In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland zich gebogen over de vraag of eisers, eigenaren van kavels in een bungalowpark, recht hebben op een tegemoetkoming in planschade als gevolg van planologische ontwikkelingen in de nabijheid van hun eigendommen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers schade claimen door de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten en asielzoekers op gronden die voorheen bestemd waren voor bedrijfsmatige verblijfsrecreatie. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, met name artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), in overweging genomen, die bepaalt dat schadevergoeding alleen kan worden toegekend als deze niet anderszins verzekerd is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overgangsrechten van de oude bestemmingsplannen niet buiten beschouwing mogen worden gelaten bij de beoordeling van de planschade. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de schade die voortkomt uit de eerste planologische ontwikkeling niet als 'anderszins verzekerd' kan worden beschouwd, omdat de rechten uit het oude regime nog steeds zijn toegestaan op grond van het overgangsrecht. De rechtbank heeft echter geen juridische consequenties verbonden aan deze conclusie, omdat het bestreden besluit ook op andere gronden kan worden gedragen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eisers ongegrond verklaard en de afwijzing van hun verzoek om planschadevergoeding bevestigd.