ECLI:NL:RBMNE:2020:4527

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
UTR 20/998
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugvordering bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft eiseres op 25 maart 2019 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van woninginrichting op basis van de Participatiewet. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, heeft op 4 april 2019 bijzondere bijstand om niet toegekend ter waarde van € 3.400,-, met de voorwaarde dat eiseres vóór 15 mei 2019 bewijsstukken van haar aankopen moest overleggen. Echter, bij besluit van 8 augustus 2019 heeft verweerder een deel van de bijzondere bijstand, ter waarde van € 1.869,64, teruggevorderd omdat eiseres geen of onvoldoende bewijsstukken had ingeleverd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering.

Op 23 januari 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en bepaald dat er een bedrag van € 925,62 van eiseres wordt teruggevorderd, met een proceskostenvergoeding van € 1.050,-. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De zitting vond plaats op 22 oktober 2020, maar eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Eiseres heeft in beroep herhaald dat zij de bijzondere bijstand conform het besluit heeft besteed en dat zij tijdig bewijsstukken zou indienen. De rechtbank oordeelt dat de gronden van het beroep een herhaling zijn van de bezwaargronden en dat verweerder hier al voldoende op heeft gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres heeft geen nieuwe bewijsstukken overgelegd die de motivering van het bestreden besluit zouden kunnen ondermijnen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/998

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. M. el Ahmadi),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
(gemachtigde: E.H. Siemeling).

Procesverloop

Eiseres heeft op 25 maart 2019 bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van woninginrichting aangevraagd. Verweerder heeft haar op 4 april 2019 bijzondere bijstand om niet toegekend, bestaande uit een bedrag van € 3.400,- ter besteding aan woninginrichting. Daarbij heeft verweerder medegedeeld dat eiseres vóór 15 mei 2019 bewijsstukken van haar aankopen moet overleggen.
Bij besluit van 8 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting ter waarde van € 1.869,64 van eiseres teruggevorderd, omdat verweerder voor dat deel van het toegekende bedrag niet kan vaststellen waaraan eiseres het heeft besteed. Na herhaald verzoek heeft eiseres namelijk geen/onvoldoende bewijsstukken ingeleverd.
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 23 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en in plaats daarvan bepaald dat een bedrag ter waarde van € 925,62 van eiseres wordt teruggevorderd. Daarbij heeft verweerder een proceskostenvergoeding van € 1.050,- toegekend.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2020. Eiseres, haar gemachtigde en verweerder zijn met voorafgaand bericht niet verschenen op de zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank zal het door eiseres ingestelde beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. De rechtbank geeft hiervoor de volgende uitleg.
2. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij de toegekende bijzondere bijstand conform het besluit besteed heeft aan de inrichting van haar woning. Ook heeft zij aangevoerd dat zij tijdig bewijsstukken naar de rechtbank zal sturen.
3. De rechtbank stelt vast dat de gronden van het beroep een herhaling betreffen van wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder daarop in het bestreden besluit al voldoende ingegaan en heeft hij deze gronden gemotiveerd weerlegd. De rechtbank stelt vast dat eiseres in beroep niet heeft aangevoerd waarom de overwegingen van verweerder in reactie op de bezwaargronden niet in stand kunnen blijven, zodat alleen al hierom de herhaalde standpunten niet tot vernietiging van het bestreden besluit kunnen leiden. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de motivering waarvan uit het bestreden besluit blijkt, dit besluit kan dragen. Bewijstukken waaruit zou kunnen blijken dat deze motivering onjuist of onvolledig is, zijn door eiseres ook in beroep niet overgelegd.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
22 oktober 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.