4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak versturen WhatsApp berichten
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het causaal verband tussen het versturen van WhatsApp berichten door verdachte en het ongeval ontbreekt en spreekt verdachte voor dat deel van de tenlastelegging vrij. Het laatste bericht is immers zo’n vijf minuten voor het ongeval ontvangen. Verder is ook niet gebleken dat verdachte rondom het moment van de botsing zijn mobiele telefoon heeft vastgehouden of daarop heeft gekeken.
Bewezenverklaring
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het overige deel van het primair tenlastegelegde. Hieronder volgt eerst een uiteenzetting van de bewijsmiddelen. Daarna zal worden ingegaan op de interpretatie die de rechtbank aan de bewijsmiddelen geeft en op de verweren van de verdediging.
Bewijsmiddelen
Uit het proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse (VOA) van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt het volgende:
‘Op 14 december 2018 vond er een verkeersongeval plaats op de [straatnaam 1] ter hoogte van het kruispunt met de [straatnaam 2] te [plaatsnaam] . Verdachte reed in een personenauto van het merk Volkswagen en het slachtoffer fietste op een fiets.
Toedracht
Beide voertuigen bereden de [straatnaam 1] , komende uit de richting van de [straatnaam 3] en gaande in de richting van de [straatnaam 4] . Voertuig 2
[fiets]reed daarbij op de suggestiestrook. Op het kruispunt van de [straatnaam 1] met de [straatnaam 2] is voertuig 2 niet rechtuit blijven fietsen, maar heeft een bocht of een slinger naar links gemaakt.
Hierna botste voertuig 1
[personenauto]met de rechtervoorzijde tegen de linkerzijde van voertuig 2. Gezien de aangetroffen sporen vond deze botsing plaats op de suggestiestrook.
Oorzaak
De bestuurder van voertuig 1 heeft bij het naderen en inhalen van voertuig 2 niet voldoende naar links gestuurd om het inhalen veilig te kunnen uitvoeren.
Eigen waarneming rechtbank
De rechtbank stelt vast dat op basis van de fotogrammetrische bewerking van de aangetroffen sporen in de VOAhet merendeel van de sporen van de aanrijding zichtbaar is op de suggestiestrook.
Uit het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt het volgende:
‘Gezien de schade aan en de kleur van de bumper zijn er witte lakdelen losgeraakt. Nadat de delen zijn losgeraakt, vallen zij onder invloed van de zwaartekracht naar beneden. Waar de delen uiteindelijk terecht komen is afhankelijk van de richting en de snelheid waarin de delen na de botsing gingen en de afstand die zij tot de grond af leggen. Gelet op de hoogte van de schade zullen de delen in minder dan 0,25 seconde de grond hebben bereikt. De afstand die de delen tijdens de val in voorwaartse richting afleggen, is afhankelijk van de snelheid van de auto. Indien de snelheid zo hoog was als de bestuurder heeft verklaard, zal dit ongeveer 2 a 2,5 meter zijn geweest.Wij, verbalisanten, werken beiden meer dan 15 jaar als verkeersongevallenanalist. In deze functie hebben wij zeer vaak waargenomen dat lakdeeltjes in de kleur van betrokken voortuigen op de meest waarschijnlijke botsplaats of – gezien de rijrichting van betrokken voertuig – direct na de botsplaats werden aangetroffen.’
Verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
‘Ik was onderweg naar mijn ouders. Ik ken de weg heel goed. Ik rijd wel vijf keer per week over die weg naar mijn ouders. Ik zag de fietser en ik zag dat mijn voorganger ruim om de fietser heen reed terwijl hij haar passeerde. Het is niet gelukt om haar te ontwijken.’
Getuige [getuige] heeft het volgende verklaard:
‘Op 14 december 2018 reed ik als bestuurder in mijn auto op de [straatnaam 1] te [plaatsnaam] . Achter mij reed nog een auto, een witte Volkswagen Polo. Nog voor de eerste kruising, [straatnaam 2] , zag ik een meisje fietsen. Ik zag haar zwabberen. Ik zag haar over haar linker schouder kijken. Voor mij leek het alsof ze inhield om vervolgens links af te slaan. Ik ging om die reden ruim om haar heen en passeerde haar.’
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] blijkt het volgende:
‘Op 23 december 2018 ben ik in gesprek geweest met het slachtoffer ( [slachtoffer] ). Ik hoorde haar zeggen dat zij altijd linksaf slaat op de [straatnaam 1] op het punt van de aanrijding. Ik hoorde haar zeggen dat zij altijd een klein bochtje naar rechts maakt om goed zicht naar achteren te pakken om vervolgens over te steken.’
Uit de medische verklaring van de arts [A] blijkt het volgende:
‘Naam: [slachtoffer] .
Bovengenoemde patiënte was opgenomen van 14 december 2018 tot en met 22 december 2018 op de Verpleegafdeling [....] voor het specialisme Neurologie.
Reden van opname: Hoog energetisch trauma (HET).
- Traumatisch schedel-hersenletsel.
- Maisonneuve (
de rechtbank begrijpt: enkel) fractuur links.
- Longcontusie (
de rechtbank begrijpt: longkneuzing) rechts.Van 14 december 2018 tot en met 18 december 2018 had [voornaam van slachtoffer] volledige bedrust en was ze gedesoriënteerd in plaats en tijd. Op 18 december 2018 is ze geopereerd aan haar enkel. De mobilisatie is gestart op 19 december 2018. Hierbij was ze in eerste instantie duizelig en misselijk. Gedurende opname knapte ze op en was ze minder misselijk en duizelig bij mobiliseren. Op 20 december 2018 is gestart met de mobilisatie uit bed. Ze was hierbij nog wel laag belastbaar.’
Toedracht ongeval
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op
14 december 2018 een ongeval heeft plaatsgevonden op de [straatnaam 1] ter hoogte van het kruispunt met de [straatnaam 2] te [plaatsnaam] . De [straatnaam 1] , een voor verdachte bekende weg, betreft een smalle weg met aan beide zijden een suggestiestrook. Verdachte zag mevrouw [slachtoffer] van een afstand wiebelend/zwabberend fietsen en zag ook dat zijn voorganger met een wijde boog om haar heen reed. Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij dit deed, omdat de fietser zo wiebelend/zwabberend fietste. Toen verdachte mevrouw [slachtoffer] vervolgens ook wilde inhalen, botste hij met zijn auto tegen de fiets van mevrouw [slachtoffer] .
Uit het rapport van de VOA komt naar voren dat vrijwel alle sporen van de botsing, in de vorm van lakdeeltjes, terecht zijn gekomen op de suggestiestrook. Gezien de aangetroffen sporen vond de botsing plaats op de suggestiestrook, aldus de VOA. Gelet daarop en gelet op de bevindingen in het aanvullende proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] over de wijze waarop dergelijke sporen ontstaan, gaat de rechtbank er, net zoals het rapport van de VOA, van uit dat de botsing heeft plaatsgevonden op de suggestiestrook. Gelet op deze botsplaats, concludeert de rechtbank dat verdachte, op het moment dat hij mevrouw [slachtoffer] wilde inhalen, onvoldoende afstand heeft gehouden tot de fiets en onvoldoende naar links heeft gestuurd om het inhalen veilig te kunnen uitvoeren, waardoor hij met zijn auto tegen mevrouw [slachtoffer] is gebotst.
Aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichtigheid
De rechtbank dient vervolgens vast te stellen of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvan is sprake als het gaat om een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
In onderhavige situatie heeft verdachte onvoldoende afstand gehouden tot mevrouw [slachtoffer] en onvoldoende naar links gestuurd op het moment dat hij haar wilde inhalen, waardoor hij op de suggestiestrook tegen de fiets van mevrouw [slachtoffer] is gebotst. Juist omdat verdachte van een afstand mevrouw [slachtoffer] zwabberend/wiebelend zag fietsen en ook zag dat zijn voorganger haar met een ruime bocht passeerde, was verdachte een gewaarschuwd man. Om die reden had verdachte voldoende afstand moeten nemen tot mevrouw [slachtoffer] en was extra oplettendheid en voorzichtigheid geboden. Daar komt nog bij dat het een smalle weg betrof met aan weerszijden een suggestiestrook, dat verdachte de weg goed kende, en dat fietsers kwetsbare verkeersdeelnemers zijn. Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat de gedragingen van verdachte kunnen worden aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Het verweer van de raadsvrouw dat de gedragingen van verdachte een enkele onachtzaamheid betreffen, wordt gelet op voornoemde omstandigheden dan ook verworpen.
Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat het causaal verband tussen de gedragingen van verdachte en het ongeval ontbreekt, doordat mevrouw [slachtoffer] plotsklaps naar links afsloeg. Het handelen van mevrouw [slachtoffer] is volgens de raadsvrouw een bepalende factor geweest voor het ontstaan van het ongeval, zodat het primaire feit niet aan verdachte kan worden toegerekend. Dit verweer gaat er aan voorbij dat verdachte op de suggestiestrook reed en onvoldoende zijdelingse afstand heeft gehouden en dat het rijgedrag van verdachte aldus zeer bepalend is geweest voor het ontstaan van het ongeluk. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt, tot slot, dat mevrouw [slachtoffer] ten gevolge van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dit staat overigens ook niet ter discussie.