In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 oktober 2020 een rectificatie uitgesproken van haar eerdere einduitspraak van 17 september 2020. De zaak betreft een bestuursrechtelijke procedure waarin eiser, vertegenwoordigd door drs. C. van Oosten, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, vertegenwoordigd door mr. W. van der Wel, heeft aangeklaagd. De rechtbank had in een eerdere tussenuitspraak op 14 maart 2019 (ECLI:NL:RBMNE:2019:1114) geconstateerd dat er een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek in het bestreden besluit was. In de einduitspraak van 17 september 2020 oordeelde de rechtbank dat verweerder voldoende had gemotiveerd waarom geen overtreding was vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond, zonder proceskostenvergoeding toe te kennen.
Na een brief van de gemachtigde van eiser op 22 september 2020, waarin werd opgemerkt dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding had toegekend, heeft de rechtbank haar einduitspraak heroverwogen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat er een kennelijke onjuistheid in de einduitspraak zat, omdat er in de tussenuitspraak een gebrek was geconstateerd dat aanleiding had moeten geven tot het toekennen van een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft de einduitspraak rectificatie gegeven door het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen, en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser en het griffierecht.
De uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, en is openbaar uitgesproken op 20 oktober 2020. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.