorts dient niet gebleken te zijn van recente problemen bij de verzending van poststukken.
6. De rechtbank heeft verweerder bij brief van 3 juni 2020 gevraagd om nadere inlichtingen over de bekendmaking van het op 27 november 2019 genomen besluit. Bij brief van 17 juni 2020 heeft verweerder de rechtbank medegedeeld dat hij alleen kan zien dat het besluit op 27 november 2019 is verzonden en dat het besluit niet aangetekend is verzonden. Verweerder geeft aan dat hij geen andere informatie over de verzending heeft.
7. De rechtbank overweegt het volgende. Vaststaat dat het primaire besluit niet aangetekend is verzonden. Verweerder heeft ook geen andere informatie over de verzending overgelegd. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verweerder de verzending van het primaire besluit niet aannemelijk heeft gemaakt. De enkele niet onderbouwde stelling dat het besluit op 27 november 2019 is verzonden is daarvoor onvoldoende.
8. Verweerder heeft ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft geen andere reden genoemd waarom het bezwaar toch niet-ontvankelijk zou zijn. Verweerder had het bezwaar dus wel inhoudelijk moeten behandelen. De rechtbank vernietigt daarom het besluit van verweerder van 1 april 2020. De rechtbank draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen en inhoudelijk te beslissen op de bezwaren van eiseres.
9. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb). Dit betekent niet meteen dat eiseres inhoudelijk ook gelijk krijgt. Verweerder moet daarover nu gaan beslissen.
10. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag van € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,-) omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft verzocht om voor haar een beroepschrift in te dienen. Van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending een nieuw besluit te nemen op het bezwaar;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 40,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 525,-, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan op 29 oktober 2020 door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.