ECLI:NL:RBMNE:2020:4575

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
20/488
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens onjuiste machtiging in bestuursrechtelijke belastingzaak

Op 9 september 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. [A], en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Eiser had op 27 januari 2020 beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 18 december 2019. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat zij voldoende informatie had om zonder zitting uitspraak te doen. Het beroepschrift voldeed niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kon behandelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat mr. [A] het beroep veronderstellenderwijs heeft ingesteld namens eiser, maar dat er geen toereikende machtiging was meegestuurd. Volgens artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een beroep niet-ontvankelijk worden verklaard als het niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De rechtbank heeft mr. [A] in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een machtiging in te dienen, maar de overgelegde volmacht betrof een machtiging van een andere partij, [B], en niet van eiser. Hierdoor was er geen geldige machtiging voor de beroepsprocedure.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is op basis van artikel 8:54 van de Awb. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet in een openbare zitting gedaan, maar zal, indien nodig, later alsnog openbaar worden uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/488

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2020 in de zaak tussen

mr. [A] MRE, veronderstellenderwijs handelend namens [eiser] , uit [plaats] , eiser,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht , verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 27 januari 2020 tegen het besluit van verweerder van 18 december 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om zonder zitting uitspraak te doen. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Het beroep is door mr. [A] ( [A] ) veronderstellenderwijs ingesteld namens [eiser] ( [eiser] ). Bij het beroepschrift is geen toereikende machtiging meegestuurd. In artikel 6:6 van de Awb staat dat een beroep niet‑ontvankelijk kan worden verklaard als het beroep niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Voordat het beroep niet‑ontvankelijk wordt verklaard moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
3. De rechtbank heeft [A] bij brief van 4 februari 2020 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een machtiging in te dienen waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens [eiser] beroep in te stellen en in beroep op te treden. Op
2 maart 2020, ontvangen door de rechtbank op 3 maart 2020, heeft [A] een verzoek tot uitstel ingediend. De rechtbank heeft dit uitstelverzoek bij aangetekende brief van
3 maart 2020 toegewezen tot 3 april 2020. In deze laatste brief staat dat als [A] niet (tijdig) aan dit verzoek voldoet, de rechtbank het beroep niet‑ontvankelijk kan verklaren. In reactie hierop heeft [A] bij brief van 24 maart 2020 een volmacht aan de rechtbank gestuurd. Met deze volmacht is hij gemachtigd om beroep in te stellen en in beroep op te treden namens [B] .
4. De overgelegde volmacht is dus geen machtiging van [eiser] . Dat betekent dat er in deze beroepsprocedure geen toereikende machtiging is overgelegd. [A] heeft geen reden gegeven waarom hij die niet heeft opgestuurd. Zoals de meervoudige kamer van deze rechtbank op 25 juni 2020 heeft beslist, is dit voortaan een reden om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren [1] .
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Awb). De rechtbank komt dus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 9 september 2020 door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak, indien nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.