ECLI:NL:RBMNE:2020:4294

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
UTR 20/ 2357
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AIO-aanvulling op basis van vermogen boven vermogensgrens

Op 1 oktober 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. De eiser had op 12 april 2020 een aanvraag ingediend voor een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling) op zijn AOW-pensioen. De aanvraag werd afgewezen door de Sociale Verzekeringsbank op 14 mei 2020, omdat de eiser vermogen had dat de vermogensvrije grens van € 6.225,00 overschreed. De eiser was mede-eigenaar van een woning en had een positief saldo op een spaarrekening, waardoor zijn totale vermogen op € 34.121,40 werd vastgesteld.

De eiser voerde aan dat hij op dit moment inkomen nodig had en dat hij niet in zijn levensonderhoud kon voorzien met het mede-eigenaarschap van de woning. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet had aangetoond dat de vermogensvaststelling onjuist of onzorgvuldig was. De rechtbank concludeerde dat de Sociale Verzekeringsbank terecht had afgewezen, omdat het vermogen van de eiser boven de vermogensvrije grens lag.

Daarnaast voerde de eiser aan dat hij gediscrimineerd werd omdat hij in Suriname was geboren en dat hij een volledige AOW-uitkering moest ontvangen. De rechtbank kon hier echter niets mee, omdat de korting op de AOW-uitkering in een eerdere beslissing was gehandhaafd en in rechte vaststond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde de verweerder niet tot vergoeding van de proceskosten van de eiser. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2357

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser
en
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder
(gemachtigde: mr. N. Zuidersma-Hovers).

Procesverloop

Bij besluit van 14 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling) te verstrekken afgewezen.
Bij besluit van 5 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2020. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.

De uitleg van de rechtbank

1. Eiser heeft op 12 april 2020 een aanvraag gedaan voor een AIO-aanvulling op zijn AOW [1] -pensioen. Om voor zo’n aanvulling in aanmerking te komen, moet de aanvrager in Nederland wonen, de AOW-leeftijd hebben, geen middelen hebben om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien en geen vermogen boven de vermogensgrens hebben. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser vermogen heeft dat meer bedraagt dan de voor hem geldende vermogensvrije grens van € 6.225,00. Hij is namelijk mede-eigenaar van een woning in [plaats] waar hij niet zelf woont. Zijn aandeel in die woning (de waarde van de woning vermindert met het openstaand bedrag van de hypothecaire lening) bedraagt in ieder geval € 34.070,67. Ook heeft hij een positief saldo van € 50,73 op een spaarrekening. Verweerder stelt het vermogen van eiser in totaal vast op € 34.121,40. Nadat het bestreden besluit is genomen, heeft eiser nog informatie over een schuld aan verweerder gegeven. Zelfs wanneer de helft van deze schuld in mindering wordt gebracht op het bedrag van € 34.121,40 is het vermogen van eiser nog steeds boven de vermogensgrens.
3. Eiser is het met de afwijzing van zijn aanvraag niet eens. Hij voert - samengevat weergegeven - aan dat hij op dit moment inkomen nodig heeft. Van het mede-eigenaarschap van de woning kan hij geen boodschappen doen en/of de huur van zijn woning betalen.
4. Deze beroepsgrond niet slaagt. De rechtbank stelt vast dat door eiser niet is weersproken dat de vermogensvaststelling onjuist is dan wel op een onzorgvuldige manier tot stand is gekomen. De rechtbank is hiervan ook niet gebleken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ervan uit mag gaan dat het vermogen van eiser € 34.121,40, dan wel € 34.121,40 -/- € 8.000,00 bedraagt. Gelet hierop heeft verweerder de aanvraag van eiser terecht afgewezen, omdat hij vermogen heeft dat boven de vermogensvrije grens ligt.
5. Ook heeft eiser aangevoerd dat hij naast zijn AOW uitkering moet werken om in zijn onderhoud te voorzien, omdat hij wordt gediscrimineerd als Nederlander die niet in Nederland maar op een ander grondgebied van Nederland ( Suriname ) is geboren.
Eigenlijk vindt eiser dat hij een volledige AOW uitkering moet krijgen. Op zijn in 2019 toegekende AOW uitkering zit een korting van 70%. Tegen deze toekenning heeft eiser destijds bezwaar gemaakt. In de beslissing op bezwaar is de korting gehandhaafd. Hiertegen heeft eiser toen geen beroep ingesteld. Dit betekent dat deze toekenning in rechte vaststaat. De rechtbank kan en mag er in deze procedure niets van vinden.
6. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
7. Omdat het beroep ongegrond is, wordt verweerder niet veroordeeld om de proceskosten van eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.AOW: Algemene Ouderdomswet