7.4.Is sprake van een aanvraag waarbij - ook - voor de toekomst wordt verzocht om terug te komen van een eerder besluit, dan moet de aanvrager feiten of omstandigheden vermelden die aanleiding (kunnen) geven tot een ander, voor de aanvrager gunstiger, besluit dan het besluit waarvan herziening wordt gevraagd. De aanvraag moet deugdelijk en toereikend worden onderbouwd en, voor zover mogelijk, worden voorzien van relevant bewijs. Een enkele herhaling van feiten en omstandigheden die bij de beoordeling van de eerdere aanvraag zijn betrokken zal doorgaans niet voldoende zijn.
8. De rechtbank stelt vast dat aanvankelijk het herzieningsverzoek enkel is beoordeeld door verweerder als een verzoek om terug te komen op een eerder genomen besluit. In de bezwaarfase heeft eiser benoemd dat zijn omstandigheden zijn veranderd en dat er geen sprake meer is van duurzaam niet beschikken over arbeidsvermogen dan wel het ontbreken van basale werknemersvaardigheden. Daarover heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 16 juli 2019 gerapporteerd. Deze arts concludeert (op pagina 10) dat er geen sprake is medische zaken die niet bekend waren of hadden kunnen zijn op de datum waarop de beslissing ziet: 26-7-2019 (de rechtbank neemt aan dat bedoeld wordt: 2016). Daarbij heeft deze arts betrokken de overgelegde informatie van de sociaal psychiatrisch verpleegkundige van [organisatie 2] van 7 november 2018. In die informatie staat dat het een intakegesprek betrof met een verzoek om diagnostiek persoonlijkheidsstoornis. Eiser heeft tijdens de hoorzitting aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgelegd dat hijzelf een onderzoek bij [organisatie 2] had aangevraagd, echter toen bleek dat hij geen vrouwelijke, maar een mannelijke onderzoeker kreeg, heeft hij dit onderzoek afgebroken. Ook zijn familie zou niet bereid zijn mee te werken aan een nader onderzoek over eisers jeugd. In het verslag van [organisatie 2] van
7 november 2018 staat vermeld dat de anamnese werd afgenomen. Daarin is de visie van eiser vermeld met een voorlopige DSM classificatie (o.a. autismespectrumstoornis) en de conclusie: geen verdere diagnostiek.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert ook dat geen sprake is van Amber, omdat er geen zaken worden aangedragen waaruit blijkt dat eiser op deze datum verdergaand beperkt was dan reeds aangegeven. Er worden ook geen gegevens aangedragen die bij een eerdere beoordeling ook al aanwezig hadden kunnen zijn waardoor de eerdere beoordeling mogelijk een onjuiste conclusie betrof. De conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van de bestreden beslissing, in het licht van de ingediende bezwaren.
9. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen, als het gaat om de beoordeling op grond van artikel 4:6 van de Awb van het verzoek om terug te komen van de eerdere beslissing van 26 juli 2016. Immers eiser heeft geen nieuwe medische informatie aangedragen.
10. Voor zover eiser heeft bedoeld dat sprake is van een nieuwe situatie, omdat hij een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt waardoor hij inmiddels wel beschikt over arbeidsvermogen, kan de rechtbank de motivering van deze verzekeringsarts niet volgen. De verwijzing naar een Amber situatie gaat hier niet op, omdat eiser geen verslechtering bepleit maar juist een verbetering van zijn arbeidsvermogen. Daar gaat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet op in. In zoverre kleeft er een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit als bedoeld in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
11. Daarnaast vindt de rechtbank dat er ook een motiveringsgebrek kleeft aan de heroverweging van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 31 juli 2019. Deze arbeidsdeskundige vermeldt in zijn rapportage dat eiser laatstelijk heeft gewerkt bij de rechtbank [plaatsnaam] als [.] , waarbij de proefplaatsing is afgewezen door het Uwv in verband met het feit dat er sprake is van ‘geen arbeidsvermogen’. In de heroveroverweging is geconcludeerd dat er ongewijzigd sprake is van ‘geen arbeidsvermogen’ op medische gronden. Verwacht had mogen worden dat deze arbeidsdeskundige beter had uitgelegd waarom de informatie, die eiser heeft overgelegd van de jobcoach van [organisatie 1] , van 7 juni 2019, niet tot een andere conclusie kon leiden. Volgens de jobcoach van [organisatie 1] had eiser een positieve indruk achtergelaten gedurende de 3 weken die hij als [.] heeft gewerkt. Zonder verdere uitleg is de conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voor eiser onbegrijpelijk.
12. De rechtbank zal het bestreden besluit van 6 augustus 2019 daarom vernietigen. De rechtbank vindt dat de gemachtigde van verweerder op de zitting alsnog een goede motivering heeft gegeven met betrekking tot beide hiervoor geconstateerde gebreken. Op de zitting is gewezen op het feit dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanwezig was bij de hoorzitting en een beoordeling heeft gegeven van de psyche van eiser nadat deze arts met eiser heeft gesproken. Uit die beoordeling komt naar voren dat eiser geen hand geeft bij binnenkomst en weggaan en dat hij niet groet. Er is beperkt oogcontact, vrij beperkte mimiek, waarbij eiser aanvankelijk stottert maar dat in de loop van het gesprek iets verbetert. Volgens deze arts herhaalt eiser veel uit het hoofd wat al in het bezwaarschrift is gesteld, met name de gestelde diagnoses zoals ten aanzien van de zwakzinnigheid. De stemming imponeert niet als overwegend depressief. Verweerder heeft ook benadrukt dat de diagnose autismespectrumstoornis al die jaren vermeld wordt en ook nu nog vermeld is in de medische stukken. Volgens verweerder is daarmee voldoende informatie verkregen om te concluderen dat er geen wijzigingen zijn in medisch opzicht, ook niet voor de toekomst. Daarom kan de conclusie worden gehandhaafd dat er duurzaam geen arbeidsvermogen is. Volgens verweerder gaat het beroep op de richtlijnen rond een jonggehandicapte in het Compendium Participatiewet hier niet op. Die paragraaf is met name bedoeld voor jongvolwassenen, die zich na hun 18e jaar nog verder kunnen ontwikkelen. Die situatie doet zich hier niet voor, omdat eiser inmiddels 40 jaar is.
Verder heeft verweerder op de zitting uitgelegd dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de bezwaarfase nog heeft geprobeerd informatie te krijgen over de gewerkte periode als [.] bij de rechtbank te [plaatsnaam] . Dat is niet gelukt. Omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij haar conclusie bleef dat er in medisch opzicht geen wijziging is, heeft de arbeidskundige bezwaar en beroep daarop zijn conclusie gebaseerd. Een nader arbeidskundig onderzoek naar een gewerkte periode van drie weken kan de conclusie, dat er in medisch opzicht niets is veranderd, niet aantasten. De rechtbank vindt dat verweerder hiermee ook een toereikende motivering heeft gegeven ten aanzien van het in 7.3 en 7.4 gegeven criterium.
13. De rechtbank zal daarom bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand blijven. Dat betekent dat de rechtbank het eens is met de conclusie van verweerder dat eiser duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. De rechtbank zal het verzoek van eiser een deskundige te benoemen afwijzen. Er is geen reden om aan te nemen dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist heeft vastgesteld dat hij geen arbeidsvermogen heeft. Daarbij betrekt de rechtbank het feit dat eiser zelf het onderzoek bij [organisatie 2] in 2018 heeft afgebroken. Dat er niet meer medische informatie beschikbaar is, is in dit geval voor risico van eiser.
14. De rechtbank heeft hiervoor onder 10. en 11. overwogen dat het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb is genomen. Omdat eiser geen griffierecht heeft betaald, hoeft verweerder geen griffierecht aan eiser terug te betalen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 525,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de door eiseres gemaakte proceskosten in de bezwaarfase.