ECLI:NL:RBMNE:2020:4295
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenplicht met betrekking tot online handelsactiviteiten
Op 1 oktober 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. J.H.F. de Jong, en het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Avres, vertegenwoordigd door mr. D.G. Berkenbosch. De zaak betreft de intrekking van bijstand van eisers over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 augustus 2018. Verweerder heeft op 24 januari 2020 het primaire besluit genomen om de bijstand in te trekken, omdat eisers hun inlichtingenplicht hebben geschonden door geen duidelijkheid te verschaffen over hun online handelsactiviteiten in aandelen en beleggingsinstrumenten. Het bestreden besluit van 8 april 2020 verklaarde het bezwaar van eisers ongegrond.
Tijdens de zitting op 1 oktober 2020 hebben eisers, bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk, hun standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers sinds 1 december 2014 bijstand ontvangen naar de norm voor gehuwden en dat zij verplicht zijn om alle relevante feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op hun recht op bijstand te melden. De rechtbank oordeelde dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij recht op bijstand zouden hebben gehad als zij aan hun inlichtingenverplichting hadden voldaan.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de schending van de inlichtingenplicht een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand, aangezien het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en veroordeelde verweerder niet tot vergoeding van de proceskosten, omdat eisers onvoldoende verifieerbare gegevens hebben over hun online handelsactiviteiten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.