ECLI:NL:RBMNE:2020:4146

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
16.286838.19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag

Op 21 augustus 2019 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden te Rhenen, waarbij een vrouw met haar personenauto een motorrijder heeft aangereden. De vrouw, die vanuit een stilstaande file linksaf sloeg over een doorgetrokken streep, kwam in botsing met de motorrijder die in tegenovergestelde richting reed. Door deze aanrijding heeft de motorrijder een dwarslaesie opgelopen en is hij rolstoelafhankelijk geworden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een ongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte zich niet voldoende heeft vergewist van de verkeerssituatie voordat zij de verboden manoeuvre uitvoerde. De rechtbank heeft een taakstraf van 100 uren opgelegd, waarvan 70 uren voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische impact van het ongeval en haar gezondheidsproblemen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.286838.19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [woonplaats] ,

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van dat wat verdachte en haar raadsman mr. A.H.T. de Haas naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er kort en feitelijk weergegeven op neer dat verdachte:
primair:
op 21 augustus 2019 te Rhenen met een personenauto een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair:
op 21 augustus 2019 te Rhenen met een personenauto gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte schuld heeft aan het ongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden. Dat betekent dat de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen acht dat verdachte het primair aan haar ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aan de hand van pleitaantekeningen als standpunt naar voren gebracht dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair aan haar ten laste gelegde. Hij heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat de verklaring die verdachte direct na het ongeval heeft afgelegd, moet worden uitgesloten van het bewijs op grond van artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv). Verdachte is op dat moment ten onrechte niet gewezen op haar recht op rechtsbijstand, aldus de raadsman. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de verkeersfout die verdachte heeft gemaakt geen schuld oplevert in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Ook levert deze verkeersfout volgens de raadsman geen gevaarscheppend gedrag op in de zin van artikel 5 van de WVW.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsuitsluiting op grond van artikel 359a Sv
Bij de waardering van het bewijs, zal de rechtbank geen acht slaan op de verklaring die verdachte direct na het ongeval heeft afgelegd. Voor zover voorafgaand aan het afleggen van deze verklaring voorschriften zijn geschonden, ondervindt verdachte daar dus geen nadeel van. Bij gebrek aan belang zal de rechtbank daarom niet nader ingaan op het verweer van de raadsman op dit punt.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen [1] uit van de volgende feiten en omstandigheden:
Het ongeval
Op 21 augustus 2019 heeft een ongeval plaatsgevonden op de Cuneraweg (N233) te Rhenen. Deze weg was voor het openbaar verkeer opengesteld. De ter plaatse toegestane maximum snelheid bedroeg 80 kilometer per uur. De Cuneraweg bestond ter hoogte van het ongeval uit een rijbaan welke was onderverdeeld in een tweetal rijstroken. De rijstroken werden van elkaar gescheiden door middel van een dubbele doorgetrokken witte streep. Langs de hoofdrijbaan van de Cuneraweg lag gezien vanuit de rijrichting van de motorfiets aan de rechterzijde een parallelweg. Deze parallelweg was bereikbaar door een tussen beide wegen gelegen doorteek. [2]
Bij het ongeval waren een personenauto en een motorfiets betrokken. [3] De personenauto kwam uit de richting van Veenendaal en reed in de richting van Rhenen. [4] De personenauto kwam in een stilstaande file terecht. [5] De motorfiets reed in tegenovergestelde richting. De bestuurster van de personenauto wilde haar weg vervolgen over de parallelweg die vanuit haar richting gezien links van de weg lag. Zij sloeg daartoe linksaf, in strijd met de tussen de rijstroken gelegen doorgetrokken dubbele streep. [6] De motorfiets was de personenauto op dat moment zo dicht genaderd, dat de motorfiets een botsing met de personenauto niet kon voorkomen. [7]
De motorfiets kwam vanaf een rotonde. De bestuurder van de motor is door de impact over zijn motor en de personenauto heen gevlogen en een aantal meter verderop op de weg terechtgekomen. [8]
Verdachte heeft de personenauto bestuurd. [9] De bestuurder van de motorfiets was [slachtoffer] (het slachtoffer). [10]
De gevolgen
Het slachtoffer heeft ten gevolge van het ongeval ribfracturen, een klaplong aan beide zijden, een polsfractuur en wervelletsel met een blijvende dwarslaesie vanaf zijn rug opgelopen. [11]
Het rijgedrag van de verdachte
Getuige [getuige] reed vanaf de rotonde de Cuneraweg op in de richting van Veenendaal. Hij zag dat een motorrijder hem inhaalde. Toen zag hij dat ter hoogte van het inhammetje ineens een auto uit de file richting Rhenen keerde en stilstond op het midden van de weg, kennelijk met als doel het inhammetje in te rijden. Direct daarna zag en hoorde hij dat de motorrijder tegen de auto klapte. [12]
Artikel 6 WVW
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de WVW, moet het ongeval zijn te wijten aan schuld van de verdachte in juridische zin. Er bestaan verschillende gradaties van een dergelijke vorm van schuld. De lichtste vorm is een aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid en/of onachtzaamheid. Aan de orde is de vraag of daar in dit geval sprake van is.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad valt in zijn algemeenheid niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van aanmerkelijke onoplettendheid en/of onachtzaamheid. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Ook is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. [13]
Bij de beoordeling van de vraag of in dit geval sprake is van ten minste aanmerkelijk onoplettendheid en/of onachtzaamheid acht de rechtbank het volgende van belang.
In artikel 76, eerste lid en onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Rvv) staat dat bestuurders zich niet links van een doorgetrokken streep mogen bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen. Verdachte heeft zich niet aan deze verkeersregel gehouden. Zij is linksaf over een doorgetrokken streep gereden en is daarbij op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer terechtgekomen. Dat betekent dat verdachte een verkeersovertreding heeft begaan.
Door te keren op een weg waar dat verboden was, heeft verdachte bovendien een bijzondere manoeuvre uitgevoerd. In artikel 54 van het Rvv staat dat bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren, het overige verkeer voor moeten laten gaan. Vaststaat dat verdachte ten gevolge van haar bijzondere manoeuvre in botsing is gekomen met de motorrijder. Dat betekent dat zij aan hem geen voorrang heeft verleend. Ook dit levert gelet op artikel 54 van het Rvv een verkeersovertreding op.
Deze verkeersovertredingen heeft verdachte begaan vanuit een stilstaande file. Daarbij moest zij er rekening mee houden dat het tegemoetkomende verkeer 80 kilometer per uur mocht rijden. Ook moest zij er rekening mee houden dat het tegemoetkomende verkeer vanaf een rotonde kwam, geen rekening zou houden met ineens overstekend verkeer en in de optrekkende fase zat.
Verdachte had zich er onder die omstandigheden van moeten vergewissen dat zij de verboden bijzondere manoeuvre kon uitvoeren zonder daarbij andere verkeersdeelnemers in gevaar te brengen. Van haar kon daarbij uiterste voorzichtigheid worden verlangd.
Verdachte is echter ineens, in één abrupte beweging de andere weghelft op gereden. Niet is gebleken dat zij zich er eerst van heeft vergewist dat er geen ander verkeer op de weg voor tegemoetkomend verkeer was. Deze handelwijze duidt dan ook niet op uiterste voorzichtigheid.
Voornoemde omstandigheden leveren naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag op. Dat betekent dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een verkeersongeval, zoals bedoeld in artikel 6 van de WVW.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair aan haar ten laste gelegde feit. De rechtbank komt daarom niet meer toe aan de bespreking van het subsidiair aan verdachte ten laste gelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 21 augustus 2019, te Rhenen, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Cuneraweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door aanmerkelijk, onvoorzichtig onoplettend te rijden,
- terwijl er een stilstaande file was en
- abrupt vanuit die stilstaande file op de Cuneraweg de rijstrook
voor tegemoetkomend verkeer op te rijden in de richting van de parallelweg aan
de Cuneraweg (zodanig dat haar, verdachtes, motorrijtuig zich geheel (dwars) op
de weghelft van het tegemoetkomend verkeer van die Cuneraweg bevond) en
- daarbij in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 een dubbele doorgetrokken streep over te rijden en
- zich er daarbij niet voldoende van te vergewissen dat voornoemde
weghelft vrij was van verkeer en
- terwijl een voor haar, verdachte, over die Cuneraweg tegemoetkomende
bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets) haar, verdachte, reeds dicht genaderd
was en
- vervolgens in botsing te komen met voornoemde bestuurder,
waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , zijnde de bestuurder van de
tegemoetkomende motorfiets, zwaar lichamelijk letsel, te weten ribfracturen, klaplongen, een polsfractuur en wervelletsel met een dwarslaesie, werd toegebracht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 100 uren, waarvan een gedeelte van 70 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
In geval van veroordeling heeft de verdediging primair voorgesteld om een geldboete op te leggen, met een betalingsregeling in maandelijkse termijnen. Subsidiair heeft de verdediging voorgesteld een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen met een verkorte proeftijd van één jaar. Daarbij heeft hij aandacht gevraagd voor de gezondheidsproblemen van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf en/of maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
De ernst van het feit blijkt uit dat wat in het kader van de bewijsvraag naar voren is gekomen. Door schuld van verdachte heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, dat grote gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer. Het slachtoffer heeft onder meer een dwarslaesie opgelopen en is de rest van zijn leven rolstoelafhankelijk. De omstandigheden waaronder dit is gebeurd, maken het ongeval voor het slachtoffer extra pijnlijk. Het slachtoffer reed de desbetreffende dag op zijn motor om de veiligheid van deelnemers aan een wielerronde te waarborgen. Terwijl hij zich als motorrijder inspande voor de veiligheid van anderen, is hij zelf in een gevaarlijke verkeerssituatie terechtgekomen die hem op nadelige wijze zal blijven achtervolgen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Voor verdachte heeft het ongeval echter ook nadelige gevolgen. Het besef dat zij verantwoordelijk is voor het letsel van het slachtoffer, zal zij haar leven lang met zich moeten dragen. Zij is weliswaar schuldig aan het ongeval in juridische zin, maar zij heeft het ongeval nooit gewild. De psychische impact hiervan is groot. Verdachte heeft in dit verband traumatherapie gevolgd.
Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest. Er staan geen verkeersovertredingen op haar naam, zo blijkt uit haar blanco justitiële documentatie (strafblad). Wel heeft zij altijd met regelmaat gereden. Gelet op haar leeftijd van thans 57 jaar, laat dit zien dat verdachte vele jaren op veilige wijze aan het verkeer heeft deelgenomen. De reclassering heeft het recidiverisico dan ook ingeschat op laag.
Verder acht de rechtbank van belang dat verdachte berouw heeft getoond naar het slachtoffer en dat zij bereid is met hem in contact te treden als het slachtoffer daar behoefte aan heeft.
Voor de strafmodaliteit is nog van belang dat verdachte ernstig ziek is geweest en daarvan nog steeds beperkingen ondervindt. Ten gevolge hiervan is zij 80-100% arbeidsongeschikt verklaard. Wel acht verdachte zichzelf in staat passende werkzaamheden te verrichten. Haar rijbewijs heeft verdachte nodig om haar moeder te bezoeken, zo heeft verdachte ter zitting verklaard. Hiervoor moet zij een afstand van 30 kilometer rijden.
Uitgangspunt
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Bij de raadpleging van de oriëntatiepunten vormt de bewezenverklaring van de rechtbank het uitgangspunt. De bewezenverklaring houdt in dit geval in dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een ongeval met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg door aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag. De oriëntatiepunten voor deze bewezenverklaring gaan uit van een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van zes maanden, geheel onvoorwaardelijk.
De officier van justitie is tot dezelfde bewezenverklaring gekomen als de rechtbank, maar heeft een lagere straf gevorderd dan de hiervoor genoemde oriëntatiepunten. Dat heeft de officier van justitie gedaan vanwege de bijzondere omstandigheden van deze zaak.
Net als de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf de passende strafmodaliteit is. Een geldboete, zoals door de verdediging bepleit, doet onvoldoende recht aan de ernst van het feit en de grote gevolgen hiervan voor het slachtoffer. De rechtbank begrijpt dat een taakstraf voor verdachte zwaar zal zijn gelet op haar fysieke beperkingen, maar zij gaat ervan uit dat de reclassering in overleg met verdachte tot een passend werkaanbod zal komen. Net als de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de bijzondere omstandigheden van deze zaak aanleiding geven om, voor wat betreft de omvang van de taakstraf, af te wijken van de oriëntatiepunten. De rechtbank ziet geen aanleiding de taakstraf nog verder te matigen dan de officier van justitie heeft gedaan in zijn strafeis.
Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen acht de rechtbank gelet op de ernst van het feit ook op zijn plaats. De omstandigheid dat verdachte haar rijbewijs nodig heeft om haar moeder te bezoeken, is geen reden hiervan af te zien. Wel ziet de rechtbank aanleiding de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen verder te matigen dan de officier van justitie heeft gedaan.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank een taakstraf zal opleggen van 100 uren, waarvan 70 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zal zij een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Aan deze proeftijd zal de rechtbank de algemene voorwaarden verbinden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 100 (honderd) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
- bepaalt dat van de taakstraf
een gedeelte van 70 (zeventig) uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
-
ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
zes maanden;
- bepaalt dat van de ontzegging
een gedeelte, groot vier maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij, op of omstreeks 21 augustus 2019, te Rhenen, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Cuneraweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig onoplettend te rijden,
- terwijl er een stilstaande file was en/of
- ( vervolgens) (abrupt) vanuit die stilstaande file op de Cuneraweg de rijstrook
voor tegemoetkomend verkeer op te rijden in de richting van de parallelweg aan
de Cuneraweg (zodanig dat haar, verdachtes, motorrijtuig zich geheel (dwars) op
de weghelft van het tegemoetkomend verkeer van die Cuneraweg bevond) en/of
- ( daarbij) in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 een dubbele doorgetrokken streep over te rijden en/of
- zich er (daarbij) niet voldoende van te vergewissen dat voornoemde
weg/weghelft vrij was van verkeer en/of
- ( terwijl) een voor haar, verdachte, over die Cuneraweg tegemoetkomende
bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets) haar, verdachte, reeds dicht genaderd
was en/of
- ( vervolgens) in botsing en/of aanrijding te komen met voornoemde bestuurder,
waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , zijnde de bestuurder van de
tegemoetkomende motorfiets, zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere
ribfractur(en) en/of een of meerdere klaplong(en) en/of een polsfractuur en/of
wervelletsel met een dwarslaesie, althans zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van
de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij, op of omstreeks 21 augustus 2019, te Rhenen, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee
rijdende op de weg, de Cuneraweg,
- terwijl er een stilstaande file was en/of
- ( vervolgens) (abrupt) vanuit die stilstaande file op de Cuneraweg de rijstrook
voor tegemoetkomend verkeer is opgereden in de richting van de parallelweg aan
de Cuneraweg (zodanig dat haar, verdachtes, motorrijtuig zich geheel (dwars) op
de weghelft van het tegemoetkomend verkeer van die Cuneraweg bevond) en/of
- ( daarbij) in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 een dubbele doorgetrokken streep is overgereden en/of
- zich er (daarbij) niet voldoende van heeft vergewist dat voornoemde
weg/weghelft vrij was van verkeer en/of
- ( terwijl) een voor haar, verdachte, over die Cuneraweg tegemoetkomende
bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets) haar, verdachte, reeds dicht genaderd
was en/of
- ( vervolgens) in botsing en/of aanrijding is gekomen met voornoemde bestuurder,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 december 2019 met nummer PL0900-2019250657, doorgenummerd pagina 1 tot en met 82, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, Dienst Regionale operationele samenwerking, afdeling infrastructuur, team nodale oriëntatie. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van ongevalsanalyse van 15 december 2019, pag. 16.
3.Proces-verbaal van ongevalsanalyse van 15 december 2019, pag. 12.
4.Proces-verbaal van ongevalsanalyse van 15 december 2019, pag. 13.
5.Proces-verbaal van aanrijding van 27 december 2019, pag. 4.
6.Proces-verbaal van ongevalsanalyse van 15 december 2019, pag. 13.
7.Proces-verbaal van ongevalsanalyse van 15 december 2019, pag. 39.
8.Proces-verbaal van aanrijding van 27 december 2019, pag. 4.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 3 september 2019, pag. 78.
10.Proces-verbaal van aanrijding van 27 december 2019, pag. 5, 6.
11.Geneeskundige verklaring van 9 maart 2020.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 4 september 2019, pag. 71.
13.Hoge Raad 1 juni 2004, NJ 2004, 252 (ECLI:NL:HR:2004:AO5822).