ECLI:NL:RBMNE:2020:4584

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
20/2049
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om toekenning van een hogere wegingsfactor voor proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoekster en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een aanslag en was in beroep gegaan tegen de uitspraak van verweerder, die een proceskostenvergoeding van € 261,- had toegekend met een wegingsfactor van 0,25. Verzoekster vorderde een hogere wegingsfactor van 0,5, onderbouwd met verwijzingen naar eerdere uitspraken.

De rechtbank heeft de argumenten van verzoekster en verweerder tegen elkaar afgewogen. Verweerder stelde dat de wegingsfactor 0,25 terecht was toegepast, omdat de zaak als zeer licht werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet voldoende had onderbouwd waarom in dit geval een hogere wegingsfactor gerechtvaardigd zou zijn. De rechtbank concludeerde dat de vereiste mededeling om de aanslag te vernietigen eenvoudig was en dat er geen specifieke omstandigheden waren die een hogere wegingsfactor rechtvaardigden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van verzoekster ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in beroep. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken wanneer dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2049

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

(gemachtigde: G. Gieben ),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht,
(gemachtigde: R. Janmaat) verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over de vergoeding van de proceskosten van verzoekster in bezwaar.
Verweerder heeft op 20 juli 2020 gereageerd op dit verzoek.
De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak te doen.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 20 april 2020 uitspraak gedaan op het bezwaar van verzoekster. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Met de uitspraak op bezwaar heeft verweerder medegedeeld dat de aanslag waar bezwaar tegen is gemaakt wordt vernietigd en dat verzoekster een proceskostenvergoeding wordt toegekend van 0,25 € 261,-. Verzoeker heeft hier beroep tegen aangetekend en een aanvullende vergoeding van haar proceskosten op tot de wegingsfactor 0,5 gevorderd.
2. Verzoekster onderbouwt haar standpunt met een verwijzing naar de uitspraak gepubliceerd onder ECLI:NL:GHSHE:2018:4638, waarin algemene richtlijnen voor de toekenning van proceskostenvergoedingen zijn opgenomen.
3. Verweerder verwijst naar de uitspraak ECLI:NLGHAMS:2008:BF0084 en het daarin beschreven uitgangspunt dat de wegingsfactor altijd dient te worden bepaald met inachtneming van de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting voor de rechtsbijstandverlener. Verweerder ziet ook in de toelichting van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een bevestiging van zijn standpunt. Het bezwaarschrift ziet verweerder als een te laat doorgegeven verhuisbericht. Dan is volgens hem de wegingsfactor 0,25 aan de orde.
4. De rechtbank geeft verweerder gelijk en is van oordeel dat hij het gewicht van de zaak terecht als zeer licht heeft aangemerkt. Om vernietiging van de aanslag te bereiken diende verzoekster alleen maar door te geven aan verweerder dat zij op de peildatum geen gebruik meer maakte van het object waarvoor de aanslag is opgelegd. Hiertoe was een eenvoudige mededeling voldoende. Verzoekster heeft verder niet onderbouwd waarom in dit geval sprake zou zijn van specifieke omstandigheden die maken dat de wegingsfactor 0,5 dient te zijn. Daarom heeft verweerder in de uitspraak op bezwaar terecht een wegingsfactor 0,25 toegepast. Het beroep van verzoekster is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling in beroep bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in ’t Veld, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 11 september 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Voor zover nodig wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken wanneer dat weer mogelijk is.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.