ECLI:NL:RBMNE:2020:4143
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit studiefinanciering en maandbedrag vaststelling
In deze zaak heeft eiser, een student, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de hoogte van het maandbedrag voor het aflossen van zijn studieschuld. Het primaire besluit, genomen op 7 januari 2020, stelde het maandbedrag voor de periode van februari tot en met december 2020 vast op € 0,00. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 27 februari 2020. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De zitting vond plaats op 15 september 2020, waarbij eiser zelf aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, mr. R. Hummel. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de Minister het maandbedrag terecht had verlaagd met ingang van februari 2020 en niet met ingang van 1 januari 2020. De rechtbank baseerde haar oordeel op de Wet studiefinanciering 2000, waarin is vastgelegd dat de maandelijkse termijnbetalingen niet afhankelijk zijn van inkomen en draagkracht, maar van de hoogte van de lening en de resterende aflosperiode.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet tijdig een aanvraag had ingediend voor een draagkrachtmeting, waardoor de gevolgen van het niet aanvragen voor zijn rekening kwamen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag door rechter J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier R.P. Stehouwer. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.