ECLI:NL:RBMNE:2020:3440

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2020
Zaaknummer
UTR 19/3692
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom voor meerdere overtredingen Bouwbesluit met betrekking tot kamergewijze verhuur

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een pand in Utrecht, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak betreft een last onder dwangsom die aan de eiser was opgelegd vanwege vermeende overtredingen van het Bouwbesluit 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de last onder dwangsom ten onrechte ook betrekking had op het ontbreken van een deurbel, aangezien deze niet verplicht is bij kamergewijze verhuur in bestaande gebouwen. De rechtbank oordeelde dat de overige geconstateerde gebreken, zoals het ontbreken van rookmelders en een trapleuning, wel degelijk overtredingen vormden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat het college een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen, waarbij het ontbreken van de deurbel niet meer als overtreding kon worden meegenomen. Tevens werd het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 787,50, en het griffierecht. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3692

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.D. Rijs),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Inleiding

1. Eiser is eigenaar van het pand aan de [adres] in [woonplaats] , dat wordt bewoond door meerdere huurders. Op 11 april 2017 heeft een controle van de bewoning van het pand plaatsgevonden. Op 12 april 2017 en op 28 april 2017 hebben inspecteurs van de gemeente gecontroleerd of het pand voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012.
2. Naar aanleiding van de controles van 12 april en 28 augustus 2017 heeft het college eiser een vooraankondiging van een last onder dwangsom gestuurd. In een besluit van 16 oktober 2017 heeft het college een last onder dwangsom opgelegd aan eiser vanwege overtreding van artikel 1b, tweede lid, van de Woningwet. De last houdt in dat eiser voor 1 januari 2018 de gebreken moet herstellen en hersteld moet houden. Als eiser daar niet aan voldoet, verbeurt hij een eenmalige dwangsom van € 10.000,-. In een beslissing op bezwaar van 16 augustus 2019 heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
3. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. De geplande zitting van 14 april 2020 is vanwege de Coronacrisis niet doorgegaan. Eiser heeft een repliek ingediend en het college een dupliek. De rechtbank heeft partijen gewezen op hun recht om alsnog op een zitting te worden gehoord. Partijen hebben van dat recht geen gebruik gemaakt. De rechtbank heeft vervolgens op 20 juli 2020 het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

4. Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college de last onder dwangsom niet in de huidige vorm aan eiser opleggen. Dit oordeel wordt in het vervolg van de uitspraak toegelicht.
Het rapport van de inspecteurs
5. Eiser voert aan dat het college met het rapport van de inspecteurs onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake was van overtredingen van het Bouwbesluit. De inspecteurs hebben niet het hele pand bekeken. Van de controles van 12 april en 28 augustus 2017 is één rapport opgemaakt, waardoor niet duidelijk is wanneer de constateringen zijn gedaan en wanneer de foto’s zijn gemaakt die bij het verweer zijn ingediend. In het rapport is niet beschreven hoe de controle is verricht en hoe de vermeende overtredingen zijn vastgesteld. Het rapport is ook niet ondertekend. Het voldoet daarmee volgens eiser niet aan de vereisten en is geen deugdelijke onderbouwing.
6. Het college stelt zich op het standpunt dat de feiten en omstandigheden op deugdelijke en controleerbare wijze door deskundige inspecteurs zijn vastgesteld. De inspecteur heeft de gebreken zelf eenvoudig kunnen waarnemen. De foto’s waren niet noodzakelijk, maar zijn ter verheldering ingediend. Ondertekening van het rapport is niet noodzakelijk, maar voor de volledigheid heeft het college alsnog een ondertekende versie ingediend.
7. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het rapport welke overtredingen door de inspecteurs op basis van hun eigen waarnemingen zijn geconstateerd. Die waarnemingen worden bovendien ondersteund door de foto’s. Ondertekening van het rapport is niet noodzakelijk, omdat uit het rapport blijkt door wie het is opgemaakt. [1] Het college mocht de besluiten daarom baseren op het rapport van de inspecteurs.
Oplegging last onder dwangsom zonder hercontrole
8. Eiser voert aan dat er voor het opleggen van de last onder dwangsom een hercontrole had moeten plaatsvinden. Hij heeft naar aanleiding van de vooraankondiging een zienswijze ingediend, waarin hij heeft aangegeven voornemens te zijn om de genoemde gebreken, als die daadwerkelijk aanwezig zijn, zo snel mogelijk te laten verhelpen. Gelet hierop was een hercontrole aangewezen, om vast te stellen of er nog sprake was van een overtreding. Volgens eiser waren de gebreken toen al hersteld, enkel het koppelen van de rookmelders is later gebeurd.
9. Het college stelt zich op het standpunt dat een hercontrole niet noodzakelijk was. De toezegging van eiser in de zienswijze was daarvoor te vrijblijvend en bood geen garantie dat de gebreken naar behoren zouden worden hersteld. Het college wijst erop dat eiser in de zienswijze ook nog heeft aangegeven dat volgens hem geen sprake was van overtreding van het Bouwbesluit. Er was geen aanleiding om te veronderstellen dat één of meerdere gebreken al hersteld waren en gecontroleerd moesten worden. Als eiser de gebreken voor het opleggen van de last onder dwangsom al hersteld had, dan had het op de weg van eiser gelegen om daar bewijs van aan te leveren.
10. De rechtbank is van oordeel dat eiser het aan college had moeten melden als volgens hem de overtredingen voor de oplegging van de last onder dwangsom al ongedaan gemaakt waren. De opmerking in de zienswijze dat eiser van plan is om de gebreken (als daar sprake van is) te laten verhelpen, is onvoldoende om aannemelijk te maken dat de gebreken daadwerkelijk vóór het opleggen van de last onder dwangsom hersteld zouden zijn. Het college hoefde daarom, ook gezien het korte tijdsverloop, niet voorafgaand aan de oplegging van de last onder dwangsom opnieuw een controle uit te voeren.
De gebreken
11. Eiser voert aan dat er geen sprake was van overtreding van het Bouwbesluit.
Rookmelders
12. In het rapport is geconstateerd dat een of meer verblijfsruimten geen rookmelders conform NEN 2555 hebben.
13. Eiser voert aan dat in het rapport een foto van één ontbrekende rookmelder is opgenomen. Volgens eiser zijn rookmelders bovendien niet verplicht, omdat er geen sprake is van kamergewijze bewoning, maar van twee functionele eenheden met eigen voorzieningen, met maximaal vier bewoners per eenheid. Er is bovendien niet voorafgaand aan het opleggen van de last onder dwangsom een controle van de bewoning uitgevoerd. De laatste controle was op 11 april 2017. Er is bovendien niet onderbouwd dat de afzonderlijke ruimtes geen subbrandcompartimenten zijn. Er is sprake van bestaande bouw, dus het koppelen van de rookmelders is volgens eiser niet verplicht.
14. Het college stelt zich op het standpunt dat uit de controle van 11 april 2017 blijkt dat er wel sprake is van kamergewijze verhuur zoals gedefinieerd in het Bouwbesluit. De feitelijke situatie is daarbij bepalend. Er zijn in totaal acht wooneenheden. Bij de controle op 28 augustus 2017 was de situatie niet gewijzigd. Toen is op de begane grond een niet gekoppelde rookmelder aangetroffen, in de hal op de eerste verdieping alleen was een hittemelder, en in een kamer op de tweede verdieping ontbrak een rookmelder. De andere kamers waren afgesloten. De kamerdeuren voldoen niet aan de vereiste brandwerendheid voor een subbrandcompartiment. Toen met de kamergewijze verhuur is begonnen, is de verplichting om de rookmelders te koppelen ontstaan.
15. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een woonfunctie voor kamergewijze verhuur, zoals gedefinieerd in artikel 1.1, derde lid, van het Bouwbesluit: niet-gemeenschappelijk deel van een woonfunctie waarin zich vijf of meer wooneenheden bevinden. Dat moet beoordeeld worden aan de hand van de feitelijke situatie. [2] Die feitelijke situatie blijkt uit het rapport van de controle van 11 april 2017. Daarmee is voldoende onderbouwd dat (gekoppelde) rookmelders in de verschillende ruimten vereist waren. De inspecteurs hebben geconstateerd dat die niet in alle ruimten aanwezig waren.
Trapleuning
16. In het rapport is geconstateerd dat een leuning ontbreekt bij de trap naar de zolder. Dit zou in strijd zijn met artikel 13 van de Woningwet.
17. Eiser voert aan dat er geen voorschrift op grond van artikel 13 van de Woningwet is gegeven. Bovendien blijkt ook niet dat sprake zou zijn van een overtreding van artikel 2.38 van het Bouwbesluit. Het rapport geeft geen inzicht in wat er precies feitelijk is waargenomen.
18. Het college voert aan dat tijdens de controles de trapleuning ontbrak. Ten onrechte is artikel 13 van de Woningwet als grondslag vermeld, dat had artikel 2.38 en 2.41 van het Bouwbesluit moeten zijn.
19. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het rapport en de foto afdoende dat er geen trapleuning was. Op grond van artikel 2.38 van het Bouwbesluit was die wel verplicht. In de besluiten heeft het college de verkeerde bepaling genoemd, maar het was voldoende duidelijk wat de overtreding was.
Vloerafscheiding
20. In het rapport is geconstateerd dat er in strijd met artikel 2.22 van het Bouwbesluit geen vloerafscheiding aanwezig is bij het luik boven de trap op de zolder.
21. Eiser voert aan dat uit het controlerapport niet blijkt dat sprake is van een situatie waarbij een hekje aanwezig zou moeten zijn. Dat het hoogteverschil meer dan 1,5 meter bedraagt is niet gecontroleerd en blijkt ook niet uit de foto.
22. Het college stelt zich op het standpunt dat op de foto waarneembaar is dat een hekje ontbreekt, en dat de inspecteur visueel heeft waargenomen dat sprake is van een hoogteverschil van meer dan 1,5 meter.
23. Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college afgaan op de waarneming van de inspecteur, die heeft geconstateerd dat sprake was van een zodanige situatie dat een hekje verplicht was.
Ventilatie badkamer
24. In het rapport is geconstateerd dat de ventilatie van de badkamer op de tweede verdieping in strijd met artikel 3.38 van het Bouwbesluit defect is.
25. Eiser voert aan dat niet met metingen is vastgesteld of objectief is onderbouwd dat niet is voldaan aan de eisen voor luchtverversing. Ook als een voorziening niet goed zou werken, wil dat niet zeggen dat er onvoldoende ventilatie zou zijn. Het Bouwbesluit staat ook natuurlijk ventilatie toe. Er is een deur en een ventilatiekanaal. Daarmee wordt voldaan aan het Bouwbesluit.
26. Het college stelt zich op het standpunt dat nader onderzoek niet nodig was, omdat de ventilatievoorziening in het geheel niet functioneerde. De mechanische ventilatie was aangesloten op het ventilatiekanaal, waardoor dat werd geblokkeerd. Een deur dient niet voor afvoer, maar voor aanvoer van schone lucht. Afvoer van lucht via een verblijfsruimte is op grond van het Bouwbesluit niet toegestaan.
27. Naar het oordeel van de rechtbank is met de vaststelling dat de mechanische ventilatie (die de natuurlijke afvoer blokkeerde) defect was, voldoende duidelijk dat niet werd voldaan aan de vereisten van artikel 3.38 van het Bouwbesluit.
Deurbel
28. In het rapport is geconstateerd dat de schelinstallatie defect of afwezig is, en dat de deuropenerinstallatie defect is. Dat is in strijd met artikel 6.50 van het Bouwbesluit.
29. Eiser voert aan dat een deuropenerinstallatie niet verplicht is. Ook als die defect was is er daarom geen sprake van een overtreding. Volgens eiser is een deurbel ook niet verplicht als er sprake zou zijn van kamergewijze bewoning, want een deurbel is op grond van artikel 6.51, vierde lid, van het Bouwbesluit alleen voorgeschreven voor een gemeenschappelijke toegang of verkeersruimte in een woongebouw. Bij kamerbewoning is er volgens eiser geen gemeenschappelijke, maar een gezamenlijke toegang (artikel 1.4 van het Bouwbesluit).
30. Het college stelt zich op het standpunt dat een werkende deurbel op grond van artikel 6.50 en 6.51, vierde lid, van het Bouwbesluit is voorgeschreven. Onder woonfunctie valt ook kamergewijze verhuur. De deurbel maakte deel uit van de deuropenerinstallatie, die dus hersteld moest worden. Naderhand is met de beheerder besproken dat het herstel van de deuropenerinstallatie zag op het weer werkend maken van de deurbel. Het college heeft geen aanleiding gezien om de gebrekenlijst hierop aan te passen.
31. Naar het oordeel van de rechtbank is bij bestaande gebouwen een deurbel in het geval van kamergewijze bewoning niet verplicht. Artikel 6:51 van het Bouwbesluit ziet op een gemeenschappelijke toegang. Uit artikel 1.4 van het Bouwbesluit volgt echter dat hier sprake is van een gezamenlijke toegang. Deze beroepsgrond slaagt dus.
Brandslanghaspel en blustoestel
32. In het rapport is geconstateerd dat de brandslanghaspel in het trappenhuis in strijd met artikel 1.16, eerste lid, van het Bouwbesluit niet periodiek gecontroleerd en onderhouden wordt, en dat het draagbare blustoestel in het trappenhuis in strijd met artikel 6.31, vierde lid, van het Bouwbesluit niet aantoonbaar ten minste eens per twee jaar op adequate wijze onderhouden en gecontroleerd is.
33. Eiser voert aan dat de brandslanghaspel en het blustoestel onverplicht aanwezig zijn, en dat er daarom geen onderhoudsverplichting is op grond van artikel 1.16 en 6.31 van het Bouwbesluit. De haspel en het blustoestel worden wel onderhouden en gecontroleerd, alleen niet door een externe partij. Er zijn ook geen gebreken aan de haspel en het blustoestel geconstateerd. Er is niet onderbouwd waarom sprake zou zijn van gevaar voor gezondheid of veiligheid, zelfs als de haspel of het blustoestel niet zou functioneren. Bij een langere onderhoudstermijn is er ook niet direct gevaarzetting.
34. Verweerder stelt zich op het standpunt dat ook een brandslanghaspel die onverplicht is aangebracht overeenkomstig artikel 1.16 van het Bouwbesluit jaarlijks gecontroleerd en onderhouden moeten worden. Het gebrek aan onderhoud is op 17 juli 2017 ook door de brandweer geconstateerd. Als een toestel aanwezig is, moet het op grond van artikel 1a, tweede lid, van de Woningwet worden onderhouden in verband met het voorkomen van schijnveiligheid. Bewoners moeten erop kunnen vertrouwen dat de aanwezige blusmiddelen goed functioneren, anders kan dit leiden tot het niet tijdig blussen van een brand. Goed onderhoud moet door aantoonbaar deskundig persoon worden gedaan en moet aangetoond kunnen worden. Op grond van artikel 6.31 van het Bouwbesluit zijn blustoestellen verplicht en moeten die één keer per twee jaar onderhouden worden.
35. Naar het oordeel van de rechtbank moeten ook niet verplichte brandblusmiddelen goed functioneren. Daarom moeten ze ook deugdelijk onderhouden worden, en dat moet verweerder kunnen controleren. Daar voldoet eiser niet aan.
Conclusie
36. Ten aanzien van alle geconstateerde gebreken, uitgezonderd het ontbreken van een deurbel, was sprake van een overtreding. Verweerder mocht voor die overtredingen een last onder dwangsom opleggen. De last ziet echter ten onrechte ook op het ongedaan maken van het ontbreken van een deurbel. Verder ziet de aan de last verbonden dwangsom van € 10.000 ineens mede op het ontbreken van een deurbel. Nu op dit punt geen sprake is van een overtreding die ongedaan moet worden gemaakt, is de vaststelling van de hoogte van de dwangsom gebaseerd op een onjuist feitencomplex. Daarom is het beroep gegrond en moet het bestreden besluit worden vernietigd. Voor zover verweerder in de nog te nemen nieuwe beslissing op bezwaar de last onder dwangsom wil handhaven, kan daarvan in elk geval het ontbreken van een deurbel geen deel meer uitmaken. Ook zal verweerder bij de heroverweging van de hoogte van de dwangsom moeten betrekken dat de last niet gaat over het ontbreken van de deurbel.
37. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 787,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0.5 punt voor repliek, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Ook dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder tot het vergoeden van de proceskosten van eiser in beroep tot een bedrag van € 787,50;
  • draagt verweerder op het griffierecht aan eiser te vergoeden tot een bedrag van
€ 174,-.
Deze uitspraak is op 19 augustus 2020 gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is niet in de gelegenheid
om deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrecht van de Raad van State 4 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3016.
2.Afdeling bestuursrecht van de Raad van State 21 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2513.