ECLI:NL:RBMNE:2020:4743
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen niet-ontvankelijk verklaring van terugvorderingsbesluiten in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerder waarin de hoogte van nog openstaande vorderingen werd vermeld. De rechtbank oordeelde dat de brief van verweerder geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het enkel informatieve mededelingen bevatte over bedragen die eiser nog moest terugbetalen, waarover eerder al besluiten waren genomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiser geen recht had op proceskostenvergoeding.
Het procesverloop begon op 11 februari 2020, toen verweerder op verzoek van eiser een overzicht gaf van de openstaande vorderingen, die volgens verweerder € 4.588,64 bedroegen. Eiser maakte bezwaar tegen de hoogte van de terugvordering, maar verweerder verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank behandelde de zaak op 27 oktober 2020 via Skype, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na de zitting deed de rechtbank onmiddellijk uitspraak.
De rechtbank concludeerde dat de brief van verweerder niet op rechtgevolg was gericht en dat er geen sprake was van een besluit in de zin van de Awb. Eiser had geen beroepsgronden ingediend tegen de hoogte van het bedrag dat was kwijtgescholden, en de rechtbank oordeelde dat verweerder bevoegd was om de proceskosten in bezwaar te verrekenen. De uitspraak werd gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.