ECLI:NL:RBMNE:2020:3650
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van bezwaar en beroep in bestuursrechtelijke zaak met betrekking tot WOZ-waarde
In deze bestuursrechtelijke zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de ontvankelijkheid van het bezwaar en het beroep van eiser(es) aan de orde. Eiser(es) had bezwaar gemaakt tegen een uitspraak van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, die het bezwaar op 10 februari 2020 niet-ontvankelijk had verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Eiser(es) heeft hiertegen beroep ingesteld op 20 maart 2020.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. De rechtbank heeft de argumenten van verweerder, die stelde dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden vanwege een onduidelijke machtiging, niet gevolgd. Eiser(es) heeft op 29 juli 2020 een recente machtiging overgelegd, waaruit blijkt dat hij/zij zich bewust is van de vertegenwoordiging door de gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende procesbelang is, ondanks de stelling van verweerder dat er onvoldoende gegevens zijn aangeleverd om aan te tonen dat eiser(es) door een wijziging van de WOZ-waarde in een betere positie kan verkeren. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuwe uitspraak op bezwaar te doen. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser(es) en moet het griffierecht vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen op 6 augustus 2020, waarbij de uitspraak niet openbaar is uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiser(es) heeft de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij/zij het niet eens is met de uitspraak.