Op 11 september 2020 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad een wrakingsverzoek behandeld van een verzoekster tegen mr. H.B.W. Beekman, de behandelend rechter in haar strafzaken. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de verzoekster zich niet gehoord voelde en dat de rechter onvoldoende informatie had ontvangen voorafgaand aan de beslissing om de voorlopige hechtenis niet te schorsen. Verzoekster voelde zich misleid door de communicatie tussen de rechter en haar advocaat en was teleurgesteld over de uitkomst van de zitting op 29 juli 2020, waar haar verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 28 augustus 2020 heeft verzoekster haar gevoelens van onvrede en onrechtvaardigheid verder toegelicht, waarbij ze aangaf dat ze zich niet gezien voelde en dat haar woorden verkeerd werden geïnterpreteerd.
De gewraakte rechter, mr. H.B.W. Beekman, heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat hij de procedure correct heeft gevolgd en dat hij alle betrokkenen de gelegenheid heeft gegeven om hun standpunten naar voren te brengen. Hij heeft zijn beslissing gemotiveerd en betwist dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft vervolgens de procedure en de argumenten van beide partijen beoordeeld aan de hand van de wettelijke criteria voor wraking, zoals vastgelegd in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering.
De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat het wrakingsverzoek ongegrond is. De kamer heeft vastgesteld dat de beslissing van de rechter om de voorlopige hechtenis niet te schorsen op zichzelf geen grond voor wraking kan zijn. Ook de motivering van de beslissing kan niet als basis voor wraking dienen, tenzij er sprake is van objectieve aanwijzingen voor vooringenomenheid, wat in dit geval niet is aangetoond. De wrakingskamer heeft de verzoekster en de gewraakte rechter in hun standpunten gehoord en heeft besloten dat de procedure met de bijbehorende parketnummers voortgezet kan worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.