ECLI:NL:RBMNE:2020:3851

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
11 september 2020
Zaaknummer
8240924 UE EXPL 19-13931
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding op basis van algemene huurvoorwaarden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing aansprakelijkheid huurder

In deze zaak vorderde de eiseres, een besloten vennootschap, schadevergoeding van de gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, op basis van algemene huurvoorwaarden. De eiseres had een auto verhuurd aan de gedaagde, die deze auto had gehuurd van 30 juni tot 2 juli 2017. Tijdens deze huurperiode vond er een voorval plaats waarbij een scooterrijdster onderuit ging. De eiseres ontving op 23 mei 2019 een factuur van haar aansprakelijkheidsverzekeraar, Centraal Beheer, voor een schadevergoeding van € 7.520,98, die was betaald aan de scooterrijdster. De eiseres vorderde nu betaling van de gedaagde, omdat deze volgens haar in strijd met de algemene voorwaarden had gehandeld door geen schadeformulier in te vullen en de schade niet tijdig te melden.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering in conventie werd afgewezen. De rechter concludeerde dat de algemene voorwaarden van toepassing waren, maar dat de eiseres niet had aangetoond dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade. De kantonrechter stelde vast dat er geen causaal verband was tussen de gedragingen van de gedaagde en de schade die de eiseres had geleden. De eiseres had niet kunnen bewijzen dat de gedaagde of de bestuurder van de gehuurde auto, de heer [A], de regels had overtreden, waardoor de aansprakelijkheid niet vaststond. De kantonrechter wees ook op het feit dat de eiseres niet had aangetoond dat de gedaagde schade had veroorzaakt, en dat de vordering om rente en buitengerechtelijke kosten ook werd afgewezen. De eiseres werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8240924 UC EXPL 19-13931 AS/31467
Vonnis van 29 juli 2020
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. G.E. Hamer,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. I. El Ajjouri.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in voorwaardelijke reconventie
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in voorwaardelijke reconventie
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in voorwaardelijke reconventie
  • de conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[gedaagde] heeft van [eiseres] een auto gehuurd in de periode 30 juni 2017 tot en met 2 juli 2017. Tijdens de huurperiode op 1 juli 2017 is een voorval geweest. Een scooterrijdster is voor de gehuurde auto onderuit gegaan. Zij is kort daarna door een ambulance afgevoerd. Een voormalige werknemer van [gedaagde] , de heer [A] (hierna: [A] ), was de bestuurder van de auto. [A] is door de politie gehoord over het voorval. De scooterrijdster is later door de politie gehoord. Zij heeft bij de politie – kort gezegd – verklaard dat ze plotseling heeft geremd omdat zij dacht dat [A] door zou rijden, terwijl zij voorrang had. Er was geen sprake van een botsing.
2.2.
Vervolgens heeft [eiseres] op 23 mei 2019 van haar aansprakelijkheidsverzekeraar, Centraal Beheer, een factuur ten bedrage van € 7.520,98 gekregen omdat Centraal Beheer een schadevergoeding heeft betaald vanwege voornoemd voorval. [eiseres] heeft een eigen risico van € 15.000,00. Uit de stellingen van [eiseres] begrijpt de kantonrechter dat [eiseres] niet eerder dan de factuur van 23 mei 2019 door Centraal Beheer op de hoogte is gesteld van de schadeclaim van de scooterrijdster. [eiseres] heeft door middel van een factuur van 6 september 2019 [gedaagde] gevraagd om de schadevergoeding van € 7.520,98 aan haar te vergoeden. Ondanks diverse pogingen en aanmaningen van (de gemachtigde van) [eiseres] , heeft [gedaagde] niet betaald.
2.3.
[eiseres] vordert nu in deze procedure € 8.357.75 (inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten) en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. [eiseres] maakt aanspraak op schadevergoeding omdat [gedaagde] in strijd met de algemene voorwaarden zou hebben gehandeld. Daartoe stelt zij het volgende. [gedaagde] heeft schade gemaakt met de gehuurde auto en heeft haar daarvan niet in kennis gesteld. Ook heeft [gedaagde] geen schadeformulier ingevuld. Conform artikel 9 lid 15 jo. 10 lid 3 algemene huurvoorwaarden voor de leden van Bovag verhuurbedrijven voor de particuliere of zakelijke markt (hierna: algemene voorwaarden) moet [gedaagde] nu het volledige schadebedrag ad € 7.520,98 betalen. Aangezien [gedaagde] te laat is met betalen, moet zij ook rente en buitengerechtelijke incassokosten betalen.
2.4.
Artikelen 9 lid 15 en 10 lid 3 van de algemene voorwaarden luiden als volgt:
Artikel 9: Verplichtingen met betrekking tot het gebruik van het voortuig
(…)
15. In geval van schade aan of vermissing van het voortuig, toebehoren daarbij of onderdelen daarvan of enige gebeurtenis waaruit met grote mate van waarschijnlijkheid schade kan volgen, is huurder verplicht:
- verhuurder hiervan onmiddellijk telefonisch in kennis te stellen;
- de instructies van verhuurder op te volgen;
- de politie te waarschuwen;
- gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen en alle bescheiden die op de gebeurtenis betrekking hebben aan verhuurder of aan diens verzekeraar te verstrekken;
- binnen 48 uur een volledig ingevuld en ondertekend schadeformulier met, indien vereist, een kopie rijbewijs van de bestuurder aan verhuurder te overleggen;
- zich van erkenning van schuld in enigerlei vorm te onthouden;
- het voortuig niet achter te laten zonder het behoorlijk tegen het risico van beschadiging of vermissing beschermd te hebben;
- de verhuurder en door de verhuurder aangewezen personen alle gevraagde medewerking te verlenen ter verkrijging van schadevergoeding van derden of ten verwere van aanspraken van derden.
(…)
Artikel 10: Aansprakelijkheid van de huurder voor schade
3. Indien er een eigen risico in de huurovereenkomst is overeengekomen, is de aansprakelijkheid van huurder voor schade per schadegeval beperkt tot het bedrag van het eigen risico, tenzij:
- de schade is ontstaan tijdens of ten gevolge van handelen of nalaten in strijd met artikel 9 of anderszins daarmee verband houdt;
- (…)”
2.5.
[gedaagde] wil niet betalen omdat volgens haar sprake was van een eenzijdige ongeval waar zij, althans [A] , geen schuld aan heeft. Zij heeft het ongeval telefonisch aan [eiseres] gemeld en heeft geen schadeformulier ingevuld, omdat er geen sprake was van schade. [eiseres] heeft haar telefonisch ook verteld dat [gedaagde] geen schadeformulier hoefde in te vullen, omdat er geen schade was aan de gehuurde auto. Als juridische argumenten voert [gedaagde] (nu) aan dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn en voor zover dat wel het geval is, vindt zij dat deze vaag en onduidelijk zijn geformuleerd en dienen de bepalingen conform de Haviltex-uitleg in haar voordeel te worden uitgelegd. Ten slotte vordert [gedaagde] , voor zover haar verweren niet slagen, bij wijze van voorwaardelijke reconventie vernietiging van artikel 9 lid 15 en artikel 10 lid 3 van de algemene voorwaarden omdat die onredelijk zijn. Verder vordert zij veroordeling van [eiseres] in de reële (advocaat)kosten, vermeerderd met de wettelijke rente en voor zover de vorderingen van [eiseres] worden toegewezen (al dan niet gedeeltelijk) de gevorderde rente, buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten af te wijzen, althans te matigen.

3.De beoordeling

3.1.
De vordering in conventie zal worden afgewezen. Hierdoor komt de kantonrechter niet toe aan de behandeling van de voorwaardelijke renconventie, omdat niet is voldaan aan de vereiste voorwaarde. Hierna volgt een toelichting op de vordering in conventie.
3.2.
In deze zaak moeten twee vragen worden beantwoord:
1. Zijn de algemene voorwaarden van toepassing?
2. Zo ja, kan [eiseres] op grond van bedingen in die voorwaarden aanspraak maken op een vergoeding door [gedaagde] ?
Ad 1: Zijn de algemene voorwaarden van toepassing? Ja.
3.3.
[gedaagde] voert in de eerste plaats aan dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn nu het vereiste aanbod en de aanvaarding daarvan mist. Volgens [gedaagde] is de tekst in de huurovereenkomst “
Door ondertekening van dit huurcontract gaat u akkoord met de algemene huurvoorwaarden (…)”te vaag en onduidelijk geformuleerd om daaruit een aanbod tot toepasselijkheid van de algemene voorwaarden te destilleren, waarmee zij akkoord is gegaan.
3.4.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in haar betoog. De enkele omstandigheid dat in dit geval niet specifiek het woord “toepasselijkheid” is gebruikt, maakt de zin niet vaag en/of onduidelijk. De bedoeling is duidelijk: als de huurovereenkomst wordt ondertekend stem je in met de algemene voorwaarden die [eiseres] hanteert. [gedaagde] heeft nog gesteld en met name in de voorwaardelijke reconventie aangevoerd, dat zij niet op de hoogte was van de inhoud van de algemene voorwaarden omdat die niet aan haar ter hand zijn gesteld. Zij betwist daarbij dat die voorwaarden stonden afgedrukt op het briefpapier dat [eiseres] heeft ondertekend. Maar [gedaagde] heeft niet gesteld dat zij geen redelijke mogelijkheid heeft gehad om van de algemene voorwaarden kennis te nemen en dat de algemene voorwaarden daarom vernietigd moeten worden. De kantonrechter acht ook niet aannemelijk dat [gedaagde] geen reële mogelijkheid heeft gehad om kennis te nemen van de algemene voorwaarden. Niet ter discussie staat namelijk dat partijen regelmatig zaken met elkaar deden en steeds op de huurovereenkomsten en de facturen is verwezen naar de algemene voorwaarden die [eiseres] hanteert. Indien het voor [gedaagde] in het geheel niet duidelijk was waarmee zij akkoord ging, had zij daarover vragen kunnen stellen. Niet gebleken is dat zij dit heeft gedaan. Het voorgaande leidt er toe dat de algemene voorwaarden wél van toepassing zijn.
Ad 2: Heeft [eiseres] recht op een vergoeding omdat [gedaagde] in strijd met de algemene voorwaarden zou hebben gehandeld? Nee.
3.5.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] , althans [A] , geen schadeformulier heeft ingevuld. In het midden kan blijven of [gedaagde] het ongeval bij [eiseres] heeft gemeld (daarover zijn partijen het niet eens). De vraag is namelijk waarom het niet melden van het ongeval en het ontbreken van het schadeformulier [gedaagde] schadeplichtig maakt.
3.6.
Volgens [eiseres] komt dit doordat zij door het nalaten van [gedaagde] te laat kennis heeft genomen van het ongeval en zich – zo begrijpt de kantonrechter – niet kunnen verweren tegenover Centraal Beheer en/of de scooterrijdster. Hierdoor heeft zij vermogensschade geleden. Die schade bestaat uit het nadeel dat [gedaagde] met de gehuurde auto aan een derde (de scooterrijdster) heeft toegebracht. Daarbij verwijst [eiseres] naar artikel 1 van de algemene voorwaarden waarin het begrip schade is gedefinieerd. Schade wordt in de algemene voorwaarden als volgt gedefinieerd:
schade van de verhuurder: de vermogensschade die verhuurder direct of indirect lijdt ten gevolge van: (…) met of door het voortuig aan persoon of goed toegebracht nadeel, waarvoor de verhuurder, de kentekenhouder of de aansprakelijkheidsverzekeraar van het voertuig aansprakelijk is; (…).
3.7.
[gedaagde] voert daarentegen aan dat er geen causaal verband bestaat tussen de gedragingen van [gedaagde] en/of [A] en het nadeel waarvoor [eiseres] aansprakelijk is, in die zin dat de schade zonder de gedraging van [A] in het geheel niet zou zijn ingetreden. [A] heeft volgens [gedaagde] geen enkel aandeel gehad in het ongeval, daarom is er geen sprake van schade in de zin van de algemene voorwaarden.
3.8.
De kantonrechter overweegt als volgt. Om aanspraak te maken op vergoeding van de vermogensschade die [eiseres] lijdt, dient er volgens de algemene voorwaarden sprake te zijn van een nadeel waarvoor [eiseres] dan wel Centraal Beheer aansprakelijk is. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] staat die aansprakelijkheid echter niet vast. [gedaagde] heeft onder meer gesteld dat [A] de scooterrijdster voorrang heeft verleend door ruim voor het zebrapad (5 á 6 meter) en het fietspad te stoppen en dat het ongeval juist te maken heeft met de rijervaring van de scooterrijdster en de weersomstandigheden. [eiseres] heeft vervolgens verwezen naar de processen-verbaal van de politie waarbij [A] als verdachte en de scooterrijdster als betrokkene zijn verhoord. Dat [A] op basis van het strafdossier strafrechtelijk is veroordeeld (waarmee zijn aansprakelijkheid vast zou staan) is niet gebleken. Uit de overgelegde stukken kan niet worden afgeleid dat nader onderzoek is gedaan naar de toedracht van het eenzijdig ongeval. Zo is niet gebleken dat getuigen zijn gehoord en is niet gebleken dat de politie in kaart heeft gebracht wanneer de scooterrijdster is gaan remmen en waar zij ten val is gekomen. Dat betekent dat voor wat betreft het bewijs van het gestelde schadeveroorzakend handelen van [A] alleen de verklaring van de scooterrijdster voor handen is, die door [gedaagde] wordt betwist. Er is geen concreet bewijs aangeboden waaruit kan worden afgeleid dat over de toedracht meer bekend zou kunnen worden. Dat maakt dat er in deze procedure, niet van kan worden uitgegaan dat [A] de regels gesteld in of bij de Wegenverkeerswet heeft overtreden en daardoor schade heeft veroorzaakt. De aansprakelijkheid van [A] , en dus Centraal Beheer als aansprakelijkheidsverzekeraar van de gehuurde, staat daardoor evenmin vast. Dat Centraal Beheer toch een uitkering heeft gedaan aan de scooterrijdster maakt dat niet anders. Zoals [gedaagde] heeft gesteld, is namelijk niet uitgesloten dat Centraal Beheer uit economische overwegingen tot uitkering is overgegaan om bijvoorbeeld proceskosten over de aansprakelijkheid te vermijden. Dit betekent dat [eiseres] geen schadevergoeding toekomt omdat niet vast staat dat er sprake is van vermogensschade waarvoor zij (en/of Centraal Beheer) aansprakelijk is.
3.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [eiseres] wordt afgewezen. Nu de hoofdvordering sneuvelt, kan [eiseres] ook geen aanspraak maken op vergoeding van rente en de buitengerechtelijke incassokosten.
3.10.
Hetgeen partijen verder over en weer hebben gesteld over de uitleg van de bedingen in de algemene voorwaarden en over het ongeval blijft onbesproken omdat die niet relevant zijn.
Geen vergoeding van reële proceskosten
3.11.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. [gedaagde] heeft gevorderd om [eiseres] te veroordelen tot betaling van de daadwerkelijke (advocaat)kosten die zij heeft gemaakt. Een vordering tot vergoeding van volledige proceskosten (in afwijking van het liquidatietarief) is volgens de Hoge Raad alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eisende partij haar vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende, dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828). Volgens [gedaagde] is hiervan sprake. [gedaagde] heeft dit echter niet verder onderbouwd. Het is de kantonrechter niet gebleken dat er sprake is van een evidente ongegrondheid van de vordering. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een proces past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens.
3.12.
[gedaagde] heeft ook aangevoerd dat [eiseres] in strijd met haar substantiëringsplicht van artikel 111 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft gehandeld en daarom de daadwerkelijke kosten moet betalen. Het is juist dat [eiseres] het verweer van [gedaagde] in de dagvaarding niet volledig heeft weergegeven. Op de niet-naleving van de substantiëringsplicht staat echter geen uitdrukkelijke sanctie. Dit betekent dat de rechter uit een niet voldoen aan dit artikel de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] door het handelen van [eiseres] benadeeld is, zodat de kantonrechter geen aanleiding ziet om [eiseres] hierdoor te voordelen tot betaling van de volledige advocaatkosten.
3.13.
De kantonrechter zal dan ook de reguliere kostenveroordeling zoals bedoeld in artikelen 237 en 238 Rv toepassen. De kosten in conventie aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 600,00 (2 punten x tarief € 300,00).

4.De beslissing

In conventie

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2020.