Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , te [plaats] , eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder
Inleiding en procedure
Hierbij heeft verweerder onder meer het primaire besluit herroepen. Dit betekent dat de intrekking per 1 oktober 2019 en de herziening van het recht op bijstand over de maand september 2019 niet meer bestaat.
Verweerder heeft voorts besloten de bijstand van eiseres voort te zetten met verrekening van de inkomsten van eiseres. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat hij bij deze verrekening in ieder geval rekening zal houden met de transitievergoeding die eiseres van de werkgever heeft ontvangen en dat deze transitievergoeding als inkomen in de zin van artikel 32 van de Pw moet worden toegerekend aan de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2023 (de rechtbank begrijpt: 30 juni 2022).
Overwegingen
toerekeningvan de transitievergoeding
aan de periodevan 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2022 onjuist is.
brutoaan eiseres is toegekend. Hierover moet dus belasting worden afgedragen, ofwel vooraf door middel van inhouding van loonheffing op eiseres’ inkomen door de werkgever, ofwel achteraf door middel van betaling van inkomstenbelasting na het doen van de aangifte voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen door eiseres.
toerekeningvan de transitievergoeding
aan een bepaalde periodede
nettotransitievergoeding worden gedeeld door het
nettomaandsalaris dat eiseres van haar werkgever ontving. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 22 februari 2011 [1] . Hieraan doet niet af dat eiseres in november 2019 feitelijk de beschikking had over een bedrag van € 6.500,-
bruto. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de berekening van verweerder, waarbij de
brutotransitievergoeding is gedeeld door het
nettomaandsalaris, niet juist is.
nettotransitievergoeding van € 8.190 moet worden gedeeld door het
nettomaandsalaris inclusief vakantiegeld van € 458,24. Hieruit volgt dat de transitievergoeding als inkomen moet worden toegerekend aan een periode van 17 maanden, te weten van 1 maart 2020 tot en met 31 juli 2021.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dat betrekking heeft op de toerekening van de transitievergoeding aan de in het bestreden besluit vermelde periode;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden.
mr. E. Kersten, griffier, op 18 september 2020.