In deze zaak heeft de stichting Het Utrechts Monumentenfonds (UMF) een verzoek ingediend bij de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland om een deskundige te benoemen voor de vaststelling van de huurprijs van een winkel-woonhuis. Het pand, gelegen aan de [straatnaam 1] in [plaatsnaam 1], wordt door [verweerder sub 1] gehuurd. De huurovereenkomst dateert van 1 mei 1991 en betreft een winkelruimte met een bovenwoning. De UMF stelt dat de huidige huurprijs niet meer in lijn is met de markt en heeft daarom een deskundige voorgesteld. De verwerende partijen, [handelsnaam] c.s., hebben verweer gevoerd en stellen dat het huurregime voor woonruimte van toepassing is, en dat de huurovereenkomst niet splitsbaar is.
De kantonrechter heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld, waarbij de vraag centraal stond wie de contractspartij is en welk huurregime van toepassing is. De rechter concludeert dat de bovenwoning als afhankelijke woning kwalificeert, waardoor het huurregime van artikel 7:290 BW van toepassing is op de gehele huurovereenkomst. Dit betekent dat de UMF ontvankelijk is in haar verzoek tot benoeming van een deskundige. De rechter heeft de procedure aangehouden om de UMF de gelegenheid te geven zich uit te laten over het verdere verloop van de verzoekschriftprocedure, na een eerdere uitspraak waarin de huurovereenkomst is ontbonden wegens wanprestatie.