In deze zaak vorderde de eiseres, een besloten vennootschap, schadevergoeding van de gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, op basis van algemene huurvoorwaarden. De eiseres had een auto verhuurd aan de gedaagde, die deze auto had gehuurd van 30 juni tot 2 juli 2017. Tijdens deze huurperiode vond er een voorval plaats waarbij een scooterrijdster onderuit ging. De eiseres ontving op 23 mei 2019 een factuur van haar aansprakelijkheidsverzekeraar, Centraal Beheer, voor een schadevergoeding van € 7.520,98, die was betaald aan de scooterrijdster. De eiseres vorderde nu betaling van de gedaagde, omdat deze volgens haar in strijd met de algemene voorwaarden had gehandeld door geen schadeformulier in te vullen en de schade niet tijdig te melden.
De kantonrechter oordeelde dat de vordering in conventie werd afgewezen. De rechter concludeerde dat de algemene voorwaarden van toepassing waren, maar dat de eiseres niet had aangetoond dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade. De kantonrechter stelde vast dat er geen causaal verband was tussen de gedragingen van de gedaagde en de schade die de eiseres had geleden. De eiseres had niet kunnen bewijzen dat de gedaagde of de bestuurder van de gehuurde auto, de heer [A], de regels had overtreden, waardoor de aansprakelijkheid niet vaststond. De kantonrechter wees ook op het feit dat de eiseres niet had aangetoond dat de gedaagde schade had veroorzaakt, en dat de vordering om rente en buitengerechtelijke kosten ook werd afgewezen. De eiseres werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.