Op 8 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb), welke door verweerder op 21 januari 2020 was afgewezen. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij zonder zorg zou komen te zitten. De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel verzoeker geen vast woonadres had en tijdelijk in Oirschot verbleef, hij voldoende mogelijkheden had voor zorg in natura, zoals door verweerder was voorgesteld. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker onvoldoende had onderbouwd dat er sprake was van onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening vereiste. Het verzoek werd als kennelijk ongegrond afgewezen. De voorzieningenrechter wees ook op het feit dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.