ECLI:NL:RBMNE:2020:4460

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
16-103810-20; 16-127060-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens oplichting, identiteitsfraude en diefstal met geweld

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over de verdachte, geboren in 2002, die wordt beschuldigd van oplichting, identiteitsfraude en diefstal met geweld. De feiten zijn gepleegd in de periode van 1 januari 2020 tot en met 4 april 2020, waarbij de verdachte samen met anderen meerdere slachtoffers heeft opgelicht door zich voor te doen als een ander en gebruik te maken van een valse bankapplicatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting en identiteitsfraude door zich voor te doen als [A] en een identiteitskaart op naam van [A] te tonen. Daarnaast is de verdachte ook schuldig bevonden aan diefstal met geweld, gepleegd op 13 augustus 2019, waarbij hij samen met anderen goederen heeft weggenomen uit een winkel en daarbij geweld heeft gebruikt tegen een winkelmedewerkster.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 53 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en het meewerken aan ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die hij heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft de in beslag genomen telefoons verbeurd verklaard en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere straf afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/103810-20; 16/659122-17 (vord. tul) en 16/127060-20 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2002 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende aan de [adres 1] te [postcode] [plaatsnaam 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 juli 2020 en 29 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. G.I.H. Schulte, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/103810-20:
1.
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 4 april 2020 te Amsterdam en/of ’s-Gravenzande samen met een of meer anderen meermalen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] heeft opgelicht door middels een applicatie op zijn of zijn mededaders telefoon, gelijkend op de applicatie van de bank, in strijd met de waarheid te tonen dat het afgesproken bedrag ter overname van de goederen was overgemaakt en zich daarbij voor te doen als [A] en/of een identiteitskaart op naam van [A] te tonen;
2.
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 4 april 2020 te Amsterdam en/of ’s-Gravenzande opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens van een ander, te weten een Nederlandse identiteitskaart op naam van [A] , heeft gebruikt door deze identiteitskaart aan te bieden als zijnde zijn eigen identiteitskaart bij de aan/verkoop van een of meer goederen;
Parketnummer 16/127060-20 (hierna: feit 3):
op 13 augustus 2019 te Almere samen met een of meer anderen levensmiddelen en/of winkelgoederen van [naam winkel] heeft gestolen met geweld of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 8] .
De rechtbank nummert het bij dagvaarding met parketnummer 16/127060-20 ten laste gelegde feit als feit 3.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft zij bepleit dat verdachte geen aandeel heeft gehad in het geweld en dat er geen opzet is geweest op het letsel bij aangeefster.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor de feiten 1 en 2 (oplichting en identiteitsfraude) [1]
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft als volgt verklaard. Zij had op de marktplaatspagina op Facebook haar iPhone X te koop aangeboden voor € 600,- en zij ontving op 22 januari 2020 een bericht van iemand met de accountnaam ‘ [voornaam van B] ’ die daar in geïnteresseerd was. De koper zou haar telefoon voor € 500,- overnemen. Zij spraken op 23 januari 2020 af in hotel [locatie 1] te Amsterdam. De koper kwam niet alleen, maar had een vriend meegenomen. Op de ID kaart van de koper stond de naam [A] , geboortedatum [geboortedatum 2] 2001, en de foto op deze ID kaart kwam exact overeen met de koper. Aangeefster zag dat hij op zijn telefoon zijn ABN Amro bankieren app opende en daar haar bankgegevens in voerde. Hij liet haar vervolgens de overschrijving zien en aangeefster zag dat hij € 500,- naar haar bankrekening had overgemaakt. Op 25 januari 2020 zag zij dat het geld nog steeds niet op haar bankrekening stond en op 27 januari 2020 ook nog niet. Zij stuurde een berichtje naar [voornaam van A] , maar hij reageerde daar niet op. Een uur later zag zij dat het gesprek verdwenen was en zij door hem was geblokkeerd. [2]
Aangeefster heeft bij de aangifte een screenshot overgelegd van een conversatie met [voornaam van B] . Daarin wordt door [voornaam van B] op enig moment het volgende bericht verstuurd:
I have ABN AMRO myself, but I will transfer the money that you are standing with so that you can take a look and see that the money has actually been transferred and debited and you can possibly take a picture of the debit so that you know it is right because once written off I cannot reverse that. [3]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zijn iPhone XR op Marktplaats te koop had aangeboden en deze op 23 januari 2020 heeft verkocht. Hij had via Markplaats contact met ‘ [voornaam van B] ’ en heeft diezelfde dag met hem afgesproken in de lobby waar hij woont aan de [adres 2] in [plaatsnaam 2] . De koper was samen met nog een ander mannelijk persoon. [voornaam van B] heeft de doos waar de telefoon in zat niet opengemaakt en niets van de vraagprijs afgehaald. [voornaam van B] pakte zijn telefoon en logde in bij de ABN Amro bank. Hij liet aangever zien dat hij € 650,- overmaakte van zijn bankrekening naar die van aangever. Dit bedrag is echter nooit op de bankrekening van aangever bijgeschreven. Aangever heeft een foto gemaakt van de identiteitskaart van de persoon aan wie hij zijn telefoon heeft verkocht. De persoon is genaamd [A] , [voornamen van A] . [4]
[slachtoffer 2] heeft bij zijn aangifte screenshots overgelegd van het gesprek met [voornaam van B] , waarin door [voornaam van B] het volgende bericht wordt gestuurd:
... along and see that the money truly is transferred and written off for your safety you could also take a picture of the write-off and my ID card so you'll know nothing went wrong because once the money is written off my account i cant turn it back. [5]
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 1 februari 2020 op de Facebookpagina genaamd Marktplaats een advertentie had geplaatst van zijn Apple Macbook. Hij wilde deze verkopen voor € 1.400,-. Aangever kreeg een reactie van een persoon genaamd [A] die zei dat hij de computer diezelfde dag wilde kopen. Zij spraken later op de dag – op 1 februari 2020 – af op het station [locatie 2] in Amsterdam. Nadat de koper de computer had bekeken, liet hij aangever zijn ABN Amro bank applicatie zien. Hij toetste het rekeningnummer van aangever in samen met het bedrag van € 1.400,-. Nadat hij het geld had overgemaakt, maakte hij een print screen van de overboeking en stuurde dat naar aangever. Aangever maakte vervolgens een foto van de identiteitskaart van de koper. Hij heet [A] , geboren op [geboortedatum 2] 2001. De pasfoto kwam overeen met de persoon die tegenover hem stond. Op 3 februari 2020 was het bedrag van € 1.400,- niet zichtbaar op zijn rekening. Aangever stuurde de koper op 4 februari 2020 een bericht via Facebook dat het bedrag nog steeds niet op zijn rekening stond. De koper heeft het bericht gelezen, maar tot op heden niet gereageerd. [6]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zijn kamergenoot [voornaam van slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 3] ) zijn laptop op Marktplaats te koop had aangeboden en had afgesproken op het station [locatie 2] in Amsterdam. [getuige 1] zag daar twee jongens staan, NN1 en NN2. NN1 wilde de laptop kopen en gaf aan dat hij het geld ter plekke kon overmaken via internetbankieren. Hij zei er wel bij dat het geld pas op de eerstvolgende werkdag op zijn rekening zou staan. [7]
Aangever [slachtoffer 4] verklaarde dat hij zich op 7 februari 2020 op station [locatie 3] te Amsterdam bevond. Hij had namelijk enige tijd daarvoor zijn Macbook op Marktplaats te koop aangeboden en kreeg via Facebook Messenger contact met een man die aangaf belangstelling te hebben. Hij zag dat er zich twee mannen bij zich voegden, waarvan er één de laptop voor € 1.000,- wilde kopen. De man zou dit geld via internetbankieren naar aangever overmaken, al zou het volgens hem wel iets langer duren omdat hij een bedrijfsrekening had. Om aan te tonen dat hij te goeder trouw was, stelde de man voor dat aangever een foto van zijn identiteitskaart zou maken. Aangever zag dat hij een Nederlandse identiteitskaart toonde met de volgende gegevens: [A] , geboren op [geboortedatum 2] 2001. Hij zag dat de foto op de kaart goed leek op de man die bij hem stond. Na een paar dagen zag aangever dat er nog geen geld op zijn rekening was bijgeschreven. [8]
De camerabeelden van station [locatie 3] te Amsterdam van 7 februari 2020 zijn bekeken. Om 17.59.18 uur is [slachtoffer 4] te zien met in zijn rechterhand een witte plastic tas met hierin vermoedelijk de te verkopen Macbook. Om 18.08.12 uur komen twee verdachten in beeld. Zij maken contact met [slachtoffer 4] . Verdachten en [slachtoffer 4] lopen weg naar de [...] . Waar daar gebeurt, is niet te zien. Om 18.12.45 uur komen beide verdachten teruglopen. De achterste en langste persoon heeft een witte tas bij zich; vermoedelijk de witte plastic tas met de Macbook van [slachtoffer 4] . [9]
Aangever [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij rond kerst 2019 zijn Apple type Macbook Pro te koop heeft gezet op Marktplaats voor € 2.000,-. Op 22 januari 2020 werd hij op Facebook benaderd door [B] die hem vroeg of de Macbook nog te koop was. De koper wilde de laptop graag eerst zien, maar hij vertelde dat hij in Breda woonde. Aangever heeft met de man afgesproken op 22 januari 2020 bij café [locatie 4] in Amsterdam. Hij zou zijn Macbook meenemen, zodat de man hem kon bekijken. De man zei dat hij akkoord was met de laptop en er € 2.000,- voor wilde betalen. Aangever vertelde hem dat hij de laptop niet meteen mee kon nemen omdat hij er nog een back-up van wilde maken. Aangever heeft vervolgens met [voornaam van B] via WhatsApp afgesproken op 23 januari 2020 om 16.00 uur voor de overdacht van de Macbook. [voornaam van B] vertelde dat dit niet ging lukken en dat zijn broer [A] de Macbook zou komen halen. Omdat [voornaam van A] had aangegeven niet overdag te kunnen komen, is er een nieuwe afspraak gemaakt voor 24 januari 2020 bij aangever thuis. Toen aangever de deur opendeed, stonden er twee personen. Hij herkende geen van hen als de man die hij bij café [locatie 4] had ontmoet. Eén van de mannen zei dat hij [voornaam van A] was, de broer van [B] . Aangever overhandigde zijn Macbook. Vervolgens opende [voornaam van A] de bank app van de ABN bank op zijn telefoon. Toen [voornaam van A] alles had ingevuld, liet hij dit aan aangever zien. Aangever had ook de HUB erbij verkocht, zodat het bedrag € 2.050,- was. Aangever vroeg om de identiteitskaart van [A] . De man op de identiteitskaart was de man die de Macbook in ontvangst nam en deze betaald had. Op zaterdag heeft hij een WhatsApp bericht naar [voornaam van B] gestuurd dat hij het geld nog steeds niet op zijn rekening had staan. [voornaam van B] heeft het berichtje wel gelezen, maar niet gereageerd. [10]
Aangever [slachtoffer 6] heeft aangifte gedaan van oplichting betreffende zijn iPhone Max 256G. De gebruikersnaam van het Facebookaccount van de ‘wederpartij’ was [voornamen van A] . Op 3 april 2020 in Amsterdam waren er twee jongens gekomen en is er een ID kaart op naam van [A] is getoond. De banktransfer was achteraf niet gedaan en de jongens zijn met de telefoon vertrokken. Het schadebedrag is € 820,-. [11] Uit de bij de aangifte overgelegde foto’s blijkt dat het gaat om een iPhone XS Max pro. [12]
Aangever [slachtoffer 7] heeft verklaard dat hij zijn Apple iPhone type 10 via de Marktplaats van Facebook heeft aangeboden voor € 440,-. Hij kreeg een reactie van een persoon genaamd [C] . Zij maakten via Facebook een afspraak voor 8 februari 2020 voor het appartementencomplex waar aangever woont aan de [straatnaam] in Amsterdam. Aangever stond daar met zijn vriendin en zij zagen daar twee mannen staan. Eén van hen stelde zich voor als [voornaam van A] . [voornaam van A] zei dat zijn zusje contact had gehad via Facebook. De man gaf aan het bedrag via internetbankieren over te willen maken. Nadat hij dat had gedaan, mocht aangever een foto maken van de transactie. Op de foto is te zien dat het om een ABN Amro rekeningnummer gaat ten name van [A] . Aangever gaf aan dat hij het geld nog niet binnen had, waarop [voornaam van A] aangaf dat hij een foto van zijn identiteitskaart mocht maken. Aangever zag dat de foto op de identiteitskaart leek op de persoon die voor hem stond. Op 10 februari 2020 stuurde aangever via Facebook een bericht naar [C] dat hij het geld nog niet ontvangen had. De persoon kwam terug op alles en gaf aan nooit een telefoon te hebben ontvangen. Kort daarna blokkeerde de persoon hem via Facebook. [13]
Op de camerabeelden die bij één van de aangiftes horen – de rechtbank begrijpt: de aangifte van [slachtoffer 2] – wordt door de Jeugd-wijkagent de man met de donkergekleurde Puma trui, licht getinte huidskleur en kortgeschoren haar, herkend als zijnde verdachte. [14]
Aangever [slachtoffer 6] heeft tijdens de verkoop van zijn telefoon de kopers stiekem gefilmd. Verbalisant [verbalisant 1] concludeert dat de rechter verdachte op het filmpje sterke overeenkomsten heeft met verdachte. [15]
Tijdens een doorzoeking op 16 april 2020 aan de [adres 3] te [plaatsnaam 3] , alwaar [D] woonachtig is en van wie de politie vermoedt dat hij NN2 op de camerabeelden is, [16] werden een iPhone 7 en een iPhone 8 in beslag genomen, die vermoedelijk beide bij verdachte in gebruik waren.
Op de iPhone 7 werden afbeeldingen aangetroffen van twee verschillende identiteitskaarten op naam van [A] . Ook werden meerdere foto’s aangetroffen van telefoons en laptops van het merk Apple. De foto’s leken op foto’s die gebruikt zouden kunnen worden als verkoopfoto’s. In de notities werd een tekst aangetroffen die is aangemaakt op 26 januari 2020 en voor het laatst werd aangepast op 9 maart 2020:
I'd like to pay through bank on the spot i have ABN AMRO myself so i propose i'l1 just
transfer the money on the spot so you can watch along and see that the money actually has
been transferred and debited and for your assurance you can take a picture of the write off an my ID card so you'l1 know its correct because once the money is written from my account I cant turn it back.
Ik beschik zelf over ABN AMRO dus ik stel voor dat ik dan na het controleren van de laptop het geld ter plekke naar u overboek zodat u ook mee kan kijken en kan zien dat het geld
daadwerkelijk is overgeboekt en afgeschreven en u kunt eventueel ook een foto maken van de afschrijving en van mijn ID kaart zodat u weet dat het goed zit, want eenmaal afgeschreven kan ik dat niet terugdraaien.
In WhatsApp stond een gesprek van 11 mei 2019 met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] dat door de gebruiker van de iPhone 7 ‘moeder [E] ’, ‘moeder’ en ‘ma’ wordt genoemd en de gebruiker van voornoemd telefoonnummer noemt de gebruiker van de iPhone 7 ‘ [voornaam van verdachte] ’. Het gesprek ging over een gevonden bankpas en identiteitskaart.
Op 11 mei 2019 werden door de dochter van betrokkene [F] een pinpas en een
identiteitskaart gevonden. De identiteitskaart stond op naam van [A] .
Op 14 augustus 2019 heeft [F] verklaard dat de eigenaar van de pinpas/creditcard haar belde en dat deze vrouw aangaf dat haar zoon samen met een vriend was en haar bankpas was verloren. [F] verklaarde dat de jongen die de pinpas en identiteitskaart kwam ophalen niet helemaal gelijkend was met de foto op de identiteitskaart.
In de telefoon werden meerdere gesprekken met verkopers van goederen via Facebook Messenger aangetroffen. De gebruiker van de telefoon maakte gebruik van het account [A] . In de gesprekken werd geprobeerd een afspraak te maken voor een verkoopmoment.
In de tijdens de doorzoeking aangetroffen iPhone 8 werd een gebruikersaccount van Facebook met de naam [voornamen van A] aangetroffen. Tijdens het bekijken van de afbeeldingen en video’s werden meerdere screenshots van de marktplaats applicatie aangetroffen. In de marktplaats-gesprekken komt de werkwijze via de ABN Amro applicatie naar voren. Ook stond er een filmpje waarop zichtbaar was dat [D] , verdachte en een onbekend persoon in een auto zaten. Naast [D] op de achterbank en bij verdachte lagen meerdere dozen van Apple Macbook. Als tekst over de video stond: ‘new scammers in town’.
Er stond in de iPhone 8 een notitie, aangemaakt op 4 april 2020, met het adres [adres 4] . Dit betreft het adres van aangever [slachtoffer 6] . Ook stond er een foto van een gesprek met [slachtoffer 6] dat ging over het feit dat hij nog steeds geen geld had ontvangen en een screenshot van het door [slachtoffer 6] gemaakte filmpje. [17]
Onderzoek naar de historische verkeersgegevens van telefoonnummer + [telefoonnummer 2] , dat volgens de moeder van verdachte het nieuwe telefoonnummer van verdachte is, wees uit dat er op 22 januari 2020 meerdere uitgaande gesprekken zijn geweest met telefoonnummer + [telefoonnummer 3] dat volgens het politiesysteem wordt gebruikt door aangever [slachtoffer 5] . De telefoon met het nummer eindigend op * [telefoonnummer 2] bevond zich ten tijde van de registratie in het dekkingsgebied van Cell ID’s die zich alle in zendmasten in Amsterdam bevinden. [18]
Uit onderzoek naar [A] bleek dat hij zijn identiteitskaart met de documentcode die door aangever [slachtoffer 2] was gefotografeerd op 1 februari 2019 als vermist heeft opgegeven net als al zijn andere identiteitskaarten. Op 19 juni 2019 heeft [A] aangifte gedaan van identiteitsfraude. [19] In de onder [A] inbeslaggenomen telefoon is geen normale en geen valse ABN Amro applicatie aangetroffen en aan de applicaties Facebook en Instagram zijn geen account gekoppeld waardoor slachtoffers zijn benaderd. [20]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de twee in beslag genomen iPhones van hem zijn. [21]
Bewijsoverwegingen voor de feiten 1 en 2
De rechtbank oordeelt dat op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van oplichting en de onder 2 ten laste gelegde identiteitsfraude wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De rechtbank overweegt daartoe dat de zogenoemde modus operandi bij alle aangevers nagenoeg dezelfde is. Verdachte was steeds samen met een ander en gebruikte ten tijde van de aankoop de identiteitskaart op naam van [A] , terwijl op zijn telefoon ook een foto van deze identiteitskaart is aangetroffen. [A] heeft geen aandeel in de ten laste gelegde oplichtingen en uit de conversatie op de telefoon met de moeder van verdachte is op te maken dat het verdachte is geweest die de identiteitskaart heeft opgehaald bij de vinders. Bij verschillende aangevers heeft verdachte de (account)naam [voornaam van B] ( [achternaam van B] ) gebruikt. Verdachte maakte in het bijzijn van aangevers gebruik van een valse ABN Amro applicatie waarmee hij deed voorkomen dat het betreffende aankoopbedrag naar aangevers werd overgeboekt. Voorafgaand aan de aankoop heeft verdachte naar aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een Engelse tekst gestuurd over het overmaken van het geld via de ABN Amro applicatie terwijl een vergelijkbare tekst is aangetroffen op de bij verdachte in gebruik zijnde iPhone 7. Ten slotte is verdachte herkend op de beelden van de verkoop door aangever [slachtoffer 2] en toont verdachte sterke overeenkomsten met de persoon die te zien is op de beelden die door aangever [slachtoffer 6] zijn gemaakt. Dat de verkoop bij aangever [slachtoffer 5] in twee fasen is gegaan, in tegenstelling tot de verkopen bij de andere aangevers, maakt vorenstaande niet anders nu de modus operandi voor het overige gelijk is en het aandeel van verdachte dusdanig is dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders.
Bewijsmiddelen voor feit 3 (diefstal in vereniging met geweld) [22]
[slachtoffer 8] heeft namens de [naam winkel] te Almere aangifte gedaan en verklaard dat zij op 13 augustus 2019 daar werkzaam was en er op de snoepafdeling drie jongens stonden die zij herkende van eerdere winkeldiefstallen. Na enkele minuten rekenden de jongens de producten af bij de zelfscan. Nadat alle producten waren gescand, hebben zij die weer verwijderd op het scherm. De verwijderde producten betroffen een Remia Satésaus, een draagtas, kipfilet en [.] Tjampier. Uiteindelijk bleef er één product over dat daadwerkelijk is afgerekend, namelijk een flesje water van € 0,17. Aangeefster sprak de jongens aan, samen met haar collega [getuige 2] . Zij hadden de deurtjes geblokkeerd en vroegen de jongens om hun bon. De jongens wilden niet meewerken. Toen aangeefster zei dat zij waren aangehouden voor winkeldiefstal werden de jongens kwaad. Twee van hen trapten het deurtje open en aangeefster en haar collega werden met kracht aan de kant geduwd. Zij kreeg één van de jongens te pakken door middel van zijn rugzak. De jongens zijn vervolgens weggerend. Door het duwen zijn twee van haar nagels gebroken, wat pijn deed. [23]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat de jongens die zij herkende van eerdere diefstallen bij een betaalpaal stonden. De jongens keken om zich heen. Zij zag dat ze een bedrag van € 0,14 of € 0,17 afrekenden. Zij zei tegen haar collega [slachtoffer 8] dat dit niet klopte. Zij en haar collega [voornaam van slachtoffer 8] hielden de jongens staande. Op het moment dat zij tegen de jongens zeiden dat zij waren aangehouden, zag zij dat de jongens over de hekjes sprongen. Zij werd weg geduwd door één van de jongens. Zij zag de volgende dag bij [voornaam van slachtoffer 8] blauwe plekken op haar lichaam. [24]
Op de camerabeelden van de [naam winkel] van 13 augustus 2019 is te zien dat NN1, 2 en 3 bij de zelfscankassa staan en, nadat zij worden aangesproken door het personeel, met zijn drieën tegelijk het personeel en de poortjes aan de kant duwen. [25] Persoon 3 is door verbalisant [verbalisant 2] herkend als verdachte. [26] Ook verbalisant [verbalisant 3] heeft NN3 herkend als verdachte, [27] evenals verbalisant [verbalisant 4] . [28]
Bewijsoverweging voor feit 3
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen het onder 3 ten laste wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank passeert het door de raadsvrouw gevoerde verweer dat verdachte geen aandeel heeft gehad in het geweld en dat er geen opzet was op het aan aangeefster toegebrachte letsel, nu uit de bewijsmiddelen het tegendeel blijkt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 4 april 2020, te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] en,
- [slachtoffer 2] en,
- [slachtoffer 3] en,
- [slachtoffer 4] en,
- [slachtoffer 5] en
- [slachtoffer 6] en
- [slachtoffer 7]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
- een mobiele telefoon iPhone X toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- een mobiele telefoon iPhone XR, toebehorende aan [slachtoffer 2] en,
- een Apple Macbook, toebehorende aan [slachtoffer 3] en,
- een Apple Macbook, toebehorende aan [slachtoffer 4] en,
- een Apple Macbook pro, toebehorende aan [slachtoffer 5] en
- een mobiele telefoon iPhone XS Max Pro, toebehorende aan [slachtoffer 6] , en
- een mobiele telefoon iPhone 10, toebehorende aan [slachtoffer 7] ,
door middels een applicatie, lijkende op de applicatie van de bank, op de telefoon van verdachte en/of zijn mededader(s), in strijd met de waarheid aan voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] te tonen dat het afgesproken bedrag ter overname van voornoemde goederen was overgemaakt van een bankrekening op naam van [A] naar het bankrekeningnummer van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en daarbij zich voor te doen als [A] en een identiteitskaart op naam van [A] te tonen;
2
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 4 april 2020, te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten een Nederlandse identiteitskaart op naam van [A] heeft gebruikt door voornoemde identiteitskaart aan te bieden als zijnde zijn eigen identiteitskaart bij de aankoop van een of meer goederen met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
3
op 13 augustus 2019 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, levensmiddelen en winkelgoederen, dat toebehoorde aan [naam winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 8] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer 8] met kracht tegen het lichaam te duwen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
de eendaadse samenloop van:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
en
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 23 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de door de Raad voor de Kinderbescherming en reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte al 97 dagen in voorarrest heeft doorgebracht. Zij heeft verwezen naar een vergelijkbare uitspraak van de rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2018:1355) waarin een taakstraf van 100 uren is opgelegd. Verder heeft zij bepleit niet de bijzondere voorwaarde van elektronische controle op te leggen. Het is wel van belang dat hij de hulp houdt die hij nu krijgt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met één of meer anderen, schuldig gemaakt aan stelselmatige oplichtingspraktijken gedurende een periode van enkele maanden. Hij heeft zich tegenover een zevental slachtoffers voorgedaan als iemand anders en ook de identiteitskaart van die persoon aan de slachtoffers getoond. Vervolgens heeft hij gebruik gemaakt van een valse ABN Amro applicatie waarmee hij deed alsof hij de koopsom overmaakte naar de bankrekening van de slachtoffers. Verdachte heeft op die manier waardevolle Apple producten – telefoons en Macbooks – buitgemaakt en de slachtoffers goederen ter waarde van honderden euro’s afhandig gemaakt. Met zijn handelen heeft hij bovendien schade toegebracht aan het vertrouwen dat in het economisch verkeer moet kunnen worden gesteld in de wijze waarop (onder meer via Marktplaats of Facebook) goederen worden verkocht en gekocht. Door de identiteitskaart van een ander te gebruiken heeft verdachte ook die persoon veel overlast en nadeel bezorgd.
Daarnaast heeft verdachte zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal waarbij ook geweld is gebruikt tegen het personeel van de betreffende winkel. Verdachte heeft geen respect getoond voor andermans goederen en eigendom en evenmin voor de lichamelijke integriteit van de betreffende winkelmedewerkster en daarbij heeft hij bij haar gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
Hoewel het verdachte vrijstaat zich op zijn zwijgrecht te beroepen of te ontkennen, heeft hij daarmee tegelijk getoond geen verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 16 juli 2020 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 9 september 2020. De Raad rapporteert dat verdachte een negatieve vriendengroep heeft die veelvuldig delinquent gedrag laat zien, dat hij geen positieve schoolloopbaan heeft gehad en dat hij begin 2019 is gediagnosticeerd met een normoverschrijdende gedragsstoornis, een beneden gemiddelde intelligentie en een beneden gemiddelde gewetensontwikkeling. Verdachte komt verhard over, stoot alle bemoeienis af en wil zijn eigen plan trekken. De behandelnoodzaak blijft groot. Omdat verdachte graag richting zelfstandigheid wil, zonder bemoeienis, ligt begeleiding vanuit de volwassenreclassering meer voor de hand. Gezien de duur van het voorarrest wordt een voorwaardelijke jeugddetentie geadviseerd met als voorwaarden: 1) een meldplicht bij de reclassering, 2) meewerken aan ambulante behandeling, 3) meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, 4) een contactverbod met slachtoffers en daders, 5) een locatiegebod voor zijn woonadres met elektronische controle en 6) meewerken aan het volgen van passend onderwijs.
Ten slotte heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsrapport van 16 september 2020. Daarin staat dat de reclassering een delictpatroon ziet dat in ernst toeneemt. Verdachte heeft geen structurele dagbesteding en had tot voor kort geen vaste huisvesting. Daarnaast zijn er financiële problemen en is het sociale netwerk van betrokkene (deels) negatief. De voorlopige hechtenis van verdachte is eind juli geschorst en verdachte stelt zich nu begeleidbaar op, zodat de eerste stappen in de juiste richting zijn gezet. Hij woont begeleid bij de [instelling 1] , is aangemeld voor een opleiding en zoekt een bijbaan. Ook op financieel gebied zijn er nu enkele zaken geregeld en er wordt gestart met een behandeling bij [instelling 2] . Hoewel verdachte aangeeft open te staan voor reclasseringsbemoeienis, vraagt de reclassering zich wel af in hoeverre de verandering in de houding van verdachte instrumenteel is. De toekomst zal uitwijzen of zijn motivatie en inzet tot gedragsverandering leiden. Om meer controle te hebben op het doen en laten van verdachte en beïnvloeding vanuit een negatief sociaal netwerk te voorkomen, is een locatiegebod met elektronische controle geïndiceerd. De reclassering geeft hetzelfde strafadvies als de Raad voor de Kinderbescherming.
Ter terechtzitting van 29 september 2020 is door [G] , zittingsvertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, verklaard dat de Raad een gebiedsverbod met elektronische controle voor een bepaalde periode noodzakelijk acht omdat verdachte zich gemakkelijk lijkt te onttrekken aan het toezicht. De voortgang die verdachte op dit moment boekt, moet niet doorkruist worden, omdat hij anders niet meer naar school kan of zijn woonplek kwijtraakt.
De ter terechtzitting aanwezige deskundige [H] , medewerker van Samen Veilig Midden-Nederland (Save), heeft verklaard dat verdachte gedurende het schorsingstoezicht goed zijn best heeft gedaan om zich aan de voorwaarden te houden. Hij woont begeleid en gaat naar school, is proactief en communiceert goed, maar kan zich wel zelfbepalend opstellen wat zijn dagbesteding betreft. Aandachtspunt is verder dat hij uit de buurt blijft van bepaalde contacten. Het door de reclassering geadviseerde locatiegebod vindt de deskundige begrijpelijk, maar de elektronische controle is tegelijk beperkend voor verdachte. Verdachte staat op de wachtlijst om overgeplaatst te worden naar een woonplek bij de [instelling 1] te [plaatsnaam 4] .
De straf
Alles afwegende oordeelt de rechtbank dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst en de hoeveelheid van de bewezenverklaarde feiten en acht de rechtbank een jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Een deel daarvan zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen met de bedoeling verdachte er op die manier van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Gezien het justitiële verleden van verdachte en de problematiek die bij hem speelt, waar het zelfbepalende gedrag onderdeel van uitmaakt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een flinke stok achter de deur nodig heeft. Zij acht 23 dagen jeugddetentie daarvoor onvoldoende en zal het voorwaardelijk gedeelte van de op te leggen jeugddetentie bepalen op 53 dagen. Dit betekent dat verdachte het onvoorwaardelijke gedeelte van de jeugddetentie reeds heeft uitgezeten en niet opnieuw vast komt te zitten, zodat hij de positieve lijn die hij tot nu toe heeft laten zien, kan voortzetten.
Aan het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie zal de rechtbank de door de Raad voor de Kinderbescherming en de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, met uitzondering van het gebiedsverbod met elektronische controle. Reden daarvoor is dat dit niet is opgenomen in de schorsingsvoorwaarden en verdachte zich volgens de deskundige nu positief en begeleidbaar opstelt. Verdachte krijgt van de rechtbank de kans om te laten zien dat hij ook zonder elektronische controle in staat is om zich, uit eigen beweging, aan de voorwaarden te houden.
De voorwaarden die aan verdachte worden opgelegd, luiden als volgt:
een meldplicht bij de volwassenreclassering te [plaatsnaam 5] ;
het meewerken aan ambulante behandeling bij [instelling 2] ;
begeleid wonen bij [instelling 1] ;
een contactverbod met de medeverdachten;
het volgen van onderwijs of het hebben van een structurele dagbesteding in de zin van werk.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een diefstal met geweld. Gelet hierop en op de justitiële documentatie van verdachte waaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die aan verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- telefoontoestel [.] (Apple 7 plus);
- telefoontoestel [.] (Apple);
verbeurd verklaren.
Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder 1 bewezen verklaard feit begaan.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 500,-, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 700,-, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.400,-. Dit bedrag bestaat uit € 1.400- aan materiële schade en € 1.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.200,- bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 3.093,- bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 6] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 1.106,-, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 7] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 420,- bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 8] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 300,- bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] . De vordering van [slachtoffer 3] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.400,-, die van [slachtoffer 2] tot € 650,-, van [slachtoffer 6] tot € 820,- en die van [slachtoffer 5] tot € 2.000,-. Deze benadeelde partijen dienen voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op hetzelfde standpunt gesteld als de officier van justitie, met uitzondering van de vordering van [slachtoffer 4] die volgens de raadsvrouw tot een bedrag van € 1.000,- kan worden toegewezen. De benadeelde partij [slachtoffer 8] moet in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, althans de vordering moet worden afgewezen, dan wel gematigd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 500,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 januari 2020 tot de dag van volledige betaling.
De vordering van [slachtoffer 2]
De schade ter hoogte van in totaal € 650,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 650,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 januari 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren omdat dit gedeelte door de benadeelde partij niet is onderbouwd met stukken. De procedure aanhouden ten einde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zijn vordering nader te onderbouwen, levert een onevenredige belasting op van het strafproces.
De vordering van [slachtoffer 3]
De schade voor zover die betrekking heeft op de materiële schade ter hoogte van in totaal
€ 1.400,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 1.400,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2020 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De gevorderde immateriële schade is door de benadeelde partij niet onderbouwd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De procedure aanhouden ten einde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zijn vordering nader te onderbouwen, levert een onevenredige belasting op van het strafproces.
De vordering van [slachtoffer 4]
De schade ter hoogte van in totaal € 1.000,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 1.000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 februari 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde afwijzen. Reden daarvoor is dat de benadeelde partij de Macbook voor € 1.000,- wilde verkopen en de vordering daarom tot dat bedrag toewijsbaar is.
De vordering van [slachtoffer 5]
De schade ter hoogte van in totaal € 2.050,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 2.050,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 januari 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde afwijzen. Reden daarvoor is dat de benadeelde partij de Macbook en HUB voor € 2.050,- wilde verkopen en de vordering daarom tot dat bedrag toewijsbaar is.
De vordering van [slachtoffer 6]
De schade ter hoogte van in totaal € 820,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 820,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 april 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde afwijzen. Reden daarvoor is dat het bedrag van 820,- de overeengekomen verkoopprijs was en de vordering daarom tot dat bedrag toewijsbaar is.
De vordering van [slachtoffer 7]
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 7] als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 420,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 februari 2020 tot de dag van volledige betaling.
De vordering van [slachtoffer 8]
De rechtbank begroot de geleden immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van
€ 150,-. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 150,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling en de vordering voor het overige afwijzen.
Ten aanzien van alle vorderingen
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover voornoemde benadeelde partijen voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die voornoemde benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat opleggen ten behoeve van:
  • [slachtoffer 1] van het bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 januari 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • [slachtoffer 2] van het bedrag van € 650,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 januari 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • [slachtoffer 3] van het bedrag van € 1.400,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • [slachtoffer 4] van het bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 februari 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • [slachtoffer 5] van het bedrag van € 2.050,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 januari 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • [slachtoffer 6] van het bedrag van € 820,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 april 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • [slachtoffer 7] van het bedrag van € 420,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 februari 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • [slachtoffer 8] van het bedrag van € 150,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke renten vanaf 13 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling.
Als door verdachte niet wordt betaald, zullen deze verplichtingen worden aangevuld met één dag gijzeling per benadeelde partij, gelet op de minderjarigheid van verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan voornoemde benadeelde partijen in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan voornoemde benadeelde partijen.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De rechtbank zal, conform de vordering van de officier van justitie en het verzoek van de raadsvrouw, de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Reden daarvoor is dat reeds in een andere strafzaak tegen verdachte de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straf is bevolen.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 55, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 231b, 312 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 150 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
53 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachte [D] , geboren op [geboortedatum 3] 2001, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal melden bij de reclassering op het adres [adres 5] te [plaatsnaam 5] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van forensische polikliniek [instelling 2] of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten [instelling 1] of een soortgelijke instelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de veroordeelde betreffende) voorwaarde dat hij onderwijs volgt of een structurele dagbesteding heeft in de zin van werk;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • telefoontoestel [.] (Apple 7 plus);
  • telefoontoestel [.] (Apple);
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 500,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 650,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 2] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 650,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 1.400,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 3] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 1.000,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 2.050,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 6] toe tot een bedrag van € 820,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 6] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 7] toe tot een bedrag van € 420,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 7] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 7] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/659122-17
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. M.C. Danel en H. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2020.
Mrs. R.B. Eigeman en H. Bakker zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/103810-20
1
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 4 april 2020, te Amsterdam en/of ‘s-Gravenzande, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] en/of,
- [slachtoffer 2] en/of,
- [slachtoffer 3] en/of,
- [slachtoffer 4] en/of,
- [slachtoffer 5] en/of
- [slachtoffer 6] en/of
- [slachtoffer 7]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
- Een mobiele telefoon Iphone X (toebehorende aan [slachtoffer 1] ) en/of,
- een mobiele telefoon Iphone XR, (toebehorende aan [slachtoffer 2] ) en/of,
- een Apple Macbook, (toebehorende aan [slachtoffer 3] ) en/of,
- een Apple Macbook, (toebhorende aan [slachtoffer 4] ) en/of,
- een Apple Macbook pro, (toebehorende aan [slachtoffer 5] ) en/of
- een mobiele telefoon Iphone XS Max Pro (toebehorende aan [slachtoffer 6] ) en/of
- een mobiele telefoon Iphone 10 (toebehorende aan [slachtoffer 7] )
door middels een applicatie, lijkende op de applicatie van de bank, op de telefoon van verdachte en/of zijn mededader(s), in strijd met de waarheid aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] te tonen dat het afgesproken bedrag ter overname van voornoemde goederen was overgemaakt (van een bankrekening op naam van [A] ) naar het bankrekeningnummer van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of (daarbij) zich voor te doen als [A] en/of een
identiteitskaart op naam van [A] te tonen;
2
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 4 april 2020, te Amsterdam en/of ‘s-Gravenzande, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten een Nederlandse identiteitskaart op naam van [A] heeft gebruikt door voornoemde identiteitskaart aan te bieden als zijnde zijn eigen identiteitskaart bij de aan/verkoop van een of meer goederen met het oogmerk om zijn/haar identiteit te verhelen en/of de identiteit
van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
Parketnummer 16/127060-20
hij op of omstreeks 13 augustus 2019 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, levensmiddelen en/of winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer 8] met kracht tegen het lichaam te duwen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 16 april 2020, 28 april 2020 en 26 mei 2020, genummerd 2020019059, opgemaakt door politie eenheid Amsterdam, doorgenummerd respectievelijk pagina P2 1 t/m 26, A1 1 t/m 43, A2 1 t/m 7, A3 1 t/m 12, A4 1 t/m 22, A5 1 t/m 17, A6 1 t/m 16, A8 1 t/m 22, pagina A7 1 t/m 7, A8 23 t/m 37 en pagina A1 30 t/m 34, A4 23 en A8 38 t/m 48. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina A4 1 en 2.
3.Pagina A4 9.
4.Pagina A1 1 en 2.
5.Pagina A1 14.
6.Pagina A2 1 en 2.
7.Pagina A2 6 en 7.
8.Pagina A3 1 en 2.
9.Pagina A3 8 t/m 11.
10.Pagina A5 1 t/m 3.
11.Pagina A7 1 en 2.
12.Pagina A7 7.
13.Pagina A6 1 en 2.
14.Pagina A8 9.
15.Pagina A8 19 en 20.
16.Pagina A8 15.
17.Pagina A8 38 t/m 47.
18.Pagina A8 16.
19.Pagina A8 1 en 2.
20.Pagina A8 4.
21.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 september 2020.
22.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 26 mei 2020, genummerd PL0900-2019242970, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 t/m 51. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
23.Pagina 5 en 6.
24.Pagina 10 en 11.
25.Pagina 15.
26.Pagina 24.
27.Pagina 34.
28.Pagina 35.