ECLI:NL:RBMNE:2020:4112

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
C/16/508855 / KG ZA 20-454
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over intrekking van persoonsgebonden budgetten door zorgkantoor en gevolgen voor zorgaanbieder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een zorgaanbieder, aangeduid als [eiseres] B.V., en Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. De zorgaanbieder verzet zich tegen de intrekking van persoonsgebonden budgetten (pgb's) door het zorgkantoor en de voorgenomen cessie van vorderingen van budgethouders op de zorgaanbieder. De zorgaanbieder stelt dat de intrekking van de pgb's onterecht is, omdat het zorgkantoor geen definitieve bevindingen heeft gepresenteerd na een onderzoek naar vermeende fraude. De zorgaanbieder vordert onder andere dat de beëindiging van de pgb's wordt opgeschort totdat een bodemrechter zich over de rechtmatigheid van de declaraties heeft uitgesproken.

De rechtbank oordeelt dat de zorgaanbieder niet-ontvankelijk is in haar vordering om de beëindiging van de pgb's te staken, omdat de bestuursrechter hiervoor de juiste instantie is. De vorderingen die zich richten tegen de voorgenomen cessies en vaststellingsovereenkomsten worden ook afgewezen, omdat de zorgaanbieder niet heeft aangetoond dat zij hierdoor in haar belangen wordt geschaad. De rechtbank concludeert dat de zorgaanbieder in de proceskosten wordt veroordeeld, omdat zij ongelijk heeft gekregen in haar vorderingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/508855 / KG ZA 20-454
Vonnis in kort geding van 21 september 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. S.J.A. van de Kerkhof,
tegen
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. J. Ekelmans.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Zilveren Kruis Zorgkantoor genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 9b;
  • akte houdende wijziging/vermeerdering van eis, tevens overlegging producties, met producties 10 tot en met 12;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 9;
  • de mondelinge behandeling van 18 september 2020;
  • de pleitnota, voor zover voorgedragen, van [eiseres] ;
  • de spreekaantekeningen, voor zover voorgedragen, van Zilveren Kruis Zorgkantoor.
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 21 september 2020 een verkort vonnis uitgesproken. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking, die is opgemaakt op 25 september 2020.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiseres] is een zorgaanbieder. Zij verleent onder meer zorg in het kader van de uitvoering van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz). Zilveren Kruis Zorgkantoor is “Wlz-uitvoerder” in de zin van die wet. Zilveren Kruis Zorgkantoor heeft aan een groep Wlz-verzekerden persoonsgebonden budgetten (hierna ook te noemen: pgb’s) toegekend, waarmee deze budgethouders elk (mede) zorg hebben afgenomen van [eiseres] .
2.2.
Bij Zilveren Kruis Zorgkantoor zijn twijfels gerezen over de vraag of [eiseres] op de juiste wijze zorg verleent aan deze budgethouders, en of zij op de juiste wijze declareert. In februari 2020 is Zilveren Kruis Zorgkantoor een onderzoek gestart. Op 19 mei 2020 heeft zij haar voorlopig rapport van bevindingen afgerond, dat aan [eiseres] is voorgelegd. Volgens deze bevindingen heeft [eiseres] zich schuldig gemaakt aan fraude. Vervolgens heeft [eiseres] een zienswijze ingediend, die erop neerkomt dat de verwijten van Zilveren Kruis Zorgkantoor onterecht zijn.
2.3.
Op 25 augustus 2020 heeft Zilveren Kruis Zorgkantoor brieven gestuurd aan de budgethouders. Daarin staat dat de persoonsgebonden budgetten worden beëindigd per
1 oktober 2020. De reden die de brieven daarvoor vermelden is, samengevat, dat Zilveren Kruis Zorgkantoor heeft geconstateerd dat [eiseres] niet goed omspringt met de persoonsgebonden budgetten en niet de zorg levert die zij declareert. De brieven vermelden daarnaast – zo moeten zij althans worden begrepen – dat Zilveren Kruis Zorgkantoor bereid is de vordering die de relevante budgethouder op [eiseres] heeft, over te nemen op grond van een vaststellingsovereenkomst en een cessie. De brieven bevatten uitnodigingen tot het ondertekenen van een vaststellingsovereenkomst en een akte van cessie.
2.4.
[eiseres] is het niet eens met de beëindiging van de persoonsgebonden budgetten. Volgens [eiseres] heeft Zilveren Kruis Zorgkantoor het onderzoek niet goed aangepakt. Nadat [eiseres] had gereageerd op de voorlopige bevindingen, heeft Zilveren Kruis Zorgkantoor geen definitieve bevindingen aan [eiseres] gestuurd, maar wel al een beslissing genomen over de persoonsgebonden budgetten. Pas op 16 september 2020 heeft [eiseres] definitieve bevindingen gezien. Dat is onzorgvuldig, aldus [eiseres] . Met dit kort geding wil [eiseres] een “standstill” bereiken, zodat de verwijten van Zilveren Kruis Zorgkantoor eerst aan een bodemrechter kunnen worden voorgelegd voordat eventueel kan worden besloten dat de zorgverlening aan de budgethouders stopt. Daarbij geldt dat [eiseres] vreest dat zij wordt benadeeld door de vaststellingsovereenkomsten en de cessies.
2.5.
[eiseres] vordert, na eisvermeerdering:
1. Zilveren Kruis Zorgkantoor te veroordelen de voorgenomen beëindiging van de pgb's van alle budgethouders, die momenteel zorg afnemen van [eiseres] , te staken en gestaakt te houden, totdat een rechter in de door [eiseres] aanhangig te maken bodemprocedure zal hebben geoordeeld over de rechtmatigheid van aan [eiseres] betaalde declaraties, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500.000,00 per pgb dat toch wordt beëindigd per 1 oktober 2020, althans een ander, in goede justitie te bepalen bedrag;
2. De voorgenomen cessies tussen Zilveren Kruis Zorgkantoor en de budgethouders, die momenteel zorg afnemen van [eiseres] , te verbieden, totdat een rechter in de door [eiseres] aanhangig te maken bodemprocedure zal hebben geoordeeld over de rechtmatigheid van aan [eiseres] betaalde declaraties, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 100.000,00 voor elke cessie die toch wordt doorgezet, voordat een rechter in de door [eiseres] aanhangig te maken bodemprocedure zal hebben geoordeeld over de rechtmatigheid van aan [eiseres] betaalde declaraties;
3. Voor zover een of meer van die cessies tussen Zilveren Kruis Zorgkantoor en de budgethouders, die momenteel zorg afnemen van [eiseres] , reeds hebben plaatsgevonden, die cessies te vernietigen, althans de gevolgen daarvan zoveel als rechtens mogelijk is terug te draaien, totdat een rechter in de door [eiseres] aanhangig te maken bodemprocedure zal hebben geoordeeld over de rechtmatigheid van aan [eiseres] betaalde declaraties, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00, voor elke dag dat de gevorderde vernietiging en/of de gevolgen van die cessies niet zijn teruggedraaid;
4. Het aangaan van de vaststellingsovereenkomsten, waarvan een voorbeeld als productie 8 bij dagvaarding is overgelegd, tussen Zilveren Kruis Zorgkantoor en de budgethouders die momenteel zorg afnemen van [eiseres] , te verbieden totdat een rechter in de door [eiseres] aanhangig te maken bodemprocedure zal hebben geoordeeld over de rechtmatigheid van aan [eiseres] betaalde declaraties, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00 voor elke vaststellingsovereenkomst die toch wordt aangegaan, voordat een rechter in de door [eiseres] aanhangig te maken bodemprocedure zal hebben geoordeeld over de rechtmatigheid van aan [eiseres] betaalde declaraties;
5. Voor zover een of meer van die vaststellingsovereenkomsten tussen Zilveren Kruis Zorgkantoor en de budgethouders, die momenteel zorg afnemen van [eiseres] , reeds zijn aangegaan, die overeenkomsten te vernietigen, althans de gevolgen daarvan zoveel als rechtens mogelijk is terug te draaien, totdat een rechter in de door [eiseres] aanhangig te maken bodemprocedure zal hebben geoordeeld over de rechtmatigheid van aan [eiseres] betaalde declaraties, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 100.000,00, voor elke dag dat de gevorderde vernietiging en/of de gevolgen van het aangaan van die overeenkomsten niet zijn teruggedraaid;
6. Zilveren Kruis Zorgkantoor te gebieden om uiterlijk binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, een brief te sturen aan elk van de budgethouders, die zorg afnemen bij [eiseres] , met in elk geval de volgende inhoud:

Het Zorgkantoor heeft onlangs ten onrechte bij u de indruk gewekt dat uw zorgaanbieder, [handelsnaam van eiseres] , zich schuldig zou hebben gemaakt aan fraude, of anderszins onrechtmatige besteding van uw persoonsgebonden budget. Het Zorgkantoor heeft haar onderzoek nog niet afgerond, noch is in rechte vast komen te staan dat [handelsnaam van eiseres] zich schuldig maakt aan fraude. Anders dan wij u eerder hadden bericht, zal uw persoonsgebonden budget derhalve niet stopgezet worden per 1 oktober 2020. Wii begrijpen dat er door onze eerdere brief veel onrust is ontstaan. Het Zorgkantoor neemt hiervoor de volledige verantwoordelijkheid en biedt oprechte excuses aan voor de ontstane verwarring.”,
of met een in goede justitie te bepalen inhoud, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500.000,00, voor elke dag dat de gevorderde rectificatie na de genoemde datum niet zal zijn verstuurd; en
7. Zilveren Kruis Zorgkantoor te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.6.
Zilveren Kruis Zorgkantoor voert verweer.

3.De beoordeling

Inleiding; spoedeisend belang
3.1.
In de kern gaat dit kort geding over de vraag of Zilveren Kruis Zorgkantoor gevolg mag geven aan de beëindiging van de persoonsgebonden budgetten per 1 oktober 2020 (hierna: de beëindiging). Het spoedeisend belang van [eiseres] is erin gelegen dat de beëindiging, zo heeft [eiseres] onweersproken gesteld, vergaande gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering van [eiseres] , omdat zij vanaf die datum geen vergoeding uit een pgb meer kan ontvangen voor te verlenen zorg aan de budgethouders.
De vordering onder 1: het staken van de beëindiging
3.2.
Met de vordering onder 1 wil [eiseres] bereiken dat Zilveren Kruis Zorgkantoor de uitvoering van de beëindiging opschort. De vraag rijst of de voorzieningenrechter, als burgerlijke rechter, aan een inhoudelijke beoordeling van deze vordering toekomt. Zilveren Kruis Zorgkantoor is, als Wlz-uitvoerder in de zin van de Wlz, een bestuursorgaan. De beëindiging, ook wel intrekking, van een persoonsgebonden budget is een besluit – een beschikking gericht tot de budgethouder – in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Waar de Wlz-uitvoerder besluit het persoonsgebonden budget in te trekken (vanwege fraude door in dit geval [eiseres] ), moet de zorgaanbieder met betrekking tot dat besluit worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Awb. [1] De in dit kort geding gevraagde voorziening komt erop neer dat de beschikkingen van Zilveren Kruis Zorgkantoor tot intrekking van de persoonsgebonden budgetten worden geschorst. [eiseres] stelt daarmee een vordering in die zij – mits zij (tegelijk) bezwaar maakt tegen die beschikkingen – op grond van artikel 8:81 lid 1 Awb aan de bestuursrechtelijke voorzieningenrechter kan voorleggen. Over dat alles zijn partijen het terecht eens. Als een bestuursrechter bevoegd is van een geschil kennis te nemen, doet dat in het algemeen niet af aan de bevoegdheid van de burgerlijke rechter. Wel moet de eiser door de burgerlijke rechter niet-ontvankelijk worden verklaard als, kort gezegd, de bestuursrechter voldoende rechtsbescherming biedt. [2]
3.3.
[eiseres] heeft betoogd dat zij ontvankelijk is in haar vordering onder 1 omdat een bestuursrechtelijke rechtsgang in dit geval niet effectief is. In dat verband voert zij aan dat zij geen afschriften heeft ontvangen van de aan de budgethouders gerichte beschikkingen van Zilveren Kruis Zorgkantoor en niet in staat zal zijn om vóór 1 oktober 2020 langs de bestuursrechtelijke weg een schorsing van de beschikkingen te bewerkstelligen. Voor zover [eiseres] daarmee bedoelt dat dat
inmiddelsniet meer mogelijk is, is dat niet relevant. Beoordeeld moet worden welke mogelijkheden [eiseres] had toen zij bekend werd met de beschikkingen. Zilveren Kruis Zorgkantoor heeft onweersproken gesteld dat [eiseres] omstreeks 25 augustus 2020 bekend werd met het bestaan en de strekking van de beschikkingen. [eiseres] kon vanaf dat moment, ook zonder dat zij afschriften had van de beschikkingen, bezwaar maken daartegen, zo nodig zonder vermelding van de bezwaargronden. Zij kon ook (vervolgens) de bestuursrechtelijke voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening in de vorm van een schorsing van de beschikkingen verzoeken. [eiseres] heeft niet uitgelegd waarom dat geen effectieve rechtsgang zou opleveren en de voorzieningenrechter ziet ook niet in waarom dat zo zou zijn. Dat [eiseres] tijd is verloren met het instellen van dit civiele kort geding en dat het gelet daarop niet eenvoudig zal zijn vóór 1 oktober 2020 een bestuursrechtelijke voorlopige voorziening te verkrijgen, is aan [eiseres] zelf te wijten.
3.4.
Op grond van het voorgaande zal [eiseres] niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering onder 1.
De vorderingen onder 2 tot en met 5: de vaststellingsovereenkomsten en de cessies
3.5.
Met de vorderingen onder 2 tot en met 5 richt [eiseres] zich tegen de (voorgenomen) cessies en vaststellingsovereenkomsten.
3.6.
Volgens Zilveren Kruis Zorgkantoor moet [eiseres] ook ten aanzien van deze vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard omdat, kort gezegd, de bestuursrechtelijke weg moet worden gekozen. Het in de brieven aan de budgethouders opgenomen aanbod tot het verkrijgen van de vorderingen op [eiseres] en het aanbod tot het aangaan van vaststellingsovereenkomsten maken onlosmakelijk deel uit van de beschikkingen, aldus Zilveren Kruis Zorgkantoor.
3.7.
Dit verweer wordt verworpen. De bestuursrechtelijke rechtsgang staat open tegen besluiten in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb. Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een cessie is niet een publiekrechtelijke rechtshandeling, een aanbod tot het aangaan van een overeenkomst daartoe evenmin. Evenmin zijn een vaststellingsovereenkomst en een aanbod tot het aangaan daarvan publiekrechtelijke rechtshandelingen. Dat alles wordt niet anders doordat de (voorgenomen) cessies en vaststellingsovereenkomsten sterk samenhangen met een bestuursrechtelijk geschil, of doordat, zoals Zilveren Kruis Zorgkantoor stelt, zij gehouden is dergelijke cessies te doen plaatsvinden en dergelijke vaststellingsovereenkomsten te sluiten. Dat maakt deze rechtshandelingen zelf nog niet publiekrechtelijk. [eiseres] is dus ontvankelijk in haar vorderingen die zich tegen de (voorgenomen) cessies en vaststellingsovereenkomsten richten.
3.8.
Dat kan [eiseres] echter niet baten. [eiseres] heeft niet duidelijk gemaakt welk belang zij heeft bij haar vorderingen. Zij stelt dat de (voorgenomen) cessies en vaststellingsovereen-komsten ertoe leiden dat vast staat dat [eiseres] een bepaald bedrag aan Zilveren Kruis Zorgkantoor moet vergoeden en dat [eiseres] zo voor voldongen feiten wordt gesteld. [eiseres] miskent daarbij dat de cessies er niet toe leiden dat [eiseres] de verweren verliest die zij (zonder de cessie) zou hebben kunnen inbrengen tegen de budgethouders. Overgang van een vordering laat de verweermiddelen van de schuldenaar immers onverlet, zo bepaalt artikel 6:145 van het Burgerlijk Wetboek. Voor de vaststellingsovereenkomsten geldt dat dit overeenkomsten zijn tussen Zilveren Kruis Zorgkantoor en de budgethouders, die geen derdenwerking hebben. [eiseres] is niet aan de inhoud van die vaststellingsovereenkomsten gebonden. Met of zonder de cessies en vaststellingsovereenkomsten kan [eiseres] zich met dezelfde argumenten tegen de door Zilveren Kruis Zorgkantoor gestelde fraude verweren.
3.9.
De vorderingen onder 2 tot en met 5 zullen dus worden afgewezen.
De vordering onder 6: de brief
3.10.
Ook de vordering onder 6 wordt afgewezen. Gelet op wat hiervoor werd overwogen, is er geen aanleiding om Zilveren Kruis Zorgkantoor te gebieden de budgethouders een brief met de door [eiseres] gewenste inhoud te sturen. Bovendien zou een dergelijk gebod de hiervoor bedoelde bestuursrechtelijke rechtsgang, mocht deze alsnog plaatsvinden, doorkruisen. Dat is onwenselijk.
De proceskosten
3.11.
[eiseres] krijgt ongelijk en wordt in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Zilveren Kruis Zorgkantoor worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.636,00
3.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals bepaald in 4.3.
3.13.
De gevorderde nakosten worden toegewezen zoals bepaald in 4.4.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering onder 1;
4.2.
wijst de overige vorderingen af;
4.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Zilveren Kruis Zorgkantoor tot op heden begroot op € 1.636,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over dit bedrag met ingang van dit vonnis tot aan de voldoening;
4.4.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, bijgestaan door mr. R. Bloemink als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2020. [3]

Voetnoten

1.Vgl. Rb. Noord-Holland 23 februari 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:801, rov. 9.1 en 9.2.
2.HR 28 februari 1992,
3.type: RB (5128)