Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verzoeker] , te [plaats] , verzoeker
Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
de voorzieningenrechter is verhinderddeze uitspraak mede te ondertekenen
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 september 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die een bijstandsuitkering had aangevraagd op grond van de Participatiewet. Het primaire besluit van verweerder, het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom, was op 20 april 2020 genomen en had de aanvraag van verzoeker afgewezen. Verzoeker had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit was ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 14 mei 2020. Vervolgens heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het griffierecht niet tijdig is betaald. In deze zaak was het griffierecht vastgesteld op € 48,-. De griffier had verzoeker per aangetekende brief van 3 september 2020 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Verzoeker heeft echter nagelaten om het griffierecht tijdig te voldoen en heeft geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven.
Daarom heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.