ECLI:NL:RBMNE:2020:4462

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
UTR 19/143
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing laattijdige Wajong-aanvraag met bewijsvoering van arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, geboren in 1991, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres heeft laattijdig, in 2018, een Wajong-uitkering aangevraagd, terwijl zij op haar achttiende verjaardag en in de vijf jaren daarna volgens de Uwv arbeidsvermogen had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijslast voor het ontbreken van arbeidsvermogen bij de aanvrager ligt. Eiseres heeft aangevoerd dat zij door een Autismespectrumstoornis en middelengebruik niet in staat was om te werken, maar de rechtbank oordeelde dat de Uwv de afwijzing van de aanvraag terecht had gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat de Uwv niet alleen op arbeidskundig onderzoek mocht baseren, maar dat ook medisch onderzoek noodzakelijk was. Desondanks concludeerde de rechtbank dat de Uwv voldoende had gemotiveerd dat eiseres arbeidsvermogen had op de relevante momenten. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, maar handhaafde de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, wat betekent dat de afwijzing van de Wajong-aanvraag in stand bleef. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed, maar geen proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/143

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: M. Tiemersma).

Inleiding

1.1
Eiseres, geboren op [1991] , is op [2009] achttien jaar geworden. Pas op [2018] , dus laattijdig, heeft eiseres een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) aangevraagd.
1.2
Een arbeidsdeskundige van verweerder heeft onderzoek gedaan. Omdat eiseres tussen haar achttiende en drieëntwintigste jaar heeft gewerkt had zij volgens de arbeidsdeskundige arbeidsvermogen. Verweerder heeft de Wajongaanvraag van eiseres vervolgens afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, omdat volgens haar enkel op grond van haar arbeidsverleden niet kan worden gezegd dat zij arbeidsvermogen had. Zij heeft weliswaar gewerkt, maar kon dat naar eigen zeggen enkel volhouden door middelengebruik. In bezwaar heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van verweerder heronderzoek gedaan en de conclusie van de eerste arbeidsdeskundige bevestigd. Bij besluit van 13 december 2018 (
het bestreden besluit) heeft verweerder de afwijzing daarom in stand gelaten.
1.3
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op 20 juni 2019 op een zitting bij de rechtbank behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar ambulant begeleider, [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak geschorst en partijen in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te dienen.
1.4
Eiseres heeft een rapport ingediend van GGZ Centraal Emerhese van 21 oktober 2019 waarin zij wordt gediagnosticeerd met een Autismespectrumstoornis. Ook heeft zij de afwijzing van haar aanvraag om een Indicatie Banenafspraak van verweerder overgelegd, met de verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige rapporten die daaraan ten grondslag zijn gelegd en waarin is geconcludeerd dat eiseres op dat moment (1 maart 2019) duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Verweerder heeft vervolgens een aanvullend rapport ingediend van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 februari 2020 en van zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 10 maart 2020, waarin is geconcludeerd dat eiseres op haar achttiende verjaardag en in de vijf jaren daarna arbeidsvermogen had. Eiseres heeft hierop gereageerd bij brief van 15 mei 2020.
1.6
Op 27 juli 2020 heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak gesloten.

Beoordelingskader

2.1
Alleen een ‘jonggehandicapte’ komt op grond van de Wajong voor een uitkering in aanmerking. In artikel 1a:1 van de Wajong is bepaald wanneer iemand jonggehandicapte is. In het geval van eiseres geldt dat zij als jonggehandicapte wordt beschouwd indien zij op haar achttiende verjaardag door medische en objectief vast te stellen beperkingen duurzaam geen arbeidsvermogen had. Het is mogelijk dat hier bij eiseres op haar achttiende verjaardag nog geen sprake van was, maar dat zij in vijf jaren daarna door dezelfde ziekteoorzaak alsnog duurzaam geen arbeidsvermogen had. In dat geval wordt zij vanaf dat moment als jonggehandicapte beschouwd.
2.2
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten is bepaald dat iemand geen arbeidsvermogen meer heeft als diegene:
geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, en;
niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, en;
niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of;
niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij ten minste twee uur per dag belastbaar en in staat om per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimum uurloon.
Alle vier de criteria worden beoordeeld door een verzekeringsarts. De criteria onder a. en b. worden ook beoordeeld door een arbeidsdeskundige.

Het bestreden besluit

3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres vanaf haar achttiende en in de vijf jaren daarna arbeidsvermogen had, omdat zij in die jaren heeft gewerkt. Hierbij heeft verweerder zich alleen op arbeidskundig onderzoek gebaseerd. Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat het Uwv bij de beoordeling van laattijdige Wajongaanvragen, uit het oogpunt van efficiëntie, eerst alleen een arbeidskundig onderzoek verricht. Als daaruit al blijkt dat de aanvrager in de relevante periode gewerkt heeft, wordt de aanvraag al om die reden afgewezen. Een verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijft achterwege. Deze werkwijze heeft het Uwv vastgelegd in de interne werkinstructie ‘Beoordeling laattijdige aanvragen Wet Wajong’.
4.1
De rechtbank oordeelt dat deze werkwijze in strijd is met de wet. Zoals gezegd schrijft het Schattingsbesluit namelijk voor dat alle vier de criteria voor het ontbreken van arbeidsvermogen moeten worden beoordeeld door een verzekeringsarts. Dit is niet voor niets. Ook voor een juiste beoordeling van iemands arbeidsverleden kan immers medisch onderzoek nodig zijn. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat eiseres in het verleden weliswaar gewerkt heeft, maar dat heeft gedaan tot schade van haar gezondheid. Het is dan aan een verzekeringsarts om te beoordelen of voldoende aannemelijk is dat eiseres normaal en/of naar tevredenheid van de werkgever functioneerde, of dat er op medische gronden een andere reden zou kunnen zijn voor het voortduren van haar dienstbetrekking. Dit is een medische beoordeling die niet aan een arbeidsdeskundige kan worden overgelaten.
4.2
Verweerder mocht het bestreden besluit dus niet alleen baseren op arbeidskundig onderzoek. Dit betekent dat het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ondeugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres daarom gegrond en vernietigt het bestreden besluit. In beroep heeft verweerder de motivering van het bestreden besluit aangevuld met een rapport van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 februari 2020 en van zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 10 maart 2020. Daarom zal de rechtbank hierna, aan de hand van wat eiseres heeft aangevoerd, beoordelen of de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand kunnen blijven.

Beoordeling van de zaak

5. Eiseres voert aan dat haar Wajongaanvraag ten onrechte is afgewezen. Bij GGZ Centraal Emerhese is vastgesteld dat zij al vanaf jonge leeftijd, dus ook op de dag dat zij achttien jaar werd en in de vijf jaren daarna, kampt met een Autismespectrumstoornis en sociale angst met alle gevolgen van dien. Eiseres heeft in het verleden weliswaar diverse baantjes gehad, maar die kon zij enkel volhouden door middelengebruik. Zij functioneerde niet goed. Eiseres is bijvoorbeeld ontslagen, omdat zij niet was komen opdagen en heeft ook eens zelf ontslag genomen, omdat zij het werk niet meer aankon. In het kader van haar aanvraag om een Indicatie Banenafspraak is bovendien al vastgesteld dat eiseres duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Het is onbegrijpelijk dat daar nu, zonder nadere motivering, van wordt afgeweken. Daarbij komt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep die het rapport van 12 februari 2020 heeft opgesteld, eiseres nooit heeft gezien of gesproken.
6.1
De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Zoals gezegd komt eiseres pas in aanmerking voor een Wajonguitkering als zij op haar achttiende verjaardag of in de vijf jaren daarna duurzaam geen arbeidsvermogen had. De periode waar het in deze zaak om gaat loopt in geval van eiseres dus van 1 oktober 2009 tot en met 1 oktober 2014. Bij de beoordeling moet dus terugkijken worden in de tijd. Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) ligt de bewijslast bij een laattijdige Wajongaanvraag bij de aanvrager. Als er onvoldoende medische informatie meer beschikbaar is op grond waarvan het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen kan worden vastgesteld, komt dat ook voor rekening en risico van de aanvrager. [1]
6.2
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toereikend gemotiveerd waarom eiseres op haar achttiende verjaardag en in de vijf jaren daarna arbeidsvermogen had. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres weliswaar niet gezien en onderzocht, maar eiseres heeft niet concreet gemaakt wat daar de meerwaarde van zou zijn geweest gelet op de beoordelingsperiode in het verleden. De rechtbank ziet dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het dossier heeft bestudeerd en alle beschikbare medische informatie kenbaar bij haar beoordeling heeft betrokken. Zij heeft forse beperkingen in het sociaal en persoonlijk functioneren voor eiseres aangenomen. Deze beperkingen deden zich al vanaf jonge leeftijd, dus ook in de beoordelingsperiode, bij eiseres voor. De verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben vervolgens (in samenspraak) begrijpelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd waarom eiseres, ondanks deze beperkingen, beschikte over basale werknemersvaardigheden en tenminste vier uur per dag, waarvan een uur aaneengesloten, de eenvoudige taken ‘scannen’ of ‘sorteren van post’ kon doen.
6.3
De verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben bij hun beoordeling ook belang gehecht aan het arbeidsverleden van eiseres. De rechtbank kan hen daarin volgen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er een verband bestaat tussen middelengebruik en het arbeidsvermogen dat zij in de beoordelingsperiode toonde. Deze stelling heeft zij niet onderbouwd met (medische) informatie terwijl de bewijslast daartoe wél op eiseres rust. Uit de informatie van de GGZ in het dossier blijkt ook niet van middelengebruik in de beoordelingsperiode.
6.4
Tot slot kan de rechtbank de verwijzing van eiseres naar de afwijzing van haar aanvraag om een Indicatie Banenafspraak in 2019 niet volgen. Bij die beoordeling is namelijk vastgesteld dat eiseres
op dat momentduurzaam geen arbeidsvermogen had. Deze conclusie heeft dus geen betrekking op de beoordelingsperiode waar het in deze zaak om gaat. Voor zover eiseres stelt dat haar beperkingen in 2019 gelijk waren aan die op haar achttiende verjaardag en in de vijf jaren daarna, volgt de rechtbank eiseres evenmin. Niet kan namelijk worden miskend dat eiseres op haar achttiende verjaardag en in de vijf jaren daarna, feitelijk heeft gewerkt. Zoals hiervoor is overwogen is dit arbeidsverleden naar het oordeel van de rechtbank terecht betrokken bij de beoordeling van de Wajongaanvraag van eiseres.

Conclusie

7. De rechtbank concludeert dat verweerder met het rapport van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 februari 2020 en van zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 10 maart 2020, alsnog deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiseres op haar achttiende verjaardag en in de vijf jaar daarna arbeidsvermogen had. Verweerder heeft de Wajongaanvraag van eiseres dan ook terecht afgewezen. Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb bepaalt de rechtbank daarom dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Dit betekent dat het beroep weliswaar gegrond is, maar dat eiseres inhoudelijk geen gelijk krijgt in de zaak.
8. De rechtbank is niet gebleken dat eiseres proceskosten heeft gemaakt in deze zaak die voor vergoeding in aanmerking komen. Omdat het beroep gegrond is bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 47,-- aan haar vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
 bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 47,-- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.CRvB, 29 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1791