3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Ten aanzien van feit 1
Op 22 juli 2014 doet [slachtoffer 1] aangifte van oplichting via internet. [slachtoffer 1] woont in Molenaarsgraaf. Aangeefster had op Marktplaats een advertentie gezet dat zij op zoek was naar Royaums Kilian schoenen. Naar aanleiding van deze advertentie kreeg zij een whatsappbericht van een jongen die opgaf te zijn ‘ [naam] ’. Deze [naam] had de schoenen te koop voor 100 euro. Van deze [naam] kreeg aangeefster een telefoonnummer: [telefoonnummer] , zijn rekeningnummer: [rekeningnummer] en een foto van het whatsappcontact. Aangeefster heeft op 10 juli 2014 een bedrag van € 100,- overgemaakt naar genoemde rekening, maar niets ontvangen.
Op 5 december 2014 doet [slachtoffer 2] aangifte van oplichting via
internet. [slachtoffer 2] woont in Velp. Aangever had op Marktplaats een advertentie gezet dat hij op zoek was naar een veiligheidskooi voor zijn auto. Naar aanleiding van deze advertentie kreeg hij een whatsappbericht van een jongen die opgaf te zijn ‘ [naam] ’. Deze [naam] had een veiligheidskooi te koop voor 325 euro. Van deze [naam] kreeg aangever een telefoonnummer: [telefoonnummer] , zijn rekeningnummer: [rekeningnummer] en een foto van een paspoort. Aangever heeft op 28 november 2014 een bedrag van € 325,- overgemaakt naar genoemde rekening, maar niets ontvangen.
Op donderdag 16 juli 2015 doet [slachtoffer 3] aangifte van oplichting. [slachtoffer 3] woont in Kudelstaart. De vrouw van aangever had op marktplaats een advertentie geplaatst, daar zij op zoek was naar een gouden zegelring.
Naar aanleiding van die advertentie kreeg zij een whatsappbericht van een persoon, genaamd: ‘ [naam] ’, die een dergelijke ring te koop zou hebben. Van deze ‘ [naam] ’ kreeg zij een telefoonnummer: [telefoonnummer] en zijn rekeningnummer: [rekeningnummer] . Zij heeft op 15 juli 2014 een bedrag van € 95,- overgemaakt naar genoemde rekening, maar niets ontvangen.
Op 8 juli 2015 doet [slachtoffer 4] aangifte van oplichting via internet.
[slachtoffer 4] woont in Roggel. De zoon van aangeefster, [slachtoffer 4] , had op Marktplaats een advertentie gezet dat hij op zoek was naar Nike Mercurial Superfly voetbalschoenen. Naar aanleiding van deze advertentie kreeg hij een whatsappbericht van een persoon die opgaf te zijn ‘ [naam] ’. Deze ‘ [naam] ’ had deze voetbalschoenen te koop staan voor 100 euro. Van deze ‘ [naam] ’ kreeg de zoon van aangeefster een telefoonnummer: [telefoonnummer] , zijn rekeningnummer: [rekeningnummer] en een foto van diens paspoort. De zoon van aangeefster heeft 2 februari 2015 een bedrag van € 100,- overgemaakt naar genoemde rekening, maar heeft niets ontvangen.
Het rekeningnummer [rekeningnummer] staat op naam van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1999, wonende [adres] , zijnde de verdachte.
Onderzoek naar de bankrekening van de verdachte met nummer [rekeningnummer] ,
levert de volgende transacties met ontvangen geldbedragen op: [slachtoffer 1] op 10 juli 2014
(€ 100), [slachtoffer 3] op 16 juli 2014 (€ 95,-), [slachtoffer 2] op 1 december 2014 (€ 325,-) en van [slachtoffer 4] op 2 februari 2015.
In de aangifte van [slachtoffer 4] wordt het telefoonnummer [telefoonnummer] genoemd als het nummer van de verkoper. Het gebruik van dit mobiele nummer kan worden teruggeleid tot een telefoon met het imeinummer [imeinummer] .Dit imeinummer hoort bij een mobiele telefoon van het type Samsung Galaxy S Advance. De telefoon met imeinummer [imeinummer] maakte in de periode van 24 februari 2015 tot en met 25 maart 2015 gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer] . De verdachte heeft verklaard dat dit zijn abonnementsnummer was voor een periode van twee jaar en dat de mobiele telefoon bij dit abonnement een Samsung Galaxy S Advance betrof.
De verdachte heeft bij de politie en ook ter terechtzitting ontkend iets met voornoemde oplichtingen te maken te hebben gehad. De verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] (verder: [medeverdachte] ) hem heeft gevraagd van zijn bankrekening gebruik te mogen maken en dat hij daar geld mee verdiende.
Hij kreeg steeds verschillende bedragen, maar wilde stoppen toen de bedragen die op zijn rekening worden gestort steeds groter werden.
De verdachte heeft aangegeven daarna nog wel whatsappberichten voor [medeverdachte] te hebben verstuurd, dan wel dat [medeverdachte] zijn, verdachte’s, mobiele telefoon daarvoor gebruikte.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte, bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen, ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt daarbij dat [medeverdachte] op geen enkele wijze aan voornoemde feiten kan worden gelinkt. Zowel het rekeningnummer als een van de mobiele nummers waarvan bij de oplichting gebruik is gemaakt zijn herleidbaar tot de verdachte.
Ten aanzien van feit 2
Op 30 december 2014 doet [slachtoffer 5] aangifte van oplichting via internet. [slachtoffer 5] woont in Rotterdam. Aangeefster had op marktplaats een advertentie gezet dat zij op zoek was naar een Playstation 4. Naar aanleiding van deze advertentie werd zij benaderd door een persoon, die opgaf te zijn ‘ [naam] ’. Deze ‘ [naam] ’ had een Playstation te koop staan voor 225 euro. Van deze ‘ [naam] ’ kreeg aangeefster een telefoonnummer: [telefoonnummer] en zijn rekeningnummer: [rekeningnummer] . Aangeefster heeft op 22 december 2014 een bedrag van € 225,- overgemaakt naar genoemde rekening, maar heeft niets ontvangen.
Op 23 december 2014 doet [slachtoffer 6] aangifte van oplichting via internet.
[slachtoffer 6] woont in Voorhout. Aangever had op marktplaats een advertentie gezet dat hij op zoek was naar een Iphone 5s. Naar aanleiding van deze advertentie kreeg hij een whatsappbericht van een persoon welke opgaf te zijn ‘ [naam] ’. Deze ‘ [naam] ’ had een Iphone te koop staan voor 250 euro. Van deze ‘ [naam] ’ kreeg aangever een telefoonnummer:
[telefoonnummer] en afgesproken werd dat de Iphone onder rembours verstuurd werd.
Bij ontvangst van het pakketje op 23 december 2014 is een bedrag van € 262,50, betaald.
Er zat echter een steen in het pakketje en geen Iphone.
Op 17 februari 2015 doet [slachtoffer 7] aangifte van oplichting via internet.
[slachtoffer 7] woont in Apeldoorn. Aangever had op marktplaats een advertentie gezet dat hij op zoek was naar een Nintendo Wii. Naar aanleiding van deze advertentie kreeg hij een whatsappbericht van een persoon welke opgaf te zijn: [naam] . Deze ‘ [naam] ’ had een Nintendo te koop staan. Van deze ‘ [naam] ’ kreeg aangever een telefoonnummer:
[telefoonnummer] en zijn rekeningnummer: [rekeningnummer] en een ID-kaart met foto.
Aangever heeft op 12 februari 2015 een bedrag van € 180,- overgemaakt naar genoemde rekening, maar niets ontvangen.
Op 15 juli 2015 doet [slachtoffer 8] aangifte van oplichting in de periode 10 februari 2015 te 20:00 uur en 11 februari 2015 te 20:00 uur.
[slachtoffer 8] woont in Veldhoven. Aangever had een advertentie geplaatst op Marktplaats dat hij op zoek was naar een Leo Vince uitlaat. Aangever werd op 10 februari 2015 omstreeks 20:00 uur benaderd via whatsapp op zijn mobiele telefoon, door een persoon die hem opgaf te zijn [naam] of [naam] met telefoonnummer [telefoonnummer] .
Na onderhandelen kon de aangever een bedrag overmaken van 156,95 euro op bankrekeningnummer: [rekeningnummer] . Ook ontving de aangever via whatsapp een foto met daarop het paspoort van deze “ [naam] ”. Aangever heeft op diezelfde dag het geld overgemaakt, maar geen uitlaat ontvangen.
Op 10 februari 2015 doet [slachtoffer 9] aangifte van oplichting via internet.
[slachtoffer 9] woont in Leiden. Aangever had op marktplaats een advertentie gezet dat hij op zoek was naar een Playstation 4. Naar aanleiding van deze advertentie kreeg aangever een whatsappbericht van een persoon, die opgaf te zijn: [naam] .
Deze ‘ [naam] ’ had een Playstation 4 te koop staan. Van deze ‘ [naam] ’ kreeg aangever een telefoonnummer: [telefoonnummer] en zijn rekeningnummer: [rekeningnummer]
Aangever heeft op 9 februari 2015 een bedrag van € 281,95 overgemaakt naar genoemde rekening, maar geen Playstation 4 gekregen. Er zaten stenen in de doos die aankwam.
Op 06 februari 2015 doet [slachtoffer 10] aangifte van oplichting via internet.
[slachtoffer 10] woont in Someren. Aangever heeft via Marktplaats een tweetal telefoons gekocht bij twee verschillende personen. Een Iphone 6 en een Samsung Galaxy S5. Relevant is de oplichting betreffende de Samsung Galaxy S5. Tijdens het contact kreeg de aangever een foto van een paspoort van ene ‘ [naam] ’. Deze [naam] maakte gebruik van telefoonnummer: [telefoonnummer] Ook kreeg de aangever een bonnetje van een track en tracenummer doorgestuurd via whatsapp om aan te geven dat het pakketje was verstuurd. Nadat aangever op 4 februari 2015 een bedrag van € 225,- had overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] , kreeg hij een pakketje thuisgestuurd.
In dit pakketje zat echter niet de bestelde telefoon, maar een sok met daarin twee uien en een zwarte steen.
Op 4 mei 2015 heeft de vader van verdachte [medeverdachte] afschriften van de rekening
van zijn zoon naar het bureau gebracht. Het betrof afschriften van de bankrekening met
nummer: [rekeningnummer] .
Op de bankafschriften zijn zeven transacties gevonden. Van [slachtoffer 5] op 22 december 2014 (€ 225,-), [slachtoffer 6] op 13 januari 2015 (€ 262,50), [slachtoffer 10] op 5 februari 2015 (€ 225,-), [slachtoffer 9] op 9 februari 2015 (€ 281,95), [slachtoffer 8] op 11 februari 2015
(€ 156,95) en [slachtoffer 7] op 13 februari 2015 (€ 180,-),
De betaling van € 297,- op 9 januari 2015 kan niet aan een aangifte worden gekoppeld.
In de aangiften van [slachtoffer 10] en [slachtoffer 9] wordt het telefoonnummer [telefoonnummer] genoemd als zijnde van de verkoper, in de aangifte van [slachtoffer 8] [telefoonnummer] en in de aangifte van
[slachtoffer 7] [telefoonnummer] . Het gebruik van deze mobiele nummers kan worden teruggeleid tot een telefoon met het imeinummer [imeinummer] .
Vastgesteld kan worden dat de telefoon met imeinummer [imeinummer] een Samsung Galaxy S Advance was, in bezit van en in gebruik bij de verdachte. Deze telefoon maakte immers in de periode van 24 februari 2015 tot en met 25 maart 2015 gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer] terwijl de verdachte heeft verklaard dat hij dit nummer in zijn Samsung Galaxy S Advance heeft gebruikt.
De verdachte heeft bij de politie en ook ter terechtzitting ontkend iets met voornoemde oplichtingen te maken te hebben gehad. De verdachte heeft aangegeven enkel whatsappberichten voor [medeverdachte] te hebben verstuurd, dat hij daarvoor simkaarten van [medeverdachte] kreeg en dat het meestal zo was dat [medeverdachte] zijn, verdachte’s, mobiele telefoon gebruikte of hem aangaf wat hij moest versturen als tekst.
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte hem heeft gevraagd van zijn bankrekening gebruik te mogen maken en dat hij dit goed vond omdat hij de verdachte vertrouwde. Bovendien had de verdachte gezegd geen eigen bankrekeningnummer te hebben. [medeverdachte] heeft voorts verklaard telkens ongeveer
10 euro te hebben ontvangen als hij samen met de verdachte het gestorte geld van zijn rekening ging halen.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte, bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen, ongeloofwaardig. Gelet op de overweging ten aanzien van feit 1 dat [medeverdachte] op geen enkele wijze aan deze feiten gelinkt kan worden, is het alleen daarom al niet aannemelijk dat [medeverdachte] de verdachte zou hebben aangezet tot het plegen van strafbare feiten. Dit temeer omdat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] omtrent de op zijn rekening ontvangen geldbedragen en het daarna weer van die rekening opnemen van die bedragen overeenkomt met de informatie op de bankafschriften van de rekening van [medeverdachte] met nummer [rekeningnummer] , die door de vader van de verdachte naar de politie zijn gebracht. De rechtbank acht de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dan ook op het punt dat hij enkel zijn rekeningnummer aan de verdachte ter beschikking heeft gesteld geloofwaardig, te meer nu de verdachte al eerder (feit 1), zonder enige betrokkenheid van [medeverdachte] met vergelijkbare oplichtingspraktijken was aangevangen. Het zijn het telefoonnumer en de telefoon van de verdachte die te linken zijn aan deze handelingen. Dat [medeverdachte] hem simkaarten gaf, naast de verdachte zat en bepaalde wat de verdachte moest sturen, acht de rechtbank onaannemelijk temeer nu uit onderzoek is gebleken dat de simkaarten soms wel een week in de telefoon van de verdachte zaten, waar de verdachte geen verklaring voor heeft kunnen geven.
Ten aanzien van feit 1 en 2
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het enkele aanwenden van een valse naam door de verdachte niet zonder meer in causaal verband staat met de afgifte van geld door de betrokkenen. Of bewezen kan worden dat de verdachte zich heeft bediend van een valse naam als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en voorts of er een causaal verband is tussen het aanwenden van de valse naam en de afgifte van geld door de betrokkenen, moet worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden in het concrete geval. In de onderhavige zaak acht het de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Marktplaats.nl is een advertentiesite waar kopers en verkopers van nieuwe en tweedehands producten worden samengebracht. Als de koper en verkoper elkaar vinden, dan sluiten zij persoonlijk via de telefoon of per e-mail een overeenkomst, buiten de site om.
De verdachte heeft personen benaderd die een ‘gezocht’-advertentie op marktplaats.nl hadden geplaatst met de mededeling dat hij dat goed in zijn bezit had om vervolgens met deze personen een koopovereenkomst te sluiten.
De verdachte heeft diverse goederen, zoals voetbalschoenen, een veiligheidskooi, een gouden zegelring, tweemaal een Playstation 4, een Nintendo wii, een Iphone 5s en een Leo Vince uitlaat voor - naar het oordeel van de rechtbank - gangbare prijzen aangeboden.
De verdachte heeft zich daarbij gepresenteerd onder normale persoonsnamen en hij heeft gebruik gemaakt van diverse mobiele telefoonnummers.
De verdachte heeft via de mobiele nummers met whatsappberichten gecommuniceerd met de potentiële kopers om tot overeenstemming te komen over de prijs die zou moeten worden betaald voor het door de verdachte te leveren goed.
Diverse malen heeft hij ook foto met daarop een kopie van het paspoort behorende bij de persoonsnaam meegestuurd.
De verdachte heeft in de onderhavige zaak in geen van de tien gevallen de goederen geleverd.
De door de verdachte gebruikte persoonsnamen bleken vals, in de zin van onrechtmatig gebruikt, te zijn.
Gelet op deze feiten en omstandigheden staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte zich valselijk heeft gepresenteerd als bonafide verkoper. De verdachte heeft op onverdachte wijze goederen aangeboden en hij heeft door gebruikmaking van normale persoonsnamen - niet zijnde verdachtes werkelijke naam - en diverse mobiele nummers de indruk gewekt dat hij met open vizier handelde en traceerbaar was, hetgeen van belang is in geval van niet-nakoming. Kopers werden hierdoor bewogen een koopovereenkomst te sluiten en hun eigen verplichting – de betaling van de koopsom – na te komen. De verdachte heeft aldus op valse wijze gebruik gemaakt van het op marktplaats.nl gangbare handelspatroon - naar men mag aannemen in elk geval voor de handel in niet al te bijzondere of dure producten - op basis van welk patroon de betrokken bezoekers van marktplaats.nl mochten verwachten dat de verdachte de goederen voor de afgesproken prijs en op de afgesproken wijze zou leveren. In die verwachting hebben zij geld naar verdachte overgemaakt.
Uit de rechtspraak kan weliswaar worden afgeleid dat niet elke vorm van bewust oneerlijk zaken doen onder het strafrecht moet worden gebracht. In veel gevallen staan bij wanprestatie immers civielrechtelijke wegen open om nakoming af te dwingen of om schade te verhalen. Dat wordt echter bemoeilijkt als - zoals in het onderhavige geval - de oneerlijke verkoper onder een valse naam handelt en door het verstrekken van bij die naam behorende legitimatie de indruk wekt een bonafide verkoper te zijn.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, op de hieronder in de bewezenverklaring beschreven wijze, met dien verstande dat de rechtbank niet bewezen acht dat de verdachte feit 2 samen en in vereniging, dus als medepleger, met medeverdachte [medeverdachte] zou hebben gepleegd. Partiële vrijspraak van dit onderdeel dient dan ook te volgen.
Ten aanzien van feit 3
Op 06 december 2014 doet [naam] aangifte van identiteitsfraude.
Aangever woont in Amersfoort. Aangever werd benaderd door een persoon die opgaf te zijn [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] vertelde dat hij geld had overgemaakt naar [naam] rekening voor een veiligheidskooi en dat hij deze nooit had gekregen.
[slachtoffer 2] vertelde dat hij een kopie van zijn paspoort had gezien en vertelde dat hij aangifte had gedaan van oplichting.
Aangever is zich van geen kwaad bewust en heeft geen idee hoe iemand een
foto heeft kunnen maken van zijn paspoort.
Op 11 februari 2015 doet [naam] aangifte. [naam] woont in Zeist.
Aangever had op Marktplaats een advertentie gezet omdat hij op zoek was naar een Iphone
6. Naar aanleiding van deze advertentie kreeg hij een whatsappbericht van een
persoon, van wie hij de naam niet meer weet. Deze persoon maakte gebruik van
telefoonnummer: [telefoonnummer] . Op verzoek van deze persoon heeft aangever een foto van
zijn paspoort gemaild. De deal is uiteindelijk niet gesloten. Kort daarna is gebleken dat de foto van zijn paspoort is gebruikt bij internetoplichting.Aangever is bang dat de foto bij meer oplichtingen gebruikt is.
Op vrijdag 27 mei 2016 doet [naam] aangifte van identiteitsfraude.
Aangever woont in Schimmert. Aangever heeft in november 2014 zelf al melding gedaan bij de politie dat er gebruik is gemaakt van zijn paspoort om mensen op te lichten. Nu hoorde hij van de politie Gouda dat in februari 2015 zijn paspoort, zijn identiteit dus, wederom is gebruikt om mensen op te lichten. Hij heeft zelf geen voetbalschoenen op internet verkocht.
Uit de eerder genoemde aangiftes van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] blijkt dat de verkoper zich tijdens het whatsappcontact voordeed als [naam] , [naam] en [naam] . De verkoper heeft hierbij tevens gebruik gemaakt van een foto van het paspoort van respectievelijk [naam] , [naam] en [naam] .
De verdachte heeft ter zitting ontkend iets met deze identiteitsfraude te maken te hebben gehad.
De rechtbank overweegt als volgt.
De naam van aangever [naam] is gebruikt bij de oplichting van [slachtoffer 2] . Onder feit 1 heeft de rechtbank geoordeeld dat het verdachte is geweest die hiervoor verantwoordelijk is. De namen en (kopie) paspoorten van aangevers [naam] en [naam] zijn gebruikt bij meerdere oplichtingen waar de rechtbank de verdachte verantwoordelijk voor houdt. Bovendien geeft aangever [naam] aan dat hij een foto van zijn paspoort heeft gestuurd aan een telefoonnummer dat bij de verdachte in gebruik was.
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en gelet op de omstandigheid dat de rechtbank reeds heeft geoordeeld dat de verdachte voornoemde verkoper is geweest, acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan identiteitsfraude, op de hieronder in de bewezenverklaring beschreven wijze.