ECLI:NL:RBMNE:2020:4335

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
11 oktober 2020
Zaaknummer
UTR 18/3542-E
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek in omgevingsrechtelijke handhaving inzake houtkachelgebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de handhaving van omgevingsvergunningen met betrekking tot het gebruik van een houtkachel. Eiser, die in deze procedure als partij optreedt, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug om niet handhavend op te treden tegen het gebruik van de houtkachel door een derde-partij. De rechtbank heeft eerder, op 14 maart 2019, een tussenuitspraak gedaan waarin zij verweerder de gelegenheid heeft gegeven om motiverings- en zorgvuldigheidsgebreken in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft vervolgens verschillende brieven en rapporten overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat er sprake is van overmatige hinder door het gebruik van de houtkachel. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om niet handhavend op te treden, ondanks dat er enige rookhinder is geconstateerd. De rechtbank wijst erop dat de aanbevelingen van de toezichthouder niet verplicht zijn voor de derde-partij, maar dat het opvolgen van deze aanbevelingen kan bijdragen aan een betere verstandhouding met eiser. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/3542-E

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2020 in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: drs. C. van Oosten),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, verweerder
(gemachtigde: mr. W. van der Wel).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam derde-partij] , te [woonplaats]

(gemachtigde: mr. L.A. Sluiter).

Procesverloop

Op 14 maart 2019 heeft de rechtbank in deze zaak een tussenuitspraak gedaan. Voor het procesverloop tot dat moment verwijst de rechtbank naar die uitspraak.
Bij die tussenuitspraak heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, het motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft bij brief van 13 mei 2019 de rechtbank een controlerapport van 9 april 2019 overgelegd. Daarbij heeft hij de rechtbank verzocht om een nieuwe herstelmogelijkheid voor het verrichten van controles tussen half oktober en half december 2019. Vanwege de milde weersomstandigheden was er in maart en april 2019 niet of nauwelijks hout gestookt.
Bij tussenuitspraak van 23 mei 2019 heeft de rechtbank besloten om de termijn voor verweerder om het gebrek te herstellen te verlengen tot 15 december 2019.
Bij brief van 16 januari 2020 heeft verweerder de rechtbank verzocht om de herstelmogelijkheid te verlengen tot 1 maart 2020, zodat op het perceel controles kunnen worden uitgevoerd in januari en februari 2020. Reden daarvan is dat verweerder was gebleken dat een brief aan de gemachtigde van eiser van 16 oktober 2019 hem niet had bereikt. In die brief had verweerder eiser verzocht om contact op te nemen met de toezichthouder op momenten dat gestookt wordt.
Bij tussenuitspraak van 23 januari 2020 heeft de rechtbank besloten de hersteltermijn voor verweerder te verlengen tot 1 maart 2020.
Verweerder heeft op 13 maart 2020 gereageerd.
Eiser heeft daarop op 22 april 2020 gereageerd.
Verweerder heeft daarop op 8 juni 2020 gereageerd.
Eiser heeft daarop op 15 juni 2020 gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 19 juni 2020 gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak.
2. Zoals in de tussenuitspraak is overwogen is voor de vraag of sprake is van een overtreding van in dit geval artikel 7.22 van het Bouwbesluit dan wel artikel 2:79 van de APV relevant of het gebruik van de houtkachel door derde-partij tot gevolg heeft dat op een hinderlijke en of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid dan wel sprake is van ernstige en herhaaldelijke geurhinder. Volgens vaste rechtspraak is artikel 7.22 van het Bouwbesluit een restbepaling die door het bevoegd gezag kan worden toegepast, indien naar zijn oordeel optreden tegen het gebruik van een bouwwerk, open erf of terrein vanwege dreigende aantasting van de volksgezondheid of overmatige hinder noodzakelijk is en meer specifieke bepalingen geen soelaas bieden. Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3295.
3. In haar tussenuitspraak van 14 maart 2019 heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat slechts één controlebezoek, waarvan verslaglegging ontbreekt, onvoldoende was voor verweerder om zorgvuldig te kunnen beoordelen dat optreden door hem niet noodzakelijk was. Uit het oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding van zijn besluit had verweerder voor zijn beoordeling of geen sprake is van een hinderlijke verspreiding van rook of van ernstige geurhinder, ten minste meerdere controles moeten laten uitvoeren. Dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft daarom verweerder in de gelegenheid gesteld het motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek te herstellen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat verweerder dat herstellen kan doen door meerdere controlebezoeken te laten verrichten op verschillende tijdstippen waarop gestookt wordt, waarbij de door de rechtbank gegeven aanwijzingen in acht moeten worden genomen.
4. Verweerder heeft de rechtbank op 13 maart 2020 bericht dat hij niet heeft kunnen vaststellen dat sprake is van overmatige hinder. Verweerder had eiser verzocht om te bellen naar de toezichthouder als er gestookt werd, maar eiser heeft niet gebeld. Wel heeft eiser een enkele overlastmelding gedaan. Er zijn twee spontane controles geweest, maar op dat moment werd niet gestookt. Tijdens een controle op 29 januari 2020 heeft derde-partij op verzoek van de toezichthouder de houtkachel aangestoken. Er is enige rookhinder geconstateerd op het perceel van eiser, maar van overmatige hinder is verweerder niet gebleken. Vanwege het ontbreken van een overtreding, gaat verweerder daarom niet handhavend optreden. Wel heeft de toezichthouder aan derde-partij advies gegeven met betrekking tot het stookgedrag, zoals over de regenkap, het ventileren in de woning en het stoken van droog hout.
5. Vanwege eisers gemotiveerde betwisting heeft verweerder op verzoek van de rechtbank op 8 juni 2020 nog een nadere schriftelijke toelichting verstrekt waarom naar zijn oordeel niet is vast te stellen dat er sprake is van overmatige hinder. Vanwege het ontbreken van inlichtingen van de kant van eiser over tijdstippen, waarop wordt gestookt en waarop hij hinder ondervindt en daarbij wat de weersomstandigheden zijn, zijn er geen verdere controles uitgevoerd.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding, gezien deze nadere toelichting, om te oordelen dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij van handhaving af ziet, ook al is er wel rookhinder geconstateerd. De bouwtechnische bevindingen van de toezichthouder over het rookkanaal en de regenkap zien niet op wettelijke vereisten, maar zijn slechts aanbevelingen om op een goede manier te stoken. Dat deze aanwijzingen zijn gegeven, betekent echter niet dat er sprake is van een geconstateerde overtreding. Verweerder heeft in zijn nadere toelichting ook nader gemotiveerd dat de bevindingen over de wijze waarop het hout wordt gestookt, niet tot de conclusie leiden dat sprake is van ‘overmatige hinder’, zoals bedoeld in het Bouwbesluit. Dat er rook is en sprake is van rookoverlast, wordt niet ontkend. Er zijn oplossingen om die te verminderen, zoals het niet stoken met nat hout en het voldoende ventileren van de woning. Uit deze gegevens kan echter niet worden geconcludeerd dat de optredende hinder overmatig is. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook voldoende gemotiveerd waarom verweerder geen overtreding heeft kunnen vaststellen. Hij heeft dan ook in redelijkheid van handhavend optreden kunnen afzien.
7. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het feitelijk uitvoeren en nakomen van de aanbevelingen van de toezichthouder met betrekking tot het stookgedrag voor derde-partij niet verplicht is. Wel is voorstelbaar dat het met zorg aandacht besteden aan een aantal aanbevelingen, die kosteloos en direct uitvoerbaar zijn en leiden tot minder rookoverlast, een verbetering brengt in de verstandhouding met eiser.
8. Het voorgaande betekent dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 17 september 2020 gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak voor zover nodig alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Indien u het niet eens bent met deze uitspraak

Indien u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraken kunt u binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.