8.3Het oordeel van de rechtbank
Adolescentenstrafrecht
Het uitgangspunt bij meerderjarigen is dat het volwassenenstrafrecht wordt toegepast. Toepassing van het jeugdstrafrecht kan alleen ingeval de verdachte ten tijde van het strafbare feit meerderjarig was, maar nog onder de 23 jaar en als omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd daartoe aanleiding geven.
Ten tijde van het plegen van het feit was verdachte negentien jaar en dus meerderjarig. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd geen aanknopingspunten om af te wijken van het uitgangspunt om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Reden voor toepassing van het jeugdstrafrecht kan blijkens het wegingskader voor adolescentenstrafrecht allereerst gelegen zijn in de handelingsvaardigheden van een verdachte. Gedacht kan worden aan een verdachte met een verstandelijke beperking, een verdachte die kinderlijk is, zijn eigen gedrag nauwelijks kan organiseren en risico’s van zijn gedrag nauwelijks kan inschatten. De rechtbank ziet geen aanleiding voor deze conclusie. De reclassering vermeldt in haar rapport van 18 maart 2020 juist dat geen sprake is van een verstandelijke beperking en dat verdachte in staat wordt geacht om zijn eigen gedrag te regelen.
Reden voor toepassing van het jeugdstrafrecht kan verder gelegen zijn in de mogelijkheden tot en noodzaak van pedagogische beïnvloeding en een gezinsgerichte aanpak. Ook hiervoor ziet de rechtbank geen aanleiding. De reclassering schrijft hierover op dat gezinsgerichte hulpverlening niet noodzakelijk is. De omstandigheid dat moeder tegen de reclassering zegt al twee jaar de grip op verdachte kwijt te zijn, ziet de rechtbank ook als een contra-indicatie voor een pedagogische insteek.
De door de reclassering genoemde omstandigheden dat verdachte wel nog thuis woont, first offender is en dat een dagbesteding nodig is, vormen mede gelet op het voorgaande onvoldoende reden het jeugdstrafrecht toe te passen.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op het restaurant [restaurant] te [woonplaats] . Verdachte en zijn twee mededaders zijn gekleed in het zwart het restaurant ingegaan, met zwarte maskers op en blauwe latex handschoenen aan. Bij de overval is gebruik gemaakt van een mes en een vuurwapen, met welke wapens de aanwezige personen ook daadwerkelijk zijn bedreigd. De dader met het vuurwapen heeft deze onder andere gericht op de eigenaresse van het restaurant en haar elfjarige dochter, alsmede een gast die probeerde het restaurant te ontvluchten. Een andere dader had een mes bij zich en heeft daarmee dreigend zwaaiende bewegingen gemaakt en geroepen dat iedereen op de grond moest liggen. Ook is er door deze persoon een glas in de richting van de ober in het restaurant gegooid. Verdachte heeft verklaard dat zijn rol inhield dat hij het geld zou pakken en dit heeft hij gedaan. Hij is over de bar gesprongen en heeft het geld weggenomen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij dit alles heeft gedaan in een restaurant waar hij als invaller werkzaam was en zelfs na de overval nog gewerkt heeft.
Door gemaskerd en bewapend een restaurant binnen te gaan en te bevelen dat iedereen op de grond moest gaan liggen, heeft verdachte met zijn mededaders een enorm bedreigende situatie gecreëerd voor de eigenaresse van het restaurant, haar elfjarige dochter, haar personeel en de gasten. Het betreft een zeer ernstig feit. Te meer gelet op het feit dat de overval zorgvuldig was voorbereid. De rollen waren verdeeld en een dag eerder zijn maskers aangeschaft. Door het dragen van donkere kleding en het gebruik van wapens, latexhandschoenen en maskers is niet alleen een extra bedreigende situatie gecreëerd maar dit getuigt er ook van dat de daders goed hebben nagedacht hoe ze hiermee weg konden komen. , Een dergelijke overval maakt een grove inbreuk op het gevoel van veiligheid en heeft doorgaans een grote impact op het leven van de slachtoffers en mensen uit de wijk. Verdachte heeft verklaard dat hij voorafgaand aan en tijdens het plegen van de overval niet goed had nagedacht. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij dit niet heeft gedaan en kennelijk vooral heeft gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 2 december 2019 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte nooit eerder is veroordeeld.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsadvies
van 18 maart 2020, uitgebracht door Reclassering Nederland. In dit rapport komt naar voren
dat verdachte tot de normgroep behoort waarvan 19 tot 33 procent binnen één tot twee jaar
recidiveert. Dit duidt op een gemiddeld recidiverisico. Dit risico zal afnemen zodra er
passende hulpverlening dan wel begeleiding wordt opgestart. Het is van belang dat verdachte
een zinvolle en structurele dagbesteding heeft en een behandeling volgt die gericht is op
delict preventie en het verkrijgen van inzicht in de keuzes die hij maakt en de gevolgen
daarvan. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden onder meer een meldplicht, een ambulante behandeling en het vinden en behouden van een dagbesteding.
De straf
Kijkend naar de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit is een gevangenisstraf de enige passende straf. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor een overval op een winkel waarbij is gedreigd of licht geweld is gebruikt uit van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Als strafverzwarende omstandigheid neemt de rechtbank mee dat er tijdens de overval gebruik is gemaakt van een vuurwapen en een mes. Voorts weegt de mate van professionaliteit van de voorbereiding en uitvoering van de overval, bestaande uit de rolverdeling, het dragen van nagenoeg dezelfde zwarte kleding met de dezelfde zwarte maskers (die een week van te voren door onder andere verdachte zijn aangeschaft) en de latex handschoenen, in strafverzwarende zin mee. Tot slot neemt de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid de zeer heftige situatie die is ontstaan tijdens de overval mee, waarbij een vuurwapen is gericht op onder andere de eigenaresse en haar elfjarige dochter.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank mee dat verdachte, ten opzichte van zijn mededaders, uiteindelijk enige vorm van verantwoordelijkheid heeft genomen door enige openheid van zaken te geven. Daarbij is hij bij de overval niet degene geweest die geweld heeft gebruikt dan wel daarmee heeft gedreigd. Daarnaast neemt de rechtbank de jonge leeftijd van verdachte in zijn voordeel mee en de door de reclassering geschetste noodzaak tot hulpverlening die ertoe leidt dat verdachte als hij vrijkomt zich gedurende twee jaar zal moeten houden aan de genoemde voorwaarden. .
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding om daarvan tien maanden voorwaardelijk op te leggen. Enerzijds als stok achter de deur voor verdachte om niet opnieuw strafbare feiten te plegen en anderzijds omdat de rechtbank het noodzakelijk acht dat verdachte zich aan de nader te noemen bijzondere voorwaarden houdt. De rechtbank acht hierbij van belang dat uit het rapport van de reclassering blijkt dat de kans op recidive bij verdachte afneemt als hij begeleid wordt. Om die reden acht de rechtbank de bijzondere voorwaarden
meldplicht,
ambulante behandelingen
een zinvolle dagbesteding, passend en geboden.