ECLI:NL:RBMNE:2020:4436
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een vrijstaande villa
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een vrijstaande villa in [plaats] voor de onroerendezaakbelasting. De heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] had de waarde van de woning vastgesteld op € 2.392.000,- per 1 januari 2018, maar na bezwaar van de eiser werd deze waarde verlaagd naar € 2.132.000,-. Eiser, de eigenaar van de woning, was het niet eens met deze vastgestelde waarde en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 28 september 2020, die via Skype plaatsvond vanwege coronamaatregelen, heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door een taxateur. De rechtbank heeft de waarde van de woning beoordeeld aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij verweerder een taxatiematrix heeft overgelegd met vergelijkbare woningen.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Eiser voerde aan dat de woning een slechtere ligging heeft en dat de vastgestelde waarde niet in overeenstemming is met de marktwaarde. De rechtbank volgde eiser niet in zijn argumenten en concludeerde dat de heffingsambtenaar de juiste methode heeft gehanteerd en voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de vastgestelde waarde van € 2.132.000,- terecht was.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.