Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2020 in de zaak tussen
vereniging Gooische Hockey Club(gezamenlijk in enkelvoud: de Gooische Hockeyclub), te Bussum, eisers
Rechtbank Midden-Nederland
Op 5 oktober 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een tussenuitspraak gedaan in de bestuursrechtelijke zaak met zaaknummer UTR 19/4507-T2. In deze zaak hebben eisers, waaronder de Stichting tot Bevordering van de Hockeysport en de Gooische Hockey Club, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum als verweerder. De rechtbank had eerder, op 3 september 2020, een tussenuitspraak gedaan waarin het college werd opgedragen om binnen vier weken de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Op 2 oktober 2020 verzocht het college om een verlenging van deze termijn met één week, omdat het in zijn vergadering van 6 oktober 2020 een nieuw besluit zou nemen. De rechtbank overwoog dat verzoeken om verlenging van de termijn alleen in bijzondere gevallen worden ingewilligd en dat het verzoek gemotiveerd moest zijn en binnen de gestelde termijn ingediend moest worden. Ondanks dat het verzoek niet tijdig was ingediend, besloot de rechtbank uit proceseconomisch oogpunt om de termijn te verlengen tot en met 7 oktober 2020. De rechtbank hield verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep. Deze uitspraak is gedaan door rechter K. de Meulder, in aanwezigheid van griffier I.C. de Zeeuw-'t Lam. Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open, maar kan dit wel tegelijkertijd met een eventueel hoger beroep tegen de einduitspraak worden ingesteld.