Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
2.[gedaagde sub 2] ,
3.[gedaagde sub 3] ,
4.[gedaagde sub 4] ,
1.De procedure
2.Waar gaat deze zaak over?
3.De beoordeling
bijlagebij dit vonnis worden bepalingen aangehaald die in deze zaak van belang zijn. Partijen kunnen naast de basispolis een dekking voor andere zorg of een hogere dekking overeenkomen (een aanvullende polis). Dat is dan weliswaar geen zorgverzekering in de zin van de Zorgverzekeringswet, maar het is nog steeds een tussen partijen geldende verzekeringsovereenkomst. [1] Ook kan de zorgverzekeraar in specifieke gevallen uit coulance bepaalde zorg vergoeden, ook al is er voor die zorg geen dekking overeengekomen. Verder geldt dat de zorgverzekering de vorm van een naturaverzekering of een restitutieverzekering kan aannemen, of een combinatie van beide. Een naturaverzekering verplicht de zorgverzekeraar tot het organiseren (doen leveren) van de zorg. Dan geldt de zorgaanbieder als opdrachtnemer van de zorgverzekeraar. Een restitutieverzekering verplicht de zorgverzekeraar tot vergoeding van de zorgkosten. [2] Zo’n vergoeding van de zorgkosten is een betaling aan de verzekerde, ook als de zorgaanbieder die betaling feitelijk namens de verzekerde ontvangt. De vraag of bepaalde zorg moet worden vergoed (of terecht is vergoed) moet dus worden beantwoord aan de hand van de inhoud van de specifieke rechtsverhouding tussen de (zorg)verzekeraar en de verzekerde.
Degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, is gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen.” ONVZ gaat ervan uit dat [gedaagde sub 1] de “ontvanger” is van de vergoedingen. Dat heeft zij echter niet voldoende onderbouwd. ONVZ maakt in haar summiere dagvaarding en in haar conclusie van repliek niet duidelijk welke rechtsverhouding bestaat tussen ONVZ en [gedaagde sub 1] . Dat er tussen ONVZ en [gedaagde sub 1] een overeenkomst bestaat, stelt zij niet. Ook maakt zij niet duidelijk of hier een naturaverzekering dan wel een restitutieverzekering aan de orde is. [gedaagde sub 1] gaat uit van het laatste en de kantonrechter zal daar ook van uit gaan. In het geval van een restitutieverzekering geldt dat [gedaagde sub 1] als onmiddellijk vertegenwoordiger de betalingen heeft ontvangen namens [A] , zoals [gedaagde sub 1] in nr. 24 van haar conclusie van antwoord op het oog heeft. Het gaat dan dus om betalingen aan [A] , waarvan zij de “ontvanger” is. [gedaagde sub 1] valt er dan, zoals zij terecht aanvoert, als vertegenwoordiger tussenuit en is niet “ontvanger” van die betalingen. [3] Die betalingen kunnen dan dus niet bij [gedaagde sub 1] worden teruggevorderd op grond van onverschuldigde betaling. Een en ander kan anders liggen in het geval van een naturaverzekering, maar daarover heeft ONVZ niets gesteld. Het betoog van ONVZ dat zij een vordering heeft uit hoofde van onverschuldigde betaling is dus onvoldoende onderbouwd. ONVZ benadrukt in haar stukken weliswaar veelvuldig dat op haar een verplichting rust om geen zorg te vergoeden die niet voldoet aan de eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid en om controles uit te voeren naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van zorgdeclaraties, maar uit deze (publiekrechtelijke) verplichting vloeit nog geen terugbetalingsverplichting voor [gedaagde sub 1] voort. Een andere grondslag voor een terugvordering, zoals een overeenkomst, heeft ONVZ niet gesteld.
bijlagebij dit vonnis) dekking moest verlenen voor aanvullende behandelingen voor de diagnose ‘
frozen shoulder (capsulitis adhaesiva)’ gedurende twaalf maanden. Kennelijk, zo leidt de kantonrechter af uit de stellingen van partijen, was dat ook daadwerkelijk de overeengekomen dekking. Deze zorg is door [gedaagde sub 1] gedeclareerd onder de behandelcode 4021 en de CSI-code 001. De behandelcode 4021 duidt aan dat de diagnose ‘
frozen shoulder (capsulitis adhaesiva)’ is. CSI-code 001 duidt aan dat het een behandeling is als bedoeld in artikel 2.6 lid 2 in samenhang met bijlage 1 van het Besluit zorgverzekering. Deze zorg is door [gedaagde sub 1] namens [A] gedeclareerd.
Wij (ONVZ en ik) hebben in overleg in 2011 besloten om de code 4021 te gebruiken. Eerlijkheid gebied[sic]
te zeggen dat mevr. [A] haar levensverwachting overtreft. Dit gezien de ernst van haar lichamelijke gesteldheid. En ik ook niet meer heb gedacht om de code aan te passen.” Hieruit valt niet af te leiden dat [gedaagde sub 1] is teruggekomen op haar standpunt dat ONVZ heeft ingestemd met verdere behandelingen. Integendeel, dat wordt in deze passage vooropgesteld. Dat strookt met wat namens [gedaagde sub 1] in de brief van 14 februari 2017 wordt geschreven (productie 8 van ONVZ). Bovendien houdt [gedaagde sub 1] in deze e-mail en brief vast aan haar standpunt dat de verleende zorg en de vergoeding daarvan rechtmatig waren.
frozen shoulder (capsulitis adhaesiva)’ met een behandelduur van twaalf maanden (zie de bijlage bij dit vonnis). [gedaagde sub 1] heeft dus niet verborgen gehouden dat het hier om een behandeling ging die eigenlijk maar 12 maanden mocht duren. Niet alleen wijst daarom niets erop dat [gedaagde sub 1] de bedoeling heeft gehad om ONVZ te misleiden, ook geldt dat ONVZ als zorgverzekeraar bij uitstek in staat zou moeten zijn om dit gebruik van de codes door de jaren heen op te merken. Daar zijn die codes immers voor bedoeld. Tenzij anders is overeengekomen, is het onaanvaardbaar dat een zorgaanbieder gedurende enkele jaren met een veronderstelde instemming van de zorgverzekeraar behandelingen declareert en krijgt vergoed, een latente blootstelling aan terugvorderingen moet dragen, terwijl door een zorgverzekeraar op doelmatige wijze controlemomenten kunnen worden georganiseerd. Die last kan een zorgverzekeraar in beginsel niet afwentelen op zorgaanbieders. Dat ONVZ jarenlang zorg vergoedt, kennelijk zonder dat er bij ONVZ een ‘lichtje gaat knipperen’, is in dit verband dan ook een omstandigheid die in dit geval voor rekening van ONVZ moet blijven. Van een overeenkomst tussen ONVZ en [gedaagde sub 1] waaruit anders voortvloeit, is niet gebleken. Tegen de achtergrond van deze feiten en omstandigheden doet [gedaagde sub 1] overigens ook terecht een beroep op rechtsverwerking.
4.De beslissing
Het krachtens de zorgverzekering te verzekeren risico is de behoefte aan:(…)
geneeskundige zorg(…).”
Geneeskundige zorg omvat(…)
paramedische zorg als bedoeld in artikel 2.6(…)
:”
1. Paramedische zorg omvat fysiotherapie,(…)
.
1. De aandoeningen, bedoeld in artikel 2.6, tweede lid, betreffen: