ECLI:NL:RBMNE:2020:4323

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
9 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4874
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Registratie verblijfplaats in de Basisregistratie Personen en de gevolgen van ambtshalve registratie door de gemeente

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, woonachtig in Egypte, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak betreft de inschrijving van de eiser in de Basisregistratie Personen (BRP). De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de gemeente waarin werd vastgesteld dat zijn verblijfplaats onbekend was. Dit besluit volgde op een melding van de verhuurder dat de eiser in juni 2017 naar het buitenland was vertrokken en niet was teruggekeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente terecht heeft besloten om de eiser ambtshalve uit te schrijven uit de BRP, omdat hij niet meer op het opgegeven adres woonde en geen aangifte van adreswijziging had gedaan. De rechtbank oordeelde dat de gemeente verplicht was om de administratie nauwkeurig bij te houden en dat er geen beleidsruimte was om van de wettelijke verplichtingen af te wijken. De eiser had geen bewijs van een huurcontract of een andere woonplaats in Nederland en zijn claim dat hij nog een sleutel had van een kast in de oude woning, was niet voldoende om de registratie te weerhouden. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier A.M. Slierendrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4874
Proces verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] (Egypte), eiser
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. E. Chahid).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder ambtshalve in de Basisregistratie Personen (BRP) opgenomen dat de verblijfplaats van eiser onbekend is.
Bij besluit van 15 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2020 door middel van Skype. Eiser is niet verschenen, ook niet nadat de link voor de Skypezitting opnieuw aan hem is verstuurd met een instructie. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank meteen uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is vrijgesteld van griffierecht omdat hij niet in staat is dit te betalen.
2. Verweerder heeft onderzoek gedaan naar de verblijfsplaats van eiser. Het onderzoek vond plaats naar aanleiding van een melding van de verhuurder van dat adres, waarin is meegedeeld dat eiser rond juni 2017 naar het buitenland was vertrokken en niet was teruggekeerd, terwijl de huurovereenkomst op 1 januari 2018 afliep. Bij dat onderzoek is vastgesteld dat eiser niet meer op de [adres] in [plaatsnaam] woonde. Op 23 mei 2018 heeft verweerder het voornemen kenbaar gemaakt om in de BRP op te nemen dat eiser per 23 mei 2018 is vertrokken uit de gemeente Utrecht naar ‘onbekend’. Eiser heeft niet op het voornemen gereageerd. In zijn besluit van 29 juni 2018 heeft verweerder besloten om in de BRP op te nemen dat eiser definitief is vertrokken naar ‘onbekend’.
3. Eiser erkent dat hij vanaf 2017 en dus ook ten minste vanaf 23 mei 2018 niet meer op het adres [adres] in [plaatsnaam] woont maar op het adres van zijn moeder in Egypte. Daarmee staat vast dat de inschrijving in de BRP niet juist meer was. Verweerder heeft geen aangifte van adreswijziging van eiser ontvangen, eiser heeft geen huurcontract meer voor dat adres of elders in Nederland en de gemeente kon niet kon achterhalen waar eiser woonde. Verweerder heeft onder deze omstandigheden terecht ambtshalve het vertrek van eiser uit Nederland naar Onbekend geregistreerd. Het gemeentebestuur was daartoe ook verplicht, hij moet de administratie nauwkeurig bijhouden. Dat eiser nog een sleutel heeft van een kast die in die woning staat, maakt dat niet anders.
4. Zoals de hoogste bestuursrechter in Nederland in dit soort zaken meermalen heeft besloten, heeft de gemeente in dit soort gevallen geen mogelijkheid om een andere beslissing te nemen: er is geen beleidsruimte bij de toepassing van dit artikel 2.22 Wet brp. De gemeente kan in de door eiser gestelde medische omstandigheden geen reden zien om de registratie achterwege te laten. Dit er nog vanaf gezien of eiser wel of niet terug had kunnen reizen sinds zijn busongeluk. Als voorbeeld kan eiser de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3817, lezen.
5. Ook is er geen schending van een (andere internationale) bepaling zoals schending van privacy of discriminatie. Verweerder heeft op basis van de feiten een beslissing genomen, die in overeenstemming is met die feiten. Er is geen internationale rechtsregel aan te wijzen die dat in het geval als het onderhavige verbiedt.
6. Al het overige wat eiser aanvoert ziet niet op de BRP-wijziging en kan daarom nergens toe leiden.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 augustus 2020 en wordt zo spoedig mogelijk openbaar gemaakt.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Na de uitspraak heeft eiser alsnog per e-mail gereageerd en gezegd dat het hem niet lukt om in te loggen. Op verzoek van eiser heeft de griffier geprobeerd hem telefonisch te bereiken, maar dat is niet gelukt. Het bleek ook niet mogelijk voor eiser om telefonisch contact op te nemen.