4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor feit 1
De rechtbank heeft vastgesteld dat zich in het procesdossier een proces-verbaal van bevindingen bevindt waarin verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat zij op 21 april 2019 nabij de plaats delict werd aangesproken door een medewerker van de ambulance die vertelde dat hij [slachtoffer] had onderzocht en dat [slachtoffer] tijdens dat onderzoek had verteld dat hij was besprenkeld met benzine. [slachtoffer] is hierover op verschillende momenten – zowel door de politie, de rechter-commissaris als door de rechtbank – gehoord. De ene keer heeft hij verklaard dat hij dit inderdaad tegen de ambulancemedewerker heeft gezegd, maar andere keren heeft hij dit ontkend. Bij zijn verhoor door de rechter-commissaris op 23 januari 2020 heeft [slachtoffer] verklaard dat hij in paniek had gezegd dat er benzine over hem heen was gegooid, maar dat hij het woord ‘besprenkeld’ niet had gebruikt, omdat hij niet goed Nederlands spreekt (de rechtbank begrijpt: en daarom dit woord niet kende). Ook heeft hij toen verklaard dat hij niet weet hoe de benzine op hem terecht is gekomen, omdat hij lag te slapen. Tijdens zijn verhoor ter terechtzitting van 25 augustus 2020 heeft hij (opnieuw) verklaard dat het zou kunnen dat de benzine op hem terecht is gekomen toen hij ten val is gekomen. Verder bevat het procesdossier geen ander bewijs voor de stelling dat [slachtoffer] door verdachte met benzine zou zijn overgoten of besprenkeld. Ook kan de rechtbank niet vaststellen dat [slachtoffer] al in brand stond toen hij wakker werd. Gelet hierop is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte [slachtoffer] met benzine heeft overgoten of besprenkeld en hem toen in brand heeft gestoken dan wel in aanraking met open vuur heeft gebracht. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen voor feit 2
Verbalisant [verbalisant 2] en [verbalisant 3]hebben in een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ) onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 21 april 2019 om 09:00 uur werd door ons een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een brand, plaatsgevonden op 21 april 2019 te 05:30 uur.Wij zagen dat de gehele begane grond zwaar beroet was. Wij zagen dat de brand alleen in de woonkamer had gewoed. In de woonkamer stonden twee banken. Tegen de linkerwand stond een tweezitsbank, tegen de voorgevel een driezitsbank. Wij zagen dat beide banken zwaar door de brand waren aangetast (foto 11, 12 en 13). Het schuimrubber was grotendeels verbrand en gesmolten. Wij zagen dat het rechterdeel van de driepersoonsbank een grotere hitte belasting had dan het linkerdeel. Wij zagen dat dit deel van het houten frame meer weggebrand was. Het houten frame vertoonde aan deze kant ook sterke inbranding (foto 14). Door ons werd een lage inbranding vanaf de vloer aangetroffen met kenmerken van een vloeistofbrand. Op de vloer ter hoogte van weggebranden meubels (mogelijk salontafel) werd kleine kringvorming aangetroffen.Door ons, verbalisanten, werd ter hoogte van/onder een primaire brandhaard onder de laminaatvloer een meting met de Minirae uitgevoerd (metingen uitgevoerd met dit toestel geven een indicatie voor een mogelijke aanwezigheid van een ontbrandbare vloeistof). Wij zagen dat de meter een verhoogde waarde van 40.9 ppm aangaf. Rechts bij de voorgevel (foto 21 en 22) werd door ons een deel van een glazen drinkbeker aangetroffen met daarin een vloeistof. Wij roken aan deze vloeistof en herkenden ambtshalve beiden de lucht als zijnde benzinelucht. Door ons werd een meting gedaan aan de vloeistof. Wij zagen dat de meter een verhoogde waarde van circa 400 ppm aangaf. Deze verhoogde waarde kan duiden op de aanwezigheid van resten van een brandbare vloeistof. Dat een dergelijke vloeistof werd gebruikt is waarschijnlijk omdat het brandbeeld daar passend bij is.
Resumé
De brand heeft plaatsgevonden ter hoogte van de zwaar door brand aangetaste driezitsbank en salontafel. Door de warmte opbouw bij het plafond werden andere goederen door stralingswarmte aangetast. De andere ruimtes in de woning vertoonden enkel gevolgschade veroorzaakt door roet en hitte.
Conclusie
- Blikseminslag kan worden uitgesloten. Er was geen visuele waarneming van getuigen en bij navraag KNMI geen bliksemactiviteit aanwezig tijdens het ontstaan van de brand.
- Er werd geen technische oorzaak gevonden voor het ontstaan van de brand. Er werd gerookt in de woning.
- Door ons werd bij de voorgevel een glazen drinkbeker aangetroffen met daarin benzine.
- Onder het laminaat ter hoogte van de salontafel en in de glazen drinkbeker werd door ons een aanwezigheid van mogelijk licht ontbrandbare restanten aangetroffen.
- Gelet op de aangetroffen glazen drinkbeker met benzine en onze bevindingen tijdens het sporenonderzoek werd door ons geconcludeerd dat er bij deze brand sprake was van brandstichting.
Gevaarzetting
Zonder inzet van hulpdiensten, in het bijzonder de brandweer, had de brand zich verder kunnen ontwikkelen, waarbij grotere schade aan de woning, en de overige woningen te verwachten was geweest. Tijdens het incident waren twee bewoners aanwezig.Gezien het tijdstip ( 05:30 uur) is het aannemelijk dat er slapende mensen in de aangrenzende woningen aanwezig waren. Hierdoor was er gemeen gevaar voor personen. Uit de beschreven situatie en het aangetroffen brandbeeld bleek dat bij deze brand gemeen gevaar voor goederen was te duchten als bedoeld in artikel 157 lid 1 Wetboek van strafrecht. Uit de beschreven situatie en het aangetroffen brandbeeld bleek dat bij deze brand levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was geweest als bedoeld in artikel 157 lid 2 Wetboek van Strafrecht.
[slachtoffer]heeft ter terechtzitting van 25 augustus 2020 als getuige onder andere het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
In de nacht van 21 april 2019 kwam ik rond half 2 ’s nachts bij [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) thuis aan. Er stonden meerdere brandende waxinelichtjes op de tafel die tussen de twee- en driezitsbank in stond. Ook in de vensterbank stonden meerdere waxinelichtjes. Rond 3 uur ’s nachts ben ik in de woonkamer op de tweezitsbank in slaap gevallen. Op een gegeven moment werd ik door [verdachte] wakker gemaakt. Ze riep dat we naar buiten moesten. Ik zag dat de hele vloer in brand stond. [verdachte] liep voor mij uit naar de keuken. Ik ben achter haar aangerend. Tussen de tweezitsbank en de keuken heb ik mij omgedraaid en ben ik gevallen. Toen kwam het vuur naar mij toe en ben ik in brand geraakt. Mijn benen en mijn armen stonden in brand. Ik voelde mijn voorhoofd bloeden. De ambulancemedewerker zei dat ik moest gaan douchen omdat ik onder de benzine zat. Uiteindelijk heb ik een huidtransplantatie moeten ondergaan op mijn handen en linker been.
A.R.J. Stumpel, forensisch arts bij de GGD Gooi en Vechtstreek, heeft op 10 mei 2019 een geneeskundige verklaring met betrekking tot het letsel van [slachtoffer] opgesteld, daarin staat onder meer het volgende opgenomen:
In totaal is negen procent van het lichaam van het slachtoffer verbrand. Zo ongeveer de gehele voorzijde van het gelaat, alsmede de oren, is tweedegraads verbrand.
Beide handen zijn rondom derdegraads (en op kleinere plekken tweedegraads) verbrand. De verbranding gaat tot op de beide polsen. Er is een kans dat aan de handen geopereerd zal moeten worden. Daarbij wordt huid van bovenbeen getransplanteerd in de plekken op de handen die niet 'vanzelf' genezen.
Soort: brandwond
Past bij toedracht: de door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan goed passen bij het geconstateerde letsel.
Op de bovenkant van de binnenzijde van de beide benen bevinden zich tweedegraadsverbrandingen, rechts van ongeveer 8 bij 12 cm, links van ongeveer 6 bij 4 cm. De voorzijde van de beide knieën is tweedegraads verbrand. Op linker kuit bevindt zich een tweedegraads verbranding van ongeveer 18 bij 10 cm; op de binnenzijde van het rechter onderbeen een tweedegraads verbranding van ongeveer 25 bij 12 cm. Op de binnen- en buitenzijde van de beide enkels is een gebied van ongeveer 7 bij 4 cm tweedegraads verbrand.
Soort: brandwond
Past bij toedracht: de door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan goed passen bij het geconstateerde letsel.
Rechts op de rug, ongeveer halverwege, bevindt zich een tweedegraads verbrand plekje van ongeveer 1 cm doorsnee; links op de rug, ook ongeveer halverwege, bevindt zich een soortgelijk plekje met een doorsnee van ongeveer 0,5 cm.
Soort: brandwond
Past bij toedracht: de door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan goed passen bij het geconstateerde letsel.
In de nek bevindt zich een horizontaal verlopende, streepvormige tweedegraads verbranding van ongeveer 3 bij 0,5 cm.
Soort: brandwond
Past bij toedracht: de door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan goed passen bij het geconstateerde letsel.
Verdachteheeft ter terechtzitting van 25 augustus 2020 onder andere het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op de avond van 20 april 2019 had ik een plastic flesje met een brede groene dop met daarin benzine in huis. In de nacht van 20 op 21 april 2019 heb ik vanuit dit flesje een deel van de benzine in twee theekoppen gedaan. De theekoppen heb ik op de tafel gezet die tussen de twee- en de driezitsbank in stond. Een van de theekoppen stond ter hoogte van de driezitsbank, waar ik op lag. De andere theekop heb ik ter hoogte van de tweezitsbank neergezet. De vensterbank stond vol met waxinelichtjes en ook op de tafel, die tussen de twee banken in stond, stonden veel waxinelichtjes. De waxinelichtjes had ik aangestoken met een aansteker. Als ze uitgingen stak ik ze opnieuw aan met een aansteker. [slachtoffer] kwam die avond bij mij langs. Hij is in slaap gevallen op de tweezitsbank. Op een gegeven moment is er benzine op de vloer terecht gekomen. Even later is er brand ontstaan.
Verbalisant [verbalisant 4]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik bekeek een filmpje dat door [slachtoffer] werd aangeleverd. Dit filmpje betrof een filmpje dat door [verdachte] op Facebook werd geplaatst op 21 april 2019. [slachtoffer] verklaarde hierover dat het filmpje “Live” werd gedeeld op Facebook, op de Facebook pagina van “ [verdachte] ” (zie foto). Deze Facebook pagina is in beheer van [verdachte] , zoals aangever [slachtoffer] heeft verklaard. Op de Facebook pagina is tevens een profielfoto van [verdachte] zichtbaar.Vanaf de start van het filmpje is er gesnurk hoorbaar en is er iemand zichtbaar met een geheel of gedeeltelijk kaal hoofd. Verdachte [verdachte] is in beeld. Op de achtergrond blijft gesnurk hoorbaar.De stem van verdachte is hoorbaar en zegt: “ [slachtoffer] ”. De verdachte praat vervolgens in een buitenlandse taal: “ [slachtoffer] , de helft van de benzine is weg. De helft van de benzine is er niet.”
Verbalisant [verbalisant 4]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 1 november 2019, omstreeks 11.00 uur bekeek ik een aantal filmpjes die door de aangever [slachtoffer] werden aangeleverd: