ECLI:NL:RBMNE:2020:4654
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van vordering tot schorsing van een concurrentiebeding en herstel van een vergissing in de aanduiding van de gedaagde partij
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] B.V. over de rechtsgeldigheid van een concurrentiebeding. [eiser], die sinds 2008 in dienst was bij [gedaagde], had een verzoek ingediend om het concurrentiebeding te schorsen, omdat hij per 1 oktober 2020 in dienst wilde treden bij [bedrijf 2] B.V. [gedaagde] betwistte de rechtsgeldigheid van het concurrentiebeding en stelde dat [eiser] niet mocht overstappen naar een concurrent. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zijn functie ingrijpend was gewijzigd en dat het concurrentiebeding daardoor zwaarder was gaan drukken. De rechter concludeerde dat het concurrentiebeding nog steeds rechtsgeldig was en dat [eiser] niet onbillijk werd benadeeld door de handhaving ervan. Daarnaast werd het verzoek tot herstel van een vergissing in de aanduiding van de gedaagde partij toegewezen, waarbij [gedaagde] B.V. als gedaagde werd aangemerkt in plaats van [bedrijf 3] B.V. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie werd de vordering van [gedaagde] eveneens afgewezen.