Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
het dagelijks bestuur van de RDWI, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Spoedeisend belang
Uit de door verzoeker overgelegde bankafschriften blijkt niet dat hij niet meer in zijn basislevensbehoeften kan voorzien. Daaruit volgt immers dat verzoeker nog geld ontvangt van derden. Zo ontving hij bijvoorbeeld op 9 september 2020 een bedrag van
€ 50,- van [naam] en op 8 september 2020 een bedrag van € 51,58 van een gemeente. Van de [stichting] ontving hij op 29 augustus 2020 een bedrag van € 20,- met als omschrijving “voorschot benzine” en op 18 augustus 2020
een bedrag van € 50,- met als omschrijving “leefgeld week 34”. Verzoeker heeft wel gesteld dat sinds augustus 2020 niet meer wekelijks leefgeld kan worden overgemaakt, maar hij heeft die stelling niet met stukken of anderszins onderbouwd. Verder blijkt uit de bankafschriften dat verzoeker nog (pin)betalingen kan verrichten.
Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat in het e-mailbericht van sociaal beheerder van Portaal van 28 augustus 2020 weliswaar gesproken wordt over een huurachterstand, maar verzoeker heeft geen aanmaningen van zijn verhuurder overgelegd waaruit bijvoorbeeld blijkt over welke maanden hij geen huur zou hebben betaald. Ook blijkt niet dat de verhuurder een ontruimingsprocedure is gestart dan wel heeft aangekondigd een dergelijke procedure op korte termijn te zullen starten. Van andere betalingsachterstanden is niet gebleken. Dat sprake is van een schuld aan [geldlener] blijkt ook niet uit de stukken.
De stelling van verzoeker dat hij kosten moet betalen in verband met een zorgregeling, is ook niet onderbouwd.